In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 1 maart 2013. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal, en kreeg een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De rechtbank had de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 29.492,70. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op € 29.492,-. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde financieel voordeel heeft genoten uit zijn strafbare feiten en heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op het BOOM-rapport van november 2010. Het hof heeft de totale opbrengst van de hennepteelt geschat op € 81.588,- en de kosten op € 7.945,64, wat resulteert in een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel van € 73.642,-. Het hof heeft de betalingsverplichting aan de Staat vastgesteld op dit bedrag, ondanks de stelling van de verdediging dat de veroordeelde onvoldoende draagkracht heeft. Het hof heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de betalingsverplichting te matigen en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd.