ECLI:NL:GHDHA:2014:1703

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2014
Publicatiedatum
16 mei 2014
Zaaknummer
22-004735-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal met geweld en de strafoplegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 oktober 2013. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, met uitzondering van de straf. Het hof heeft de straf aangepast en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.

De tenlastelegging betrof diefstal met geweld, gepleegd op of omstreeks 23 februari 2013 te Nieuwkoop, waarbij de verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid sieraden en/of een geldbedrag heeft weggenomen. De zaak is behandeld op basis van het onderzoek in eerste aanleg en het hoger beroep, waarbij de verdachte zijn zwijgrecht had ingeroepen, maar later verklaringen heeft afgelegd die niet overtuigend waren. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval.

Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar de straf aangepast, omdat het hof van oordeel was dat een groter onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gerechtvaardigd was. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c en 312 van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op de strafbaarheid van de verdachte en de ernst van de feiten. Het hof heeft de zaak met zorg behandeld en de nodige verbeteringen en aanvullingen op het vonnis van de rechtbank aangebracht, alvorens tot de definitieve uitspraak te komen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004735-13
Parketnummer: 09-857183-13
Datum uitspraak: 1 mei 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 oktober 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1993,
gedetineerd in [PI].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 april 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 februari 2013 te Nieuwkoop tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden (horloges en/of kettingen en/of armbanden) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of juwelier [juwelier], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- helmdragend en/of met bedekte gezichten betreden van een juwelierszaak en/of
- richten van een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) op die [benadeelde partij 1] en/of het tonen van een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of het in/nabij die juwelierszaak schieten met dat/een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) en/of
- op dreigende/dwingende toon die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] toevoegen van de woorden: "kluis open maken" en/of "kassa open maken" en/of "Ga op je knieën zitten", althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking en/of
- in de nabijheid van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] met een hamer/moker, althans een hard voorwerp, inslaan van ruiten van vitrines in die juwelierszaak;
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve met betrekking tot de oplegging van de straf.
Ten aanzien van de strafoplegging zal het hof het vonnis waarvan beroep dan ook vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te vermelden aanvullingen en verbeteringen aanbrengt.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw - - overeenkomstig de door haar aan het hof overgelegde pleitnota - namens de verdachte bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat er onvoldoende bewijs is.
Zij heeft hiertoe onder meer naar voren gebracht dat de rechtbank op twee punten – de aanschaf van de scooter en de telefonische contacten met de medeverdachten – heeft overwogen dat de verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, en dat hij daarover thans wel heeft verklaard.
Ten aanzien van de aanschaf van de scooter heeft de verdachte inmiddels verklaard dat hij voor de gezelligheid was mee gegaan naar Nijmegen. Uit het dossier blijkt daarnaast niet dat de verdachte te kwader trouw was, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt dat de passage in het vonnis van de rechtbank: “verdachte hiervoor geen enkele verklaring heeft gegeven, terwijl dit naar het oordeel van de rechtbank wel nadrukkelijk om een verklaring van de verdachte vraagt” door de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep weliswaar in zoverre is achterhaald dat de verdachte er thans wèl iets over heeft gezegd, maar dat zijn verklaring zó summier en weinig redengevend is dat dat niet betekent dat de bewijsmiddelen opgesomd in noot 20 tot en met 24 in het vonnis niet onverkort van kracht zijn.
Ten aanzien van de telefonische contacten met de medeverdachten, heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij het telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte] in de avond en in de ochtend voor de overval betrekking had op het lenen van de ov-chipkaart van [medeverdachte], teneinde in Amstelveen zijn achtergelaten telefoon, met nummer eindigend op 4001, op te halen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Uit de printlijsten van de telecomgegevens is af te leiden dat de verdachte - in de avond van 22 februari tot en met de volgende morgen 23 februari 2013 - elf gesprekken, met [medeverdachte] en [medeverdachte 2], van twee seconden of meer heeft gehad. Het hof gaat er van uit dat deze contacten daadwerkelijk gesprekken zijn geweest. Het hof acht het niet aannemelijk dat voor het enkele lenen van een OV-chipkaart het vele telefonische contact, zoals dat uit de printlijsten blijkt, noodzakelijk is.
Daar komt bij dat, wanneer de verklaring daadwerkelijk zo simpel is, het onbegrijpelijk is dat de verdachte pas in hoger beroep hierover verklaart. Deze verklaring is bovendien tegenstrijdig aan de verklaring die de verdachte geeft voor de zogenaamde ‘gsm-stilte’, te weten dat hij lastig werd gevallen en daarom zijn telefoon uit had gezet.
Ten aanzien van de stelling van de raadsvrouw dat de rechtbank als bewijs heeft gebezigd dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] om 13.55 uur gebruik maakten van zendmasten in Amstelveen, maar dat dit feitelijke grondslag mist aangezien uit het dossier niet blijkt welke zendmasten de telefoons van haar cliënt en de medeverdachte [medeverdachte 2] op dat moment aanstraalden, overweegt het hof als volgt. De rechtbank heeft ten onrechte aangenomen dat de telefoons van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] op hetzelfde tijdstip in Amstelveen aanstraalden. Dit neemt echter niet weg dat uit de telecomgegevens wel blijkt dat zij beiden op diezelfde dag, kort na de overval, in Amstelveen zijn geweest.
Ten slotte overweegt het hof dat op grond van de door verdachte ter zitting in hoger beroep afgelegde verklaring, inhoudende dat hij de Opel Omega van [medeverdachte 2] (hof: de vluchtauto) als een gunst heeft weggebracht voor een derde, dat hij niet wil zeggen wie die derde is en dat hij wist dat de auto ‘heet’ was toen hij hem wegbracht, dat niet slechts –zoals door de rechtbank overwogen- aannemelijk is dat verdachte de vluchtauto heeft weggebracht, maar dat dit thans vast staat. Deze verklaring sterkt het hof in de overtuiging dat de verdachte betrokken is geweest bij de overval zelf (en niet slechts bij het voor- en natraject, het kopen/ophalen van de scooter en het wegbrengen van de vluchtauto.
Het voorgaande en de overige bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien leidt tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verbeteringen en aanvullingen
In het vonnis, halverwege pagina 3 dient de zin: “De overvaller richt ook zijn wapen op de echtgenote van de juwelier, mevrouw [benadeelde partij 2] (…)” te worden gewijzigd in: “De overvaller toont ook zijn wapen aan de echtgenote van de juwelier, mevrouw [benadeelde partij 2] (…)”, nu dit uit haar verklaring blijkt op pagina’s 72 en 73 van het proces-verbaal.
Op pagina 4, tweede alinea, van het vonnis staat dat de mobiele telefoons van de verdachte en zijn medeverdachten rond 13.54 uur gelijktijdig door hetzelfde telefoonnummer zijn gebeld; in deze zin moet ‘door hetzelfde nummer’ worden weggelaten. De zin daarna: “De mobiele telefoon van verdachte en van zijn medeverdachte [medeverdachte 2] maken dan beide gebruik van zendmasten in Amstelveen” dient te worden gewijzigd in: “De mobiele telefoons van verdachte en van zijn medeverdachte [medeverdachte 2] maken op 23 februari 2013 beide gebruik van zendmasten in Amstelveen”. In de bijbehorende voetnoot 19 dient de vermelde pagina te worden vervangen door pagina 276. De laatste drie zinnen van voornoemde alinea dienen te worden weggelaten.
Aan voetnoot 22, op pagina 5 van het vonnis, dient pagina 255 te worden toegevoegd. Op diezelfde pagina dient de laatste zin van de eerste alinea te worden weggelaten.
In de tweede alinea op pagina 5 dient de tweede zin: “Voor de overtuiging van de rechtbank weegt mee dat de rechtbank aannemelijk acht dat verdachte ook degene is geweest die twee dagen na de overval de vluchtauto heeft weggebracht” te worden gewijzigd in: “Voor de overtuiging weegt mee dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij twee dagen na de overval de vluchtauto naar Uithoorn heeft weggebracht op verzoek van een derde, dat hij niet wil zeggen voor wie en dat hij heeft verklaard dat hij wist dat de auto ‘heet’ was” met als voetnoot 25a “de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 17 april 2014”.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling en verbetering van gronden te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof verenigt zich met de strafmotivering (rov. 6.3) van de rechter in eerste aanleg, maar is van oordeel dat deze strafmotivering een groter onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf rechtvaardigt. Het hof acht dit passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van Rijkom,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. J.M. van de Poll,
in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Dallau.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 mei 2014.
Mr. J.W. van Rijkom en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.