ECLI:NL:GHDHA:2014:1690

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
15 mei 2014
Zaaknummer
200.140.298/0
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • H. Husson
  • A. van Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake kinderalimentatie en vaststelling van een nieuwe bijdrage door de vader

In deze zaak gaat het om de vaststelling van de kinderalimentatie die de vader aan de moeder moet betalen voor hun minderjarige kind, geboren in 2006. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 500,- per maand met ingang van 20 augustus 2013. De vader verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en de alimentatie vast te stellen op € 100,- per maand, met ingang van 1 januari 2014. Hij stelt dat zijn draagkracht niet toereikend is voor het bedrag dat de rechtbank heeft vastgesteld.

Tijdens de zitting heeft de vader zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoert dat zijn eigen aandeel in de kosten van de minderjarige € 101,- per maand bedraagt. Hij heeft ook aangegeven dat hij bereid is om € 100,- per maand te betalen, rekening houdend met de zorg die hij in de tweede helft van 2013 voor het kind heeft gehad. De advocaat van de moeder heeft echter betoogd dat dit bedrag te laag is, gezien de kosten die zij voor het kind heeft gemaakt en haar bijstandsuitkering.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de door de vader aangeboden bijdrage van € 100,- per maand redelijk is, gezien zijn draagkracht en de behoefte van de minderjarige. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de kinderalimentatie vastgesteld op € 100,- per maand, met ingang van 1 januari 2014. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het inleidend verzoek voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 14 mei 2014
Zaaknummer : 200.140.298/01
Rekestnummer rechtbank : FARK 13-7463
Zaaknummer rechtbank : C/10/432819/FARK 13-7463
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. K.J. Kerdel te Den Haag,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J-M.F. Honders te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 15 januari 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
16 oktober 2013 van de rechtbank Rotterdam.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 27 maart 2014 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 24 april 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat; en
  • de advocaat van de moeder.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de vader aan de moeder met ingang van 20 augustus 2013 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, voor wat betreft de na 16 oktober 2013 te verschijnen termijnen, telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren € 500,- per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) van de minderjarige[minderjarige], geboren [in]
2006 te [woonplaats] (hierna te noemen: de minderjarige).
2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de moeder tot vaststelling van kinderalimentatie alsnog (gedeeltelijk) af te wijzen, en opnieuw beschikkende, te bepalen dat de door de vader te betalen kinderalimentatie wordt vastgesteld op een bedrag van € 100,- per maand, met ingang van
1 januari 2014, althans wordt vastgesteld op een door het hof te bepalen bedrag en met een door het hof te bepalen ingangsdatum.
3. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de kinderalimentatie heeft vastgesteld op een bedrag van € 500,- per maand met ingang van 20 augustus 2013, nu een dergelijke bijdrage niet conform de wettelijke maatstaven is. Hij voert daartoe aan dat het eigen aandeel in de kosten van de minderjarige € 101,- per maand bedraagt en dat, rekening houdend met de minimale zorgkorting van 15%, de door hem te betalen bijdrage kan worden bepaald op € 87,- per maand. Daarbij dient volgens de vader echter ook nog rekening te worden gehouden met het eigen aandeel van de moeder in de kosten van de minderjarige van € 25,- per maand, de extra zorgkosten en de aflossing op de belastingschulden. De vader stelt bereid te zijn een bijdrage van € 100,- per maand te betalen. Hij acht het redelijk de ingangsdatum van de door hem te betalen kinderalimentatie vast te stellen op 1 januari 2014, nu hij in de tweede helft van 2013 gedurende een periode de zorg voor de minderjarige op zich heeft genomen.
4. De advocaat van de moeder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat, hoewel een bijdrage van € 500,-, gelet op het inkomen van de vader, aan de hoge kant is, een bijdrage van € 100,- per maand te weinig is. Daartoe wordt aangevoerd dat de moeder altijd alle kosten van de minderjarige heeft voldaan, ook toen de minderjarige in 2013 gedurende een periode bij de vader verbleef. Voorts ontvangt de moeder een bijstandsuitkering. Zij wil een bijdrage van de vader ontvangen waar zij recht op heeft.

Ingangsdatum

5.
Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:402 lid 1 Burgerlijk Wetboek stelt de rechter, die het bedrag van een uitkering tot levensonderhoud bepaalt, wijzigt of intrekt tevens de dag vast van welke dit bedrag verschuldigd is of ophoudt verschuldigd te zijn. Het staat de rechter in beginsel vrij een ingangsdatum te bepalen die hem geraden voorkomt. Het hof acht het redelijk voor de ingangsdatum van de kinderalimentatie 1 januari 2014 te hanteren, nu de vader onweersproken heeft gesteld dat hij in de periode daaraan voorafgaand enige tijd de volledige zorg voor de minderjarige heeft gehad. De bestreden beschikking zal in zoverre worden vernietigd.

Behoefte en draagkracht

6.
Het hof overweegt als volgt. Uit de door de vader overgelegde behoefte- en draagkrachtberekening (productie 3 bij de stukken in hoger beroep), die door de moeder niet is weersproken, volgt een behoefte van de minderjarige van € 101,- per maand en een draagkracht van de vader van € 86,- per maand (waarbij al rekening is gehouden met de zogenoemde zorgkorting). Gelet hierop acht het hof het door de vader in hoger beroep gedane aanbod € 100,- per maand aan kinderalimentatie te betalen alleszins redelijk. Het hof zal dan ook aan de vader een kinderalimentatie van € 100,- per maand met ingang van 1 januari 2014 opleggen. De bestreden beschikking zal in zoverre worden vernietigd.
7.
Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding voor de minderjarige [minderjarige] met ingang van 1 januari 2014 op € 100,- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het inleidend verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Husson en Van Veen, bijgestaan door
mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2014.