ECLI:NL:GHDHA:2014:1704

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2014
Publicatiedatum
16 mei 2014
Zaaknummer
22-004943-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld uit juwelier

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een juwelier met gebruik van geweld. De verdachte, geboren in Somalië in 1992 en thans gedetineerd, was eerder door de rechtbank Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar met een aanpassing van de straf. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de zittingen in eerste aanleg en hoger beroep, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

De tenlastelegging omvatte diefstal met geweld op of omstreeks 23 februari 2013 in Nieuwkoop, waarbij de verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid sieraden en/of geld heeft weggenomen. Het hof heeft overwogen dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, ondanks de verdediging die stelde dat er geen bewijs voor medeplegen was. Het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd, maar de straf aangepast door het voorwaardelijke deel te verminderen.

De strafmotivering van de rechtbank werd door het hof als passend beoordeeld, maar het hof vond dat een groter onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gerechtvaardigd was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004943-13
Parketnummer: 09-857161-13
Datum uitspraak: 1 mei 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 oktober 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortejaar] 1992,
[adres],
thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 april 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 februari 2013 te Nieuwkoop tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden (horloges en/of kettingen en/of armbanden) en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of juwelier [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die Van [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- helmdragend en/of met bedekte gezichten betreden van een juwelierszaak en/of
- richten van een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) op die [benadeelde partij 1] en/of het tonen van een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of het in/nabij die juwelierszaak schieten met dat/een (op een) pistool (gelijkend voorwerp) en/of
- op dreigende/dwingende toon die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] toevoegen van de woorden: "kluis open maken" en/of "kassa open maken" en/of "Ga op je knieën zitten", althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking en/of
- in de nabijheid van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] met een hamer/moker, althans een hard voorwerp, inslaan van ruiten van vitrines in die juwelierszaak;
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de oplegging van de straf. Ten aanzien van de strafoplegging zal het hof het vonnis waarvan beroep dan ook vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te vermelden aanvullingen en verbeteringen aanbrengt.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman namens de verdachte bepleit dat vrijspraak dient te volgen omdat niet kan worden vastgesteld dat zijn cliënt één van de personen op de scooter is geweest. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat uit het proces-verbaal van bevindingen beveiligingscamera’s kan worden afgeleid dat er drie personen op de scooter zaten en dat de achterste persoon op heterdaad is aangehouden. De raadsman stelt vervolgens dat het de vraag is of de verdachte de middelste of de voorste persoon op de scooter is geweest en wijst hierbij op de verklaring van getuige [getuige] die een van de personen op de scooter heeft omschreven als licht getint.
Het hof overweegt dat de getuige [getuige] slechts van de middelste man op de scooter een beschrijving geeft. Van de twee andere mannen op de scooter kan hij alleen zeggen dat deze geheel in het zwart gekleed waren. De verklaring van deze getuige sluit betrokkenheid van de verdachte bij de overval derhalve niet uit.
De raadsman heeft voorts ter terechtzitting in hoger beroep een fotovergelijking overgelegd, waarop enerzijds de verdachte op twee door de raadsman genomen foto’s te zien is met een bivakmuts, een regenjas en een Gucci pet en anderzijds de dader die in de deuropening van de juwelierszaak stond, zoals te zien op foto’s uit het dossier. De kleur van de zichtbare huid op de foto’s uit het dossier komt volgens de raadsman niet overeen met de zichtbare huidskleur op de foto’s van zijn cliënt.
Het hof overweegt dat deze fotovergelijking onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de gevolgtrekking dat de persoon op de foto’s uit het dossier niet de verdachte kan zijn, gelet op het verschil in lichtinval en de kwaliteit van de foto’s, zoals deze in het bijzonder blijken uit de kleurverschillen van het Gucci-petje (licht/donker) en de regenkleding (zwart/blauw) op de foto’s in het dossier en de foto’s die ter zitting in hoger beroep zijn overgelegd door de raadsman.
Met betrekking tot de stelling van de raadsman dat verdachte zonder schoenen een lengte heeft van 1.77 m, welke lengte niet zou overeenkomen met de lengte van de dader in de deuropening van de juwelierszaak -die volgens het dossier weliswaar tussen de 1.70 m en 1.80 m zou zijn, maar waar de schoenen, bivakmuts en capuchon van afgetrokken dienen te worden, zodat een kortere lengte resteert- overweegt het hof dat hier geen sprake is van een zodanig verschil dat de persoon op de betreffende foto in het proces-verbaal de verdachte niet kan zijn, mede gelet op de omstandigheid dat er gemeten is vanaf de drempel, dat die persoon buiten stond en dat de stoep vanaf de drempel sterk afloopt.
De raadsman heeft ten slotte aangevoerd dat bewijs voor medeplegen ontbreekt, nu de contacten tussen zijn cliënt, [medeverdachte 1] en de medeverdachte [medeverdachte 2] gelet op hun vriendschappelijke relatie ook reguliere contacten kunnen zijn geweest. De contacten duiden op zichzelf niet op een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de ten laste gelegde overval, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte actief betrokken was bij zowel de voorbereidingshandelingen als bij de uitvoeringingshandelingen, zodat hij uit dien hoofde als medepleger kan worden aangemerkt.
Het voorgaande en de overige bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien leidt tot de conclusie dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het medeplegen door de verdachte van het ten laste gelegde.
Aanvullingen en verbeteringen
In het vonnis, halverwege pagina 3 dient de zin: “De overvaller richt ook zijn wapen op de echtgenote van de juwelier, mevrouw [benadeelde partij 2] (…)” te worden gewijzigd in: “De overvaller toont ook zijn wapen aan de echtgenote van de juwelier, mevrouw [benadeelde partij 2] (…)”, nu dit uit haar verklaring blijkt op pagina’s 72 en 73 van het proces-verbaal.
Op pagina 4 van het vonnis wordt in de laatste alinea een laatste sms-contact tussen [medeverdachte 1] en de medeverdachte [medeverdachte 2] genoemd, dit moet worden gelezen als telecom-contact. In de laatste zin van de hiervoor genoemde alinea op pagina 4 staat dat de mobiele telefoons van verdachte en zijn medeverdachten rond 13.54 uur gelijktijdig door hetzelfde telefoonnummer zijn gebeld; in deze zin moet ‘hetzelfde telefoonnummer’ worden weggelaten.
Op pagina 5 van het vonnis dient in de eerste alinea de zin “De mobiele telefoon van verdachte en [medeverdachte 2] maken dan beiden gebruik van zendmasten in Amstelveen” te worden gewijzigd in: “De mobiele telefoons van verdachte en van zijn medeverdachte [medeverdachte 2] maken op 23 februari 2013 beiden gebruik van zendmasten in Amstelveen”. In de bijbehorende voetnoot 21 dient de pagina te worden vervangen door pagina 276. De pagina genoemd in voetnoot 24 dient te worden aangevuld met pagina 255. Daarnaast moet in de voetnoten 24 en 25 de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 17 april 2014 worden toegevoegd. Tot slot dient de laatste zin van deze alinea: “Voor dit alles t/m vraagt” te worden verwijderd.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling en verbetering van gronden te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof verenigt zich met de strafmotivering van de rechter in eerste aanleg, maar is van oordeel dat deze strafmotivering een groter onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf rechtvaardigt. Het hof acht dit passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van Rijkom,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. J.M. van de Poll,
in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Dallau.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 mei 2014.
Mr. J.W. van Rijkom en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.