Uitspraak
- op 9 april 2014 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- op 18 april 2014 een brief van 16 april 2014 met bijlagen;
- op 18 april 2014 een faxbericht met bijlagen;
- op 22 april 2014 een faxbericht met bijlagen;
- op 23 april 2014 een faxbericht met bijlagen;
- op 23 april 2014 een faxbericht met bijlagen;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat; en
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en door mevrouw A.M. van den Berg, tolk in de Spaanse taal.
2001 (hierna: de minderjarige).
- 2002: in de zomer voor een tijdvak van zes weken;
- 2004: in maart voor een paar weken;
- 2005: in augustus voor een paar weken;
- 2006: van half juli tot half oktober;
- 2007: in december voor een paar weken;
- 2008: in januari voor een paar weken;
- 2009: van eind december 2008 tot begin augustus 2009;
- 2011: van eind december 2010 tot half februari 2011;
- 2012: van half november 2011 tot eind april 2012;
- 2013: van eind december 2012 tot half mei 2013 en van eind augustus 2013 tot heden.
Ongeoorloofd overbrengen of niet doen terugkeren (artikel 3 HKOV)
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige. Hij voert daartoe aan dat het zwaartepunt van het leven van de minderjarige zich vanaf 2006 steeds meer heeft verschoven naar Nederland, zodanig dat met ingang van in ieder geval 2011, de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is gelegen. Dit blijkt volgens de vader onder meer uit het feit dat de moeder in 2006 én 2011 haar medewerking heeft verleend aan de inschrijving van de minderjarige in de Basisregistratie personen (voorheen: gemeentelijke basisadministratie) van respectievelijk de gemeenten [woonplaats] en [woonplaats]. Voorts hebben partijen besloten, althans zo stelt de vader, om naar Nederland te verhuizen, zodat de onderzoeken bij de minderjarige, die gelet op zijn autisme spectrum stoornis en verstandelijke beperking nodig zijn, in Nederland te laten uitvoeren. Daarnaast is de minderjarige vanaf 2008/2009 en in 2012, op verzoek van beide partijen, intensief in Nederland onderzocht. Daarbij komt dat de vormen van en intensiteit van hulpverlening, alsmede de onderlinge samenwerking tussen de hulpverleners, niet in [land] voorhanden zijn, aldus de vader. Bovendien is er, zo betoogt de vader, in [land] geen specifieke kennis van autisme en worden autistische kinderen, althans gehandicapte kinderen, niet als zodanig geaccepteerd. Ook is er geen deugdelijke opvang voor kinderen als de minderjarige in [land]. Verder voert de vader nog aan dat de minderjarige familiale banden in zowel Nederland als [land] heeft en zich door zijn lange verblijf in Nederland de Nederlandse taal eigen is gaan maken. De vader bestrijdt dat de toestemming van de moeder voor het verblijf van de minderjarige in Nederland steeds geclausuleerd is geweest. Uitgangspunt van partijen was immers dat de minderjarige naar Nederland zou komen om hier te wonen, onderzocht te worden, te leren en te worden behandeld, omdat het in Nederland beter zou zijn voor de minderjarige. De toestemming van de moeder was niet slechts gegeven voor een verblijf van de minderjarige in Nederland voor een noodzakelijke tandartsbehandeling, maar voor een langer verblijf van de minderjarige in Nederland, aldus de vader. De rechtbank heeft dan ook volgens de vader ten onrechte overwogen dat het verblijf van de minderjarige in Nederland vanaf december 2013 als ongeoorloofd dient te worden aangemerkt in de zin van artikel 3 HKOV.
Gewone verblijfplaats minderjarige
Toestemming moeder voor langer verblijf minderjarige in Nederland?
Weigeringsgrond ex artikel 13 lid 1 aanhef en onder a HKOV (berusting)
2 februari 2014 hadden. Ook zit hij thans op een Nederlandse school waar hij de taal niet (goed) begrijpt en opdrachten moet uitvoeren die hij niet begrijpt. In [land] wordt in haar omgeving alles aan de minderjarige geboden wat hij nodig heeft. De minderjarige is aangemeld voor een gespecialiseerde school en heeft ook in [land] de noodzakelijke behandelingen gehad.
Verzoek tot het gelasten van een raadsonderzoek
Kostenveroordeling
Bewijsaanbod
[in] 2001 te [woonplaats], [land], naar [land] uiterlijk op 14 mei 2014, waarbij de vader de minderjarige dient terug te brengen naar [land] en beveelt, indien de vader nalaat de minderjarige terug te brengen naar [land], dat de vader de minderjarige met de benodigde geldige reisdocumenten aan de moeder zal afgeven uiterlijk op 14 mei 2014, opdat de moeder de minderjarige zelf mee terug kan nemen naar [land];
mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 mei 2014.