ECLI:NL:GHDHA:2014:1337

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
16 april 2014
Zaaknummer
200.132.854
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • H. Husson
  • A. van Kempen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van pensioenrechten conform het Boon/Van Loon arrest en rechtsverwerking

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om de verdeling van ouderdomspensioenrechten tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de man was veroordeeld tot betaling van een maandelijks bedrag aan de vrouw, maar waarbij de rechtbank ook het beroep van de man op rechtsverwerking had gehonoreerd. De echtscheiding tussen partijen werd op 27 juni 1988 uitgesproken, en het huwelijk werd ontbonden op 2 augustus 1988. De vrouw had in 2011 aanspraak gemaakt op de verdeling van de pensioenrechten, die door de man waren opgebouwd. De rechtbank had in haar vonnis geoordeeld dat de man niet-ontvankelijk was in zijn vordering tot betaling door de vrouw, en had de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.

Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de vrouw pas in 2011 aanspraak maakte op de pensioenrechten, terwijl de man al sinds 2005 pensioen ontving. De vrouw voerde aan dat het beroep van de man op rechtsverwerking niet terecht was, omdat enkel tijdsverloop geen grond is voor rechtsverwerking. Het hof overwoog dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn die het gerechtvaardigd vertrouwen van de man wekken dat de vrouw haar aanspraak niet meer zou maken. Het hof oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had beslist en dat de man onredelijk benadeeld zou worden als de vrouw haar aanspraak over de eerdere periode alsnog geldend zou maken.

Uiteindelijk heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit arrest is gewezen op 15 april 2014 door de rechters M. Mink, H. Husson en A. van Kempen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht
Zaaknummer : 200.132.854/01
Rol-/zaaknummer rechtbank : C/10/375483/ HA ZA 11-790

arrest van de familiekamer d.d. 15 april 2014

inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. I. Fontijne te Vlaardingen,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. P.A.M. van Leeuwen te Schiedam.

Het geding

De vrouw is bij exploot van dagvaarding van 30 augustus 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 12 juni 2013, gewezen tussen de vrouw als eiseres in conventie, tevens gedaagde in reconventie en de man als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie, hierna: het bestreden vonnis.
De vrouw heeft een memorie van grieven ingediend, waarin zij twee grieven heeft aangevoerd en waarbij zij twee producties heeft overgelegd.
De man heeft een memorie van antwoord ingediend.
Vervolgens hebben partijen hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Tegen de door de rechtbank onder 2 in het bestreden vonnis vastgestelde feiten is geen grief gericht, zodat het hof van deze feiten zal uitgaan. Het hof stelt echter, anders dan de rechtbank, vast dat de echtscheiding tussen partijen op 27 juni 1988 is uitgesproken.
2.
Het gaat in deze zaak om verdeling van ouderdomspensioenrechten conform het zogenaamde ‘Boon/Van Loonarrest’ van de Hoge Raad van 27 november 1981. Het huwelijk van partijen is ontbonden op 2 augustus 1988, zodat de rechtsverhouding van partijen ten aanzien van de ouderdomspensioenrechten wordt beheerst door de in dat arrest neergelegde regels. Aan de orde is de vraag of deze pensioenrechten, door de man opgebouwd, alsnog moeten worden verdeeld. Partijen hebben een overeenkomst gesloten over de verdeling van de ouderdomspensioenrechten voor de periode ingaande februari 2011, inhoudende dat de man met ingang van februari 2011 maandelijks een bedrag van € 149,18 aan de vrouw zal voldoen. De periode vanaf het moment dat de man 65 jaar is geworden, 25 november 2005, tot februari 2011, houdt partijen nog verdeeld.
3.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank in conventie de man veroordeeld om met ingang van 1 januari 2013 maandelijks een bedrag van € 149,18 aan de vrouw te betalen, onder verrekening van een bedrag van € 2.270,94 dat de vrouw aan de man is verschuldigd. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot betaling door de vrouw aan de man van een bedrag van € 76,88 en is het meer of anders gevorderde afgewezen. In conventie en in reconventie zijn de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.
4.
De vrouw vordert dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat het hof de man zal veroordelen tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 7.425,73, zijnde het aan haar toekomende deel van het aan de man uitgekeerde pensioen over de periode 25 november 2005 tot en met januari 2011, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2011 tot aan de dag waarop de vordering volledig is voldaan met veroordeling van de man in de kosten van beide instanties.
5.
De man concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
6.
De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. De vrouw voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep door de man op rechtsverwerking slaagt en dat ten onrechte is overwogen dat de man door het ‘stil zitten’ van de vrouw onredelijk wordt benadeeld indien hij alsnog een deel van de reeds uitgekeerde pensioentermijnen zou moeten verrekenen.
Ter toelichting stelt zij dat enkel tijdsverloop geen toereikende grond is voor het aannemen van rechtsverwerking. De vrouw ging pas beseffen dat zij nog aanspraak kon maken op de verdeling van ouderdomspensioenaanspraken toen zij zelf een formulier moest invullen over het door haar te ontvangen ouderdomspensioen. Dit maakt niet dat zij te lang heeft stilgezeten. Destijds is geen convenant opgesteld. De akte van scheiding en deling had alleen betrekking op de voormalige echtelijke woning. De man zal hebben vermoed dat de vrouw met een verzoek tot verrekening van het pensioen zou komen. Dat zij dat niet eerder heeft gedaan dan in februari 2011 maakt nog niet dat zijdens de man een gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de vrouw geen aanspraak meer zou maken op een deel van zijn pensioen. De man wordt niet onredelijk benadeeld door het stil zitten van de vrouw omdat de man nog beschikt over een vermogen, waaruit hij de vordering van de vrouw ruimschoots kan voldoen.
7.
De man stelt dat de vrouw in de echtscheidingsprocedure werd bijgestaan door een
op het terrein van het personen- en familierecht ervaren advocaat, die zal hebben geweten van het ‘Boon/Van Loonarrest’. Pas met de inleidende dagvaarding van 11 maart 2011 maakte de vrouw kenbaar aanspraak te maken op het door de man opgebouwde ouderdomspensioen. De man heeft zijn pensioen vanaf 25 november 2005 ontvangen zonder rekening te houden met een aanspraak van de vrouw, want die heeft zij te rekenen vanaf augustus 1988 nimmer aan de man meegedeeld tot maart 2011, derhalve gedurende 23 jaren. Mede gelet op het feit dat de man thans wel het deel van zijn ouderdomspensioen aan de vrouw voldoet, kan van hem niet worden verlangd dit ook over de daaraan voorafgaande periode te doen. De man heeft nog maar een gering vermogen. Overig vermogen is verteerd. Het grootste deel van het resterende vermogen is van zijn partner.
8.
Het hof overweegt als volgt. Rechtsverwerking is een toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Daarbij geldt dat alleen een tijdsverloop onvoldoende grond is voor het aannemen van rechtsverwerking. Er moeten bijzondere omstandigheden zijn als gevolg waarvan bij de man het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de vrouw haar aanspraak niet (meer) geldend zou maken, of als gevolg waarvan de positie van de man onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard als de vrouw haar aanspraak alsnog geldend zou maken.
9.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist zoals zij heeft gedaan ten aanzien van het beroep van de man op rechtsverwerking. Pas toen de man al meer dan vijf jaren een ouderdomspensioen genoot, heeft de vrouw hem benaderd over een verdeling van de pensioenrechten. Dat de vrouw (kennelijk) voorheen niet de op hoogte was van haar rechten op verdeling van het ouderdomspensioen is een omstandigheid die voor haar rekening komt, temeer nu de vrouw - zo blijkt uit de stukken - in de echtscheidingsprocedure werd bijgestaan door een advocaat. De man heeft niet kunnen reserveren voor de termijnen vanaf november 2005 en heeft het door hem ontvangen pensioen geconsumeerd. De omstandigheid dat de man mogelijk over spaargeld zou beschikken maakt niet dat de man daarom wel alsnog tot een verdeling van het pensioen over de periode vanaf november 2005 zou moeten overgaan. Het hof is van oordeel dat de positie van de man onredelijk zou worden verzwaard als de vrouw haar aanspraak over die eerdere periode alsnog geldend zou kunnen maken. Hierbij is in aanmerking genomen dat de man vanaf 1 februari 2011 wel een bedrag ter zake van de door hem opgebouwde ouderdomspensioenrechten aan de vrouw voldoet, zodat hij in aanmerkelijke mate tegemoet is gekomen aan de wens van de vrouw, de ouderdomspensioenrechten te verdelen.
10.
Dit leidt er toe dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Het hof zal, mede omdat door de man niet een proceskostenveroordeling is gevorderd, de proceskosten tussen partijen compenseren.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat ieder partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Mink, Husson en Van Kempen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2014 in aanwezigheid van de griffier.