ECLI:NL:GHDHA:2014:1383

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2014
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
200048481-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen in conventie en reconventie op grond van samenwerking over ontwikkeling en exploitatie uitvinding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een geschil tussen Cuckoo Company N.V. en Inno Nautic B.V. over de ontwikkeling en exploitatie van een octrooi voor een innovatieve tank. Cuckoo Company, gevestigd te Delft, heeft in hoger beroep een vordering ingesteld tegen Inno Nautic, gevestigd te Eemnes, die in eerste aanleg was afgewezen. De zaak betreft een samenwerkingsovereenkomst die in 2005 werd aangegaan tussen de partijen, met als doel een tank te ontwikkelen die in moeilijk toegankelijke ruimtes in schepen kan worden ingebracht. De rechtsvoorganger van Inno Nautic had een octrooi aangevraagd dat later verviel door niet-betaling van de jaartaks. Cuckoo heeft op eigen naam een nieuwe octrooiaanvraag ingediend, maar de overdracht van deze aanvraag aan Inno Nautic is niet doorgegaan. Het hof heeft in eerdere arresten geoordeeld dat Cuckoo verplicht was om de octrooiaanvraag aan Inno Nautic over te dragen, maar dit niet heeft gedaan. In het arrest van 18 februari 2014 heeft het hof de vordering van Inno Nautic tot schadevergoeding wegens het niet overdragen van de octrooiaanvraag toegewezen, en de vordering van Cuckoo tot schadevergoeding in reconventie afgewezen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de kosten van het geding gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht
Zaaknummer : 200.048.481/01
Zaak/Rolnummer rechtbank : 300101/ HA ZA 07-3769

arrest van 18 februari 2014

inzake

CUCKOO COMPANY N.V.,

gevestigd te Delft,
appellante, eiseres in het incident
hierna ook te noemen: Cuckoo Company,
procesadvocaat: mr L.G. Gerding te Rotterdam,
t e g e n:

INNO NAUTIC B.V.,

gevestigd te Eemnes,
geïntimeerde, verweerster in het incident,
hierna ook te noemen: Inno Nautic,
advocaat: mr P.J. Signer te Amsterdam.

Het verdere geding

Het hof verwijst naar zijn tussen partijen gewezen tussenarresten van 18 mei 2010, 26 juli 2011, 21 februari 2012 en 9 oktober 2012. Bij het laatste (deel)arrest is het vonnis, voor zover in conventie gewezen, deels vernietigd en deels bekrachtigd. Het geding was, voor zover betrekking hebbend op de reconventionele vorderingen van Cuckoo op Inno Nautic, van rechtswege geschorst in verband met het faillissement van Inno Nautic. Bij brieven van de advocaten van Inno Nautic en Cuckoo van respectievelijk 16 december 2013 en 30 december 2013 is aan het hof bericht dat het faillissement op 16 maart 2013 is afgewikkeld. Bij daaropvolgende akte heeft Inno Nautic laten weten dat het faillissement is opgeheven bij gebrek aan baten. Vervolgens is arrest bepaal op 18 februari 2014.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Het gaat in deze zaak, kort gezegd, om het volgende.
1.1
De rechtsvoorganger van en voormalig directeur van Inno Nautic, […] – hierna: [V] – heeft op 11 september 1999 een Nederlands octrooi aangevraagd voor een “Pop-up (shape-set) tank voor vloeistof”, waarop op 13 maart 2001 het NL-octrooi 1013030 – hierna NL 030 – is verleend. Het octrooi (door Inno Nautic aangeduid als een product van huisvlijt, dat niet voldeed aan de daarvoor geldende eisen; vergelijk punten 6 en 7 van de pleitnota van Inno Nautic in het incidenten van 28 mei 2009), betreft een tank die in onverharde vorm in moeilijk toegankelijke (loze) ruimtes in een schip kan worden ingebracht, waarbij de tank zich aanpast aan de beschikbare ruimte en daarna wordt uitgehard. Op 30 mei 2008 heeft Octrooicentrum Nederland in een op verzoek van Vetus NV – hierna: Vetus – gegeven advies ex artikel 84 Rijksoctrooiwet 1995 geadviseerd dat de aangevoerde bezwaren dienen te leiden tot vernietiging van het NL-octrooi 030. Dit octrooi is per 1 april 2009 vervallen door niet-betaling van de jaartaks door Inno Nautic.
1.2
In de periode van 2005 tot mei 2007 is sprake geweest van een (voorgenomen) samenwerking tussen Inno Nautic, Cuckoo en Vetus – een fabrikant van en handelsmaatschappij in onder meer scheepsonderdelen en -accessoires, vooral bestemd voor de pleziervaart –, met als doel de tank te ontwikkelen, te produceren (door Cuckoo) en te verkopen (door Vetus).
1.3
Op 30 augustus 2005 heeft Cuckoo in het kader van voormelde (voorgenomen) samenwerking een geheimhoudingverklaring getekend. In februari 2006 heeft Inno Nautic opdracht gegeven aan Cuckoo voor de productontwikkeling van de tank, met als doel een werkend prototype te ontwikkelen – hierna:
de productontwikkelingsovereenkomst. Voorts is overeengekomen dat Cuckoo zou bekijken in hoeverre onderdelen van de tank zouden kunnen worden vastgelegd in een nieuw en sterker octrooi. Cuckoo heeft vervolgens op 8 januari 2007 op eigen naam een octrooiaanvrage, E 606722 NL 00 – hierna de aanvrage 722 – laten indienen, waarin het NL-octrooi 030 als stand van de techniek werd genoemd en waarop op 2 december 2008 het octrooi NL 1033185 - hierna: het NL-octrooi 185 – is verleend. Dit octrooi voorzag in een tankwand die is voorzien van een voorgevormde opening voor in hoofdzaak fluïdumdichte samenwerking met een voorgevormde afsluiter.
1.4
Cuckoo heeft aan Inno Nautic de volgende facturen verzonden, die door Inno Nautic
deels zijn betaald voor zover hieronder vermeld:
datum nummer bedrag excl. BTW bedrag incl. BTW betaald op
1. 31-05-2006 1360330 € 16.000,- € 19.040,- 04-07-2006
afronding fase 1 van de opdracht
proto’s
afronding fase 2
demo’s Vetus
5. 26-01-2007 1470143 € 5.000,-
en € 10.000 € 17.850,-* 01-03-2007*
€ 10.000,- voor certificeerbare proto’s en € 5.000,- voor patentkosten *slechts € 5.950,- betaald
Tussen partijen staat vast dat een bedrag van € 37.229,15 (€ 2.082,50 + € 11.900,-- + € 23.246,65) onbetaald is gebleven.
1.5
Tussen Cuckoo en Inno Nautic is in of rond februari 2007 overeengekomen dat Cuckoo de aanvrage 722 aan Inno Nautic zou overdragen, mits een aantal openstaande facturen zou worden betaald – hierna:
de overdrachtsovereenkomst. Op 1 maart 2007 heeft Inno Nautic bedragen van € 5.950,-- ter zake van octrooikosten en € 10.710,-- ter zake van engineering 2e fase voldaan (zie overweging 1.4 hiervoor). De overdracht heeft niet plaatsgevonden. Het hof heeft in zijn tussenarrest van 26 juli 2011 (in rechtsoverwegingen 8 en 9) overwogen dat Inno Nautic door deze betalingen aan haar verplichtingen uit de overdrachtsovereenkomst had voldaan en dat Cuckoo niet het recht had zich ten aanzien van haar verplichting tot overdracht/tenaamstelling te beroepen op opschorting wegens het niet voldoen door Inno Nautic aan betalingsverplichtingen uit andere overeenkomsten (de productontwikkelingsovereenkomst of een (eerst daarna gesloten) nadere overeenkomst). Daaraan heeft het hof in zijn tussenarrest van 9 oktober 2012 toegevoegd dat de verplichting tot overdracht/tenaamstelling van de octrooiaanvrage/het octrooi geen onderdeel uitmaakt van die nadere overeenkomst en ook niet is voortgevloeid uit de productontwikkelingsovereenkomst. Op grond van het bovenstaande is het hof tot het oordeel gekomen dat Cuckoo verplicht was de octrooiaanvrage in maart 2007 aan Inno Nautic/[V] over te dragen. Cuckoo heeft dat niet gedaan en de octrooiaanvrage op of omstreeks 6 december 2007 overgedragen aan Vetus. Op grond daarvan heeft het hof, evenals de rechtbank, de vordering tot veroordeling van Cuckoo tot vergoeding van schade op te maken bij staat wegens het niet overdragen in maart 2007 van de octrooiaanvrage toewijsbaar geacht en het bestreden vonnis (voor zover in conventie gewezen), voor zover het deze veroordeling (vermeld in het dictum vonnis onder 5.2) betreft, bekrachtigd. In september 2009, na het bestreden vonnis, is het octrooi NL 185 door Vetus aan Inno Nautic/[V] overgedragen.
1.6
Op 15 maart 2007 zijn Cuckoo en Inno Nautic overeengekomen dat Inno Nautic nadat aan een aantal voorwaarden zou zijn voldaan (betaling door Vetus aan Inno Nautic van tweemaal een bedrag van € 37.500,--, inlevering technisch dossier en goedkeuring tank) de nog openstaande facturen ten bedrage van in totaal € 37.229,15 zou betalen – hierna:
de nadere overeenkomst. De gemaakte afspraken zijn uitvoeriger weergegeven in rechtsoverweging 5 van het arrest van 26 juli 2011en hierna in rechtsoverweging 8.
1.7
In 2006 en 2007 hebben Inno Nautic en Vetus afspraken gemaakt over (mogelijke) samenwerking met als doel de tank op de markt te brengen. Op 21 september 2006 heeft Vetus een geheimhoudingsverklaring getekend. Op 1 respectievelijk 15 maart 2007 hebben Vetus en Inno Nautic een intentieverklaring, door partijen ook aangeduid als Letter of Intent – hierna: de LOI – getekend. Vetus heeft zich in de LOI verplicht diverse bedragen (onder verschillende voorwaarden en met verschillende titels) aan Inno Nautic te betalen, namelijk a) een bedrag van € 60.000,-- als bijdrage aan de door Inno Nautic in het verleden gemaakte ontwikkelingskosten, b) een bedrag van € 150.000,-- als voorschot op te betalen royalty’s en c) de kosten van de fabricage van enkele certificeerbare prototypes en certificering. Al voor het tekenen van de LOI heeft Vetus aan Inno Nautic in januari en februari 2007 de volgende bedragen betaald:
- € 5.057,50 ( kennelijk betreffende Demomodel 1)
- € 10.710,-- (€ 9.000,-- excl. BTW “voorschot op bijdrage in de ontwikkelingskosten”
- € 60.690,-- (€ 51.000,-- excl. BTW “Exclusiviteitsrechten tank tranche 2”).
1.8
Bij tussen Inno Nautic en Vetus door dit hof gewezen (eind)arrest van 26 juli 2011 (zaaknummer 200.048.474/01) is de in de LOI neergelegde overeenkomst vernietigd wegens dwaling, hetgeen meebrengt dat Vetus niet meer gehouden is tot betaling van de in de nadere overeenkomst vermelde bedragen van (twee maal) € 37.500,--. Het hof heeft in dit verband onder meer overwogen dat Vetus er bij het aangaan van de overeenkomst van uitging dat het NL-octrooi 030 op naam van [V]/Inno Nautic stond (terwijl haar later bleek dat het octrooi NL 030 sinds 26 maart 2001 op naam stond van Inno Nautic Holding B.V. en Entredeux B.V. (voorheen […] B.V.), dat Entredeux geen toestemming had gegeven voor het verlenen van een licentie en dat er bovendien een executoriaal beslag op het octrooi rustte) en dat het voor Vetus essentieel was (in die zin dat zij de overeenkomst niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten, indien zij van de werkelijke situatie op de hoogte was geweest) dat het octrooi op naam van [V]/Inno Nautic stond (rechtsoverweging 14). Voorts heeft het hof overwogen dat Vetus gedwaald heeft over de tenaamstelling (en het houderschap) van zowel de NL 030 als de Nederlandse octrooiaanvrage 722 (op korte termijn) en dat deze verkeerde voorstelling(en) van zaken ieder op zich en zeker tezamen voldoende reden is (zijn) voor vernietiging van de overeenkomst, neergelegd in de LOI.
1.9
In mei 2007 is de (voorgenomen) samenwerking stukgelopen.
2.
Inno Nautic heeft in eerste aanleg in conventie, kort gezegd, gevorderd Cuckoo te veroordelen het octrooi NL 185 ten name van [V] te stellen, haar te veroordelen tot vergoeding van schade wegens het niet in maart 2007 overdragen van de octrooiaanvrage, nader op te maken bij staat, en haar te verbieden een opblaasbaar type tank verder te ontwikkelen en te produceren voor Vetus of andere derde(n).
3.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de conventionele vorderingen toegewezen. Het hof heeft dit vonnis, voor zover in conventie gewezen, bekrachtigd in zijn deelarrest van 9 oktober 2012 voor wat betreft de veroordeling van Cuckoo tot vergoeding van schade op te maken bij staat wegens het niet in maart 2007 overdragen van de octrooiaanvrage. Voor het overige heeft het hof het vonnis, voor zover in conventie gewezen, vernietigd en de overige vorderingen afgewezen.
4.
In reconventie heeft Cuckoo gevorderd Inno Nautic te veroordelen tot vergoeding van schade, op te maken bij staat, wegens onrechtmatig en vexatoir, ten verzoeke van Inno Nautic onder Altrex B.V., ten laste van Cuckoo gelegd derdenbeslag en wegens overige onrechtmatige handelingen van Inno Nautic, alsmede voorwaardelijk – te weten ingeval van toewijzing van enige vordering van Inno Nautic – tot betaling van voormelde facturen ten bedrage van € 37.229,15 en van € 100.000,--, wegens vergoeding voor investering/gederfde winst, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente en kosten.
5.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in reconventie de vordering van Cuckoo tot betaling van € 37.229,15, met rente voorwaardelijk toegewezen en Inno Nautic veroordeeld om dit bedrag aan Cuckoo te betalen indien en zodra Vetus is overgegaan tot betaling aan Inno Nautic van (minimaal) twee maal € 37.500,--. De overige vorderingen heeft de rechtbank afgewezen.
6.
De grieven XII, XIII, XIV en XVI betreffen de reconventionele vorderingen. Grief XII richt zich tegen afwijzing van de vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat ten gevolge van het ten laste van Cuckoo door Inno Nautic onder Altrex B.V. gelegde beslag. Grief XIII richt zich tegen de aan voormelde veroordeling tot betaling van verbonden voorwaarde. Grief XIV richt zich tegen afwijzing van de vordering tot betaling van € 100.000,-- wegens vergoeding investering/gederfde winst, terwijl Cuckoo daarbij tevens aan het door haar gevorderde ten grondslag heeft gelegd, dat haar goede eer en naam zijn aangetast door Inno Nautic, hetgeen kan worden gezien ofwel als een nieuwe grondslag van haar vordering tot betaling van het bedrag van € 100.000,-- ofwel als grief tegen de afwijzing van de vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat wegens overig onrechtmatige handelen. Grief XVI is een restgrief, gericht tegen afwijzing van het gevorderde en compensatie van de kosten.
7.
In het tussenarrest van 26 juli 2011 heeft het hof (in rechtsoverweging 20) overwogen dat grief XIV faalt.
8.
Ten aanzien van de voorwaarde waaronder het gevorderde bedrag van € 37.299,15 is toegewezen en de daartegen gerichte grief XIII, overweegt het hof als volgt. Niet gemotiveerd betwist is dat Inno Nautic op grond van de productontwikkelingsovereenkomst gehouden was voormeld bedrag aan Cuckoo te betalen. Voor zover Inno Nautic in haar akte van 20 maart 2012 de verschuldigdheid (alsnog) betwist, zijn de daarvoor aangevoerde argumenten ofwel reeds verworpen ofwel tardief aangevoerd. Voorts staat vast dat partijen in de nadere overeenkomst van 15 maart 2007 nader zijn overeengekomen dat de betaling zou plaats vinden
1.
van € 13.982,50 bij betaling van € 37.500,-- door Vetus aan Inno Nautic en na goedkeuring van de tank door ECB;
2.
van € 23.246,65 bij betaling van € 37.500,-- door Vetus aan Inno Nautic en inlevering van het technisch dossier (aan Inno Nautic en Vetus).
Tussen partijen staat vast dat CE-goedkeuring van de tank is verkregen op 14 maart 2007, terwijl het hof ervan is uitgegaan dat Cuckoo in maart 2007 heeft voldaan is aan de voorwaarde van inlevering van het technisch dossier (zie overweging 2.10 van het bestreden vonnis en rechtsoverwegingen 10 en 11 van het tussenarrest van 26 juli 2011). De stelling van Inno Nautic in haar akte van 20 maart 2012 dat er geen volledig technisch dossier is geleverd is derhalve reeds verworpen.
In rechtsoverweging 11 van het tussenarrest van 26 juli 2011 heeft het hof overwogen dat niet gebleken is dat Vetus bedoelde bedragen aan Inno Nautic betaald heeft, zodat de vordering van Cuckoo in beginsel nog niet opeisbaar was en het beroep van Cuckoo op (buitengerechtelijke) ontbinding van de nadere overeenkomst faalt. Voorts heeft het hof in rechtsoverweging 13 van voormeld tussenarrest overwogen dat de omstandigheid dat Cuckoo niet voldaan heeft aan haar verplichting tot het overdragen/tenaamstellen van de aanvraag 722 geen gevolgen heeft voor de opeisbaarheid van haar onderhavige vorderingen, nu Inno Nautic zich in deze procedure niet op een opschortingsrecht heeft beroepen.
9.
Cuckoo heeft zich beroepen op dwaling en bedrog stellende dat zij de nadere overeenkomst niet zou hebben gesloten als zij, voor zover nog van belang, ervan op de hoogte zou zijn geweest dat Vetus voor het aangaan van de nadere overeenkomst reeds in januari en februari 2007 bedragen als bijdrage aan de ontwikkelingskosten van de tank (waaronder een bedrag van € 60.000,-- exclusief BTW) had betaald. Daar Inno Nautic heeft weersproken dat Cuckoo niet vóór de nadere overeenkomst op de hoogte is geweest van deze betalingen, heeft het hof in zijn arrest van 26 juli 2011 overwogen (in rechtsoverweging 12) dat Cuckoo haar stelling zal mogen bewijzen, waartoe zij in een nader arrest – uiteraard zo nodig – zal worden toegelaten.
10.
In zijn tussenarrest van 26 juli 2011 heeft het hof partijen verzocht zich uit te laten over de consequenties van de vernietiging van de in de LOI neergelegde overeenkomst tussen Inno Nautic en Vetus in het door het hof tussen die partijen gewezen arrest van 26 juli 2011.
11.
Inno Nautic heeft in haar reactie op dit verzoek tussenarrest in haar akte van 20 maart 2012 gesteld dat de omstandigheid dat Vetus de bedragen van € 37.500,-- niet hoeft te betalen en ook de facturen (van Inno Nautic aan Vetus begrijpt het hof) met betrekking tot het meerwerk en de geleverde modellen onbetaald laat, ertoe leidt dat Cuckoo de desbetreffende facturen crediteert aan Inno Nautic en opnieuw factureert aan Vetus. Het hof begrijpt dat zij bedoelt te stellen dat zij, Inno Nautic, de door haar aan Cuckoo verschuldigde bedragen kon doorbelasten aan Vetus. Ook als dit juist is regardeert dit Cuckoo niet en doet dat niet af aan de verschuldigdheid en de opeisbaarheid van de vorderingen van Cuckoo op Inno Nautic.
12.
In haar akte van 27 september 2011 heeft Cuckoo naar aanleiding van voormeld verzoek van het hof gesteld dat door het wegvallen van de LOI ook de desbetreffende voorwaarde in de nadere overeenkomst is weggevallen en dat dit betekent dat de vordering van Cuckoo in maart 2007 opeisbaar was daar toen aan de andere twee voorwaarden – overhandiging van het technisch dossier en CE-goedkeuring – was voldaan.
Het hof begrijpt deze stelling van Cuckoo, mede in het licht van haar eerdere beroep op dwaling (eveneens uitsluitend gebaseerd op dwaling over de voorwaarde betreffende de betalingsverplichting van Vetus), aldus dat Cuckoo haar beroep op dwaling in die zin heeft gewijzigd dat zij dit thans grondt op de stelling dat zij gedwaald heeft over het (niet) bestaan van de betalingsverplichting van Vetus, dat zij het hof verzoekt met toepassing van artikel 6:230, lid 2 BW, de overeenkomst niet volledig te vernietigen, maar de gevolgen daarvan ter opheffing van het nadeel zodanig te wijzigen dat haar in de nadere overeenkomst genoemde vorderingen opeisbaar zijn na vervulling van de andere twee genoemde voorwaarden en dat zij (de grondslag van) haar eis heeft verminderd door thans uit te gaan van opeisbaarheid en dus verschuldigdheid van rente vanaf maart 2007 (in plaats van vanaf de vervaldata van de desbetreffende facturen).
13.
Het hof is van oordeel dat het beroep van Cuckoo op dwaling bij het aangaan van de nadere overeenkomst ten aanzien van de voorwaarde betreffende de betaling door Vetus aan Inno Nautic van een bedrag van twee maal € 37.500,-- slaagt. Cuckoo ging er immers gerechtvaardigd van uit dat Vetus dit bedrag op grond van de LOI moest betalen en zou deze voorwaarde niet zijn overeengekomen als zij ervan op de hoogte zou zijn geweest dat Vetus daartoe niet verplicht was omdat Vetus bij het aangaan van die betalingsverplichting dwaalde. Inno Nautic had aan Cuckoo bij het aangaan van de nadere overeenkomst moeten mededelen dat zij Vetus bij het (daarvoor) aangaan van de in de LOI neergelegde overeenkomst niet goed had voorgelicht over de tenaamstelling van onder meer NL 030 (hetgeen het hof voldoende vond om aan te nemen dat Vetus gedwaald heeft bij het aangaan van de in de LOI neergelegde overeenkomst). Het hof zal de nadere overeenkomst (met terugwerkende kracht) aldus wijzigen dat Inno Nautic gehouden was het aan Cuckoo verschuldigde bedrag te betalen na vervulling van de andere twee voorwaarden in maart 2007, derhalve per 1 april 2007.
14.
Het oordeel dat Inno Nautic gehouden was het aan Cuckoo verschuldigde bedrag te betalen na vervulling van de andere twee voorwaarden in maart 2007 geldt ook wanneer de stellingen van Cuckoo in haar akte van 27 september 2011 niet zouden moeten worden opgevat als een beroep op dwaling, maar daarin het betoog zou moeten worden gelezen dat als gevolg van het wegvallen van de in de LOI neergelegde overeenkomst de voorwaarde in de nadere overeenkomst van betaling door Vetus vervuld is te achten. Hierbij is van belang dat Inno Nautic er verantwoordelijk voor is dat de overeenkomst tussen haar en Vetus is vernietigd wegens dwaling en dus ook heeft belet dat laatstgenoemde voorwaarde in vervulling ging. Gelet op artikel 6: 23, lid 1 BW heeft deze voorwaarde als vervuld te gelden, nu de redelijkheid en de billijkheid dit verlangen.
15.
Grief XIII slaagt derhalve in zoverre dat het hof ervan uitgaat dat de vordering van Cuckoo opeisbaar was vanaf 1 april 2007. Het bestreden vonnis zal in zoverre worden vernietigd.
16.
Grief XII, gericht tegen de afwijzing van de vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat door het door Inno Nautic ten laste van Cuckoo gelegde beslag, faalt, nu het hof heeft geoordeeld dat Cuckoo gehouden is de schade door het, in strijd met haar verplichtingen uit de overdrachtsovereenkomst, niet overdragen van de octrooiaanvrage 722 in maart 2007 aan Inno Nautic/[V] te vergoeden en de vordering ter zake van Inno Nautic is toegewezen. Gelet daarop was het beslag niet onrechtmatig.
17.
Het bovenstaande brengt mee dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover (in punt 5.11 van het dicum) aan de veroordeling van Inno Nautic tot betaling aan Cuckoo de voorwaarde is verbonden dat Vetus aan Inno Nautic (minimaal) twee keer € 37.500,-- heeft betaald. Voor het overige zal het bestreden vonnis, voor zover in reconventie gewezen, worden bekrachtigd. Nu partijen in reconventie over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld, dienen, ook naar het oordeel van het hof, de kosten van de eerste aanleg in reconventie te worden gecompenseerd. Dit geldt eveneens voor de kosten van het hoger beroep. In zoverre faalt grief XVI.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt het tussen partijen door de rechtbank ’s-Gravenhage op 9 september 2009 in reconventie gewezen vonnis voor zover Inno Nautic (in punt 5.11 van het dictum) is veroordeeld om aan Cuckoo te betalen € 37.229,15 indien en zodra Vetus is overgegaan tot betaling aan Inno Nautic van (minimaal) twee keer € 37.500,--, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf het moment van betaling aan Inno Nautic door Vetus
en in zoverre opnieuw rechtdoende,
in reconventie:
veroordeelt Inno Nautic om aan Cuckoo een bedrag te betalen van € 37.229,15, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 april 2007 en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het tussen partijen door de rechtbank ’s-Gravenhage op 9 september 2009 in reconventie gewezen vonnis voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep, des dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D. Kiers-Becking, M.Y Bonneur en M.W.D van der Burg het is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2014, in aanwezigheid van de griffier.