In deze zaak gaat het om de vaststelling van de kinderalimentatie die de vader aan de moeder moet betalen voor hun minderjarige kind, geboren in 2006. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 500,- per maand met ingang van 20 augustus 2013. De vader verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en de alimentatie vast te stellen op € 100,- per maand, met ingang van 1 januari 2014. Hij stelt dat zijn draagkracht niet toereikend is voor het bedrag dat de rechtbank heeft vastgesteld.
Tijdens de zitting heeft de vader zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoert dat zijn eigen aandeel in de kosten van de minderjarige € 101,- per maand bedraagt. Hij heeft ook aangegeven dat hij bereid is om € 100,- per maand te betalen, rekening houdend met de zorg die hij in de tweede helft van 2013 voor het kind heeft gehad. De advocaat van de moeder heeft echter betoogd dat dit bedrag te laag is, gezien de kosten die zij voor het kind heeft gemaakt en haar bijstandsuitkering.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de door de vader aangeboden bijdrage van € 100,- per maand redelijk is, gezien zijn draagkracht en de behoefte van de minderjarige. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de kinderalimentatie vastgesteld op € 100,- per maand, met ingang van 1 januari 2014. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het inleidend verzoek voor het overige is afgewezen.