In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin alimentatieverplichtingen zijn vastgesteld. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.N. Mulder, verzoekt het hof om de kinderalimentatie op nihil te stellen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. van Ravenhorst, zich verzet tegen dit verzoek. De man stelt dat zijn inkomen aanzienlijk is gedaald sinds de echtscheiding en dat hij niet in staat is om de eerder vastgestelde alimentatie te betalen. Hij heeft zijn praktijk als dierenarts moeten sluiten en is nu werkzaam in Duitsland, waar hij een lager inkomen heeft. De vrouw betwist de wijziging van omstandigheden en stelt dat de man nog steeds in staat moet worden geacht om een redelijk inkomen te verdienen. Het hof oordeelt dat de man voldoende heeft aangetoond dat zijn inkomensverlies niet voor herstel vatbaar is en dat hij geen draagkracht heeft voor alimentatie. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en stelt de alimentatieverplichtingen op nihil, met ingang van 25 januari 2013. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.