ECLI:NL:GHDHA:2014:1958

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
2200126413
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 maart 2013. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden voor het telen van hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit in een gehuurde woning. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de vernieling van de woning, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op deze vernieling. Het hof oordeelde dat de verdachte als alleenpleger handelde en niet in vereniging met anderen. De bewezenverklaring van de feiten leidde tot een veroordeling tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft het hof beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen en de vordering van de benadeelde partij, waarbij de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft de verbeurdverklaring van bepaalde in beslag genomen voorwerpen gelast en de teruggave van andere voorwerpen aan de verdachte bevolen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001264-13
Parketnummer: 09-637796-10
Datum uitspraak: 10 juni 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 maart 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats[ op [datum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
27 mei 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 primair en subsidiair en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 5 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en omtrent het beslag als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
primair:
hij op meerdere tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 08 maart 2010 tot en met 06 september 2010 te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 868, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1
subsidiair:
n.n. op meerdere tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 08 maart 2010 tot en met 06 september 2010 te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 868, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 08 maart 2010 tot en met 06 september 2010 te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft doordat verdachte aan die N.N. en/of die anderen een of meer ruimten in voornoemd pand ten behoeve van (voornoemde) hennepkweek ter beschikking heeft gesteld en/of toegang tot die ruimten heeft verschaft;
2
primair:
hij op meerdere tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 08 maart 2010 tot en met 06 september 2010 te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem, tezamen in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
2
subsidiair:
n.n. op meerdere tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 08 maart 2010 tot en met 06 september 2010 te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem, tezamen in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan n.n. en/of zijn mededaders, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte (telkens) in of omstreeks 08 maart 2010 tot en met 06 september 2010 te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of inlichtingen heeft verschaft door toen en daar telkens opzettelijk die n.n. en/of die anderen ten behoeve van de opbouw en/of werking van een hennepkwekerij een of meer ruimten en/of een electriciteitsinrichting ter beschikking te stellen en/of hen daartoe toegang te verschaffen;
5
primair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 20 juli 2010 te
's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een woning gelegen aan de [adres 5], althans onderdelen van die woning (onder meer een trap en/of deuren en/of muren en/of wanden en/of vloeren) en/of een of meer in die woning geplaatste goederen (onder meer Sani Broyeur en/of gordijnen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een hennepkwekerij in die woning op te richten en/of in stand te houden en/of daarbij (spijker)gaten in die woning of onderdelen daarvan te maken en/of vloeren te bekrassen en/of lijm en/of kabels in die woning aan te brengen en/of die Sani Broyeur af te breken en/of vol te gooien met planten(resten) en/of treden van een trap en/of gordijnen te verwijderen;
5
subsidiair:
n.n. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 20 juli 2010 te
's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een woning gelegen aan de [adres 5], althans onderdelen van die woning (onder meer een trap en/of deuren en/of muren en/of wanden en/of vloeren) en/of een of meer in die woning geplaatste goederen (onder meer Sani Broyeur en/of gordijnen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een hennepkwekerij in die woning op te richten en/of in stand te houden en/of daarbij (spijker)gaten in die woning of onderdelen daarvan te maken en/of vloeren te bekrassen en/of lijm en/of kabels in die woning aan te brengen en/of die Sani Broyeur af te breken en/of vol te gooien met planten(resten) en/of treden van een trap en/of gordijnen te verwijderen, tot en of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks 1 januari 2010 tot en met 20 juli 2010 te
's-Gravenhage (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft door die n.n. en/of die anderen ten behoeve van de opbouw en/of werking van een hennepkwekerij een of meer ruimten in die woning ter beschikking te stellen en/of hen daartoe toegang te verschaffen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken
Feit 5 primair en subsidiair
Het hof is van oordeel niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte - ook niet in voorwaardelijke zin - opzet heeft gehad op de vernieling die heeft plaatsgevonden in de woning aan de Abe [adres 5], welke woning de verdachte – blijkens de huurovereenkomst – huurde, maar waar hij, gelet op de overige inhoud van het dossier, niet woonachtig was. Derhalve behoort de verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 5 primair en subsidiair is ten laste gelegde.
Medeplegen
Het hof is – anders dan de advocaat-generaal – van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan het telen van hennep dan wel de diefstal van elektriciteit.
Naar het oordeel van het hof is de verklaring van de verdachte, inhoudende – onder meer – dat een persoon die verdachte slechts onder de naam X zou kennen hem had gevraagd om op zoek te gaan naar een woning om daar plantjes neer te zetten en dat X zijn bankpasjes in zijn bezit zou hebben, niet geloofwaardig, aangezien het werkelijke bestaan noch de betrokkenheid van deze persoon bij de bewezenverklaarde feiten naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk is geworden.
Ook overigens is enige bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en een derde bij het plegen van het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen.
Het hof is derhalve van oordeel dat, gelet op de inhoud van het dossier, de verdachte zich als alleenpleger schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, te weten het telen van hennep en de diefstal van elektriciteit.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
primair:
hij in de periode van 08 maart 2010 tot en met 06 september 2010 te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres]) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
primair:
hij in de periode van 08 maart 2010 tot en met 06 september 2010 te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteittoebehorende aan Liander NV.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
Diefstal.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 5 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van een groot aantal hennepplanten in een door hem gehuurde woning en heeft daarbij op illegale wijze elektriciteit afgenomen. De verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Door het opzettelijk voorhanden hebben en het telen van dergelijke verdovende middelen wordt de verdere verspreiding van hennep immers in de hand gewerkt, hetgeen een gevaar voor de volksgezondheid vormt. Daarnaast wordt daardoor het plegen van met de hennepteelt en -verkoop gerelateerde criminaliteit bevorderd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 mei 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat, ondanks de vrijspraak ter zake van het onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde, een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn onder de nummers 1 en 4 (te weten: een schaar en een factuur) op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp waarvan het onder 1 primair bewezen verklaarde is begaan dan wel voorbereid.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven henneptoppen, zoals deze vermeld zijn onder nummer 3 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zal het hof de onttrekking aan het verkeer gelasten, nu met betrekking tot deze henneptoppen het onder 1 primair bewezen verklaarde feit is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Voorts zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten van het onder 2 genummerde voorwerp (te weten: telefoontoestel) op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 27.418,50.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 19.358,50.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 19.358,50, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het 5 primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn onder de nummers 1 en 4 (te weten: een schaar en een factuur) op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, zoals deze vermeld zijn onder nummer 3 (te weten: henneptoppen) op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, zoals deze vermeld is onder nummer 2 (te weten: telefoontoestel) op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. M. Moussault en mr. A. Kuijer, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 juni 2014.