ECLI:NL:GHDHA:2014:1802

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
200.101.235/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. van Nievelt
  • J. Stollenwerck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van nalatenschapsgelden en rechtsgeldigheid van testament onder Taiwanees recht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vennootschap tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De vennootschap, appellante, heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van 19 oktober 2011 wordt vernietigd en dat zij geen gelden verschuldigd is aan de geïntimeerde, de vader van een minderjarige, die in zijn hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger optreedt. De kern van het geschil betreft een bedrag van € 95.000,- dat volgens appellante tot de nalatenschap van erflaatster behoort. Appellante heeft dit bedrag overgemaakt naar de bankrekening van erflaatster in opdracht van de executeurs. Het hof heeft vastgesteld dat erflaatster, die de Taiwanese nationaliteit had, in Taiwan is overleden en dat er een testament is opgemaakt volgens Taiwanees recht. De geïntimeerde heeft niet betwist dat het Taiwanees recht van toepassing is op de erfopvolging.

Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank in het bestreden vonnis overgenomen, aangezien er geen grieven tegen deze feiten zijn ingediend. Appellante heeft een akte van 20 juli 2011 overgelegd met verklaringen van de executeurs, waaruit blijkt dat de bedragen die appellante heeft betaald ten behoeve van de nalatenschap zijn ontvangen. Het hof heeft geoordeeld dat appellante geen nalatenschapsgelden meer onder zich heeft en dat de grief van appellante doel treft. Het bestreden vonnis is vernietigd en de vordering van geïntimeerde is afgewezen. Geïntimeerde is veroordeeld tot terugbetaling van de ontvangen bedragen, vermeerderd met wettelijke rente, en moet de proceskosten dragen.

De uitspraak is gedaan door het Gerechtshof Den Haag op 8 april 2014, waarbij de rechters M. Labohm, A. van Nievelt en J. Stollenwerck aanwezig waren. De proceskosten zijn begroot op € 7.333,85 voor de eerste aanleg en € 1.815,- griffiegeld, € 1.631,- advocaatkosten en € 199,- nakosten voor het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF Den Haag

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.101.235/01
Zaak-rolnummer Rechtbank : 84332/ HA ZA 09-2877
arrest van 8 april 2014
inzake
[Vennootschap B.V.]
gevestigd te Dordrecht,
appellante,
advocaat: mr. L.K. Tsui te Vleuten,
tegen
[de vader], in zijn hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [de minderjarige],
wonende te Papendrecht,
geïntimeerde,
verstek verleend.

1.Het geding

Bij exploot 18 januari 2012 is appellante in hoger beroep gekomen van het vonnis van 19 oktober 2011 van de rechtbank Dordrecht tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij memorie van grieven heeft appellante één grief geformuleerd.
Ter rolzitting van 31 januari 2012 is aan geïntimeerde verstek verleend.
Appellante heeft haar procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.

2.Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. Door appellante wordt gevorderd: te vernietigen het vonnis/de vonnissen waarvan beroep en:
- alsnog te oordelen dat appellante geen gelden verschuldigd is aan geïntimeerde, althans niet het bedrag waarvoor requirant is veroordeeld door de rechtbank ad € 95.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente;
- en om geïntimeerde te veroordelen om al hetgeen appellante ter uitvoering van het bestreden vonnis aan hem heeft voldaan aan appellante terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
- geïntimeerde te veroordelen in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de (na)kosten ten belope van ten minste € 199,- een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
- één en nader zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Kern van het geschil
3. De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of appellante nog een bedrag van € 95.000,- onder zich heeft dat tot de nalatenschap van erflaatster [naam], geboren [in] 1968 en overleden op [in] 2008, behoort.
4. Door appellante is aangevoerd dat zij in opdracht van de executeurs in de nalatenschap van erflaatster het bedrag van € 95.000,- heeft overgeboekt naar een bankrekening van erflaatster. Bij akte van 20 juli 2011 heeft appellante een tweetal verklaringen in het geding gebracht van de executeurs waaruit onomwonden volgt dat de bedragen die appellante heeft betaald ten behoeve van de nalatenschap van erflaatster, zijn ontvangen. Door erflaatster is in Taiwan een testament opgemaakt naar Taiwanees recht. Erflaatster had de Taiwanese nationaliteit en is in Taiwan overleden. Door geïntimeerde is niet weersproken dat het Taiwanees recht van toepassing is op erfopvolging in de nalatenschap van erflaatster en voorts is niet weersproken dat het testament in Taiwan rechtsgeldig is gemaakt.
5. Het hof overweegt als volgt. Erflaatster heeft een relatie gehad met geïntimeerde. Uit deze relatie is op[in] 2004 geboren[de minderjarige]. Erflaatster had de Taiwanese nationaliteit en zij is in Taiwan overleden. Voor de vraag of een testament rechtsgeldig is opgemaakt zijn van belang de vormvoorschriften die gelden in het land waar het testament is gemaakt. Bij brief van 27 april 2010 hebben de rechtbank en de advocaat van geïntimeerde een kopie verkregen van de genotariseerde vertaling van het testament van erflaatster. Uit het testament volgt dat executeurs zijn: 1)[naam], geboren [in] 1968, en [naam], geboren [in] 1972. Geïntimeerde heeft op dit stuk kunnen reageren.
6. In punt 6.5 stelt appellante dat zij bij akte van 20 juli 2011 een verklaring van de executeurs heeft overgelegd. Appellante vindt het onbegrijpelijk dat de rechtbank geen acht op deze akte heeft geslagen. Het hof overweegt als volgt. Uit de inventarisatielijst behorende bij het procesdossier van appellante volgt dat de door appellante genoemde akte van 20 juli 2011 niet is genomen. De rechter kon geen kennis nemen van dit stuk aangezien het niet tot de processtukken behoorde. In het procesdossier van appellante bevindt zich eveneens correspondentie die niet is vermeld op de inventarisatielijst. Het hof heeft deze correspondentie niet in het onderhavige oordeel betrokken aangezien niet van het hof kan worden verlangd dat het zelf uitzoekt welke stukken wel en welke stukken niet tot het procesdossier behoren.
7. In punt 6.5 verwijst appellante expliciet naar de niet genomen akte van 20 juli 2011. Het hof heeft deze niet genomen akte tussen de processtukken in hoger beroep aangetroffen. Gezien het feit dat het appel ook dient om fouten of vergissingen in eerste aanleg gemaakt te herstellen, is het hof van oordeel dat het kennis kan nemen van deze stukken. Het feit dat geïntimeerde niet is verschenen in appel komt voor zijn rekening en risico.
8. Uit de in het geding gebrachte verklaring volgt, dat appellante met betrekking tot de betalingen van de gelden die behoorden tot de het vermogen van erflaatster, heeft gehandeld conform de instructie van de executeurs. Aan de verklaring is gehecht een kopie van het paspoort van de executeurs. De namen en de geboortedata corresponderen met de namen en geboortedata die vermeld zijn in het testament van erflaatster. Op basis van deze twee verklaringen in samenhang bezien met het testament van erflaatster is het hof van oordeel dat het er voor moet worden gehouden dat appellante geen nalatenschapsgelden meer onder zich heeft. De grief van appellante treft doel.
Vernietiging
9. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen dient het bestreden vonnis te worden vernietigd en de vordering van geïntimeerde te worden afgewezen. Voor zover geïntimeerde de in het bestreden vonnis vermelde bedragen heeft geëxecuteerd dient geïntimeerde deze bedragen terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf de datum dat hij de bedragen van appellante heeft ontvangen tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
10. Gezien het feit dat geïntimeerde in het ongelijk is gesteld, dient hij in de proceskosten te worden veroordeeld zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van 19 oktober 2011 van de rechtbank Dordrecht tussen de partijen gewezen, en in zoverre opnieuw rechtdoende;
wijst af de vordering van geïntimeerde;
veroordeelt geïntimeerde voor zover hij de in het bestreden vonnis vermelde bedragen heeft geëxecuteerd deze aan appellante terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf de datum dat hij de bedragen van appellante heeft ontvangen tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt geïntimeerde in de proceskosten zowel in eerste aanleg als in appel als volgt begroot:
  • eerste aanleg: € 7.333,85;
  • hoger beroep: a) griffiegeld € 1815,-; b) advocaatkosten € 1.631,- en c) nakosten € 199,-
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, van Nievelt en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2014 in aanwezigheid van de griffier.