ECLI:NL:GHDHA:2014:1540

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 mei 2014
Publicatiedatum
6 mei 2014
Zaaknummer
2200429713
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag in kringen van dakloze gebruikers van alcohol en/of drugs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van poging tot doodslag op een persoon, hier aangeduid als [slachtoffer], op 20 april 2013 in Leiden. De verdachte had zich gedurende geruime tijd beledigingen en bedreigingen van het slachtoffer moeten laten welgevallen, wat leidde tot een verlies van zelfbeheersing. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer meermalen met kracht tegen het hoofd had geschopt terwijl deze op de grond lag, wat resulteerde in de tenlastelegging van poging tot doodslag.

Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag. De bewezenverklaring was gebaseerd op camerabeelden en getuigenverklaringen die de gewelddadige handelingen van de verdachte bevestigden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van voorwaardelijk opzet.

De strafmaat werd bepaald op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 176 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast werd reclasseringstoezicht en behandeling bij een forensische polikliniek opgelegd als bijzondere voorwaarden. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte, maar merkte op dat hij nooit eerder met geweldsdelicten in aanraking was gekomen. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde feit en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004297-13
Parketnummer: 09-818131-13
Datum uitspraak: 7 mei 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 27 september 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 april 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair, impliciet tweede alternatief, ten laste gelegde (poging zware mishandeling) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 176 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 april 2013 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) in/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] op de grond zat en/of lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 april 2013 te Leiden opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] op de grond zat en/of lag), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 april 2013 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt terwijl die [slachtoffer] op de grond zat, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat het bewezen verklaarde handelen van de verdachte (ten minste voorwaardelijk opzet op) een poging tot doodslag inhoudt en overweegt hiertoe als volgt.
Het hof komt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de ter zitting getoonde – van uitstekende kwaliteit zijnde - camerabeelden, in onderlinge samenhang bezien, tot de vaststelling dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer], terwijl deze op de grond zat, met zijn geschoeide voet drie keer heel hard tegen het hoofd, met al zijn vitale delen, heeft geschopt.
Verdachte heeft ontkend dat hij de bedoeling had [slachtoffer] letsel toe te brengen – laat staan, zo begrijpt het hof deze ontkenning, dat hij hem dood wilde schoppen. Het hof heeft geen aanwijzingen gevonden dat deze verklaring van verdachte niet juist is. Het hof neemt aan dat de verdachte niet het onvoorwaardelijk opzet heeft gehad om het slachtoffer te doden.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden, vgl. o.m. HR 29 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI4736 en HR 13 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8856.
Naar het oordeel van het hof houdt naar algemene ervaringsregels het met geschoeide voet met zeer grote kracht meermalen schoppen tegen het hoofd van een persoon die op de grond zit, de aanmerkelijk kans in op het overlijden van die persoon. Uit het hiervoor beschreven handelen van de verdachte leidt het hof af dat hij deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte door zo te handelen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat het slachtoffer zou komen te overlijden, zodat het hof opzet in de zin van voorwaardelijk opzet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:

poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair, impliciet eerste alternatief, ten laste gelegde (poging doodslag) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 176 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact, alsmede tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft, nadat hij zich gedurende geruime tijd beledigingen en bedreigingen van zijn kinderen door het latere slachtoffer heeft moeten laten welgevallen, zijn zelfbeheersing verloren en zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Daarbij kan een rol hebben gespeeld dat verdachte onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde. Aldus handelende heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het feit heeft zich op een openbare plaats afgespeeld, in kringen van dakloze gebruikers van alcohol en/of drugs, te rekenen tot de kwetsbaren in de samenleving. Een strafbaar feit als het onderhavige heeft een voor de reguliere rechtsorde schokkend karakter. Dat, zoals uit de camerabeelden blijkt, omstanders – het hof begrijpt uit de verklaring van verdachte: bewoners van de daklozenopvang aan de Papegaaisbolwerk - niet of nauwelijks hebben opgekeken bij het door verdachte gepleegde geweld en eerst na enige tijd bij [slachtoffer] zijn gaan kijken, maakt dat niet anders.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 april 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Voorts blijkt hieruit dat de verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is geweest ter zake van geweldsdelicten.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een psychologisch rapport van dr. R.A.R. Bullens van 15 augustus 2013. De onderzoeker meent dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is met betrekking tot het ten laste gelegde feit en adviseert een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek, alsmede reclasseringstoezicht.
Het hof heeft eveneens kennis genomen van het reclasseringsrapport van Palier van 25 juli 2013, inhoudende dat de reclassering adviseert aan de verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een verplichte behandeling bij de forensische polikliniek Palier of een soortgelijke instelling.
Het hof is, alles overwegende en mede gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straffen een passende en geboden reactie vormen, in combinatie met reclasseringstoezicht en behandeling door of vanwege Palier.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
176 (honderdzesenzeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij de bureaudienst van reclassering Palier, Witte Singel 8 in Leiden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde voorts dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek van Palier of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,
mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. J.W. van Rijkom, in bijzijn van de griffier mr. P. Melis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 mei 2014.