Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Arrest van 6 mei 2014
DE GEMEENTE DE RONDE VENEN,
HET HOOGHEEMRAADSCHAP AMSTEL, GOOI EN VECHT,
Het vervolg van het geding
Verdere beoordeling
mogelijkeen aanknopingspunt
zou kunnen zijn(cursiveringen hof) voor de ligging van het afschuifvlak. Kruse heeft verklaard dat hij pas verschijnselen die wijzen op een afschuifvlak heeft waargenomen op een grotere diepte dan 7.00 tot 8.00 meter -NAP. Hieruit volgt dat de getuigenverklaringen van Van der Meer en Kruse, in onderlinge samenhang bezien, het hof niet hebben doen twijfelen aan de juistheid van de in het GeoDelft-rapport vermelde afleiding van de onderzoekers dat het horizontale glijvlak zich op NAP -9,0 m heeft bevonden.
Het eigenlijke laboratoriumonderzoek is zeer hoogwaardig en naar de in 2003 geldende maatstaven en inzichten van het vakgebied uitgevoerd. Door het ontbreken van een inspectierapport met betrekking tot de proefsleuf is het veldwerk echter niet over de hele linie als hoogwaardig te kwalificeren.
Voor natte omstandigheden is ter bepaling van de stabiliteitsfactor gerekend met correcte sterktes van de grondlagen, inclusief correcte waarden voor de cohesie van veen. Voor droge omstandigheden is de stabiliteitsfactor met een veel te hoge veen- en kleisterkte berekend.
De kleimonsters voor de sterktebepaling van de kleilaag zijn op grote afstand van de doorbraak genomen. De op basis van deze monsters bepaalde gemiddelde schuifsterkte van de klei is niet representatief voor de bres van de doorbraak.
veenlagen kwamen, die niet representatief waren voor de belangrijke rietveenzone in het Hollandveen.
De maatgevende resultaten van het onderzoek zijn in eerste instantie de stabiliteitsfactoren. Met name voor zeer droge omstandigheden werd een veel te hoge stabiliteitsfactor gevonden van 1,46 in plaats van 0,91.
Gezien de hoge stabiliteitsfactor van 1,46 luidde de conclusie, dat de kade ook onder droge omstandigheden voldoende stabiel was, ware er niet een damwand die de kleilaag doorgaand geperforeerd had. Gezien de gecorrigeerde berekening is de stabiliteitsfactor onder droge omstandigheden slechts 0,91 en dus aanmerkelijk kleiner dan de voor stabiliteit benodigde 1,0. Men mag derhalve verwachten dat zo’n zwakke kade (met of zonder perforatie van de kleilaag) bezwijkt.
In de eerste fase ontwikkelde zich een schuifvlak in het rietveen, door de kleilaag en door het Basisveen (met een lengte van ten minste 15 m) tot aan de zandlaag. Vervolgens ontwikkelde deze discontinuïteit zich horizontaal door het zand. Dit kon gebeuren omdat het veen/kleipakket onder droge omstandigheden te weinig sterkte had. In de door mij beoordeelde rapportage komt dit niet naar voren, omdat in de berekeningen van relatief lage waterdrukken en relatief hoge sterkteparameters wordt uitgegaan.