ECLI:NL:GHDHA:2014:1972

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
13 juni 2014
Zaaknummer
200.136.647/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Kempen
  • A. van den Wildenberg
  • J. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming tot afgifte van een Nederlands paspoort voor minderjarigen met verblijfplaats in Marokko

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming tot afgifte van een Nederlands paspoort voor haar minderjarige kinderen. De moeder, die op een geheim adres woont, is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, die zich onbevoegd had verklaard. De vader, die in Marokko woont, heeft een verweerschrift ingediend en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Marokko hebben. Zij betoogt dat de minderjarigen feitelijk in Nederland wonen en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De vader betwist deze stelling en stelt dat de minderjarigen in Marokko verblijven en daar meer verbondenheid hebben.

Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen ook de Marokkaanse nationaliteit hebben en dat hun gewone verblijfplaats in Marokko is. Het hof oordeelt dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van de moeder, aangezien er reeds een procedure aanhangig is in Marokko betreffende het gezag over de minderjarigen. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 16 april 2014
Zaaknummer : 200.136.647/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 13-6625
Zaaknummer rechtbank : C/10/430883
[verzoekster],
wonende op een geheim adres,
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.M. Bloemink te Zandvoort,
tegen
[verweerder],
wonende te Marokko,
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. F. Ben-Saddek te Rotterdam.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 6 november 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 23 september 2013 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.
De vader heeft op 16 januari 2014 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
De moeder heeft op 20 februari 2014 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 3 december 2013 een brief van 27 november 2013 met bijlage;
van de zijde van de vader:
- op 28 februari 2014 een brief van 27 februari 2014 met bijlagen.
De zaak is op 12 maart 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk de heer M. El Amiri;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de heer F. Dekkers namens de raad.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Het volgende staat vast.
Partijen zijn de ouders van:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2002 te[geboorteplaats 1],
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2005 te[geboorteplaats 2],
  • [minderjarige 3], geboren [geboortedatum 3] 2008 te[geboorteplaats 3], Marokko,
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
De ouders hebben naar Nederlands recht gezamenlijk het gezag over de minderjarigen.
In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de minderjarigen feitelijk in Marokko verblijven op een voor de vader onbekend adres.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende vervangende toestemming te verlenen tot afgifte van een Nederlands paspoort aan de minderjarigen.
2.
De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure conform het liquidatietarief. In voorwaardelijk incidenteel hoger beroep verzoekt de vader het hof:
  • primair het verzoek van de moeder af te wijzen en te bepalen dat de vervangende toestemming aan de vader wordt verleend, welke de toestemming van de moeder vervangt, voor het aanvragen van een Nederlands paspoort voor de minderjarigen ex artikel 34 Paspoortwet;
  • alsmede de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader te bepalen;
  • subsidiair de raad te laten onderzoeken of de uitoefening van het gezamenlijk gezag in de huidige omstandigheden nog in het belang van de minderjarigen is en, indien deze vraag bevestigend beantwoord dient te worden waar de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen dient te zijn. Daarnaast dient de raad te onderzoeken op welke wijze invulling dient te worden gegeven aan het ouderschap en op welke wijze een omgangsregeling en contact dient plaats te vinden.
3.
De moeder is het niet eens met de incidentele verzoeken van de vader.
Principaal hoger beroep
4.
De moeder stelt dat de bestreden beschikking innerlijk tegenstrijdig is en derhalve onbegrijpelijk. De rechtbank is er ten onrechte van uitgegaan dat de vader in Marokko woont en de minderjarigen daar hun gewone verblijfplaats hebben. De rechtbank heeft zich ten onrechte onbevoegd verklaard.
De moeder stelt dat de vader niet tegelijk in [woonplaats in Nederland], zoals in de bestreden beschikking staat, en in Marokko kan wonen. Verder blijkt volgens de moeder uit het GBA-uittreksel dat de vader zijn gehele leven in Nederland woont. De moeder heeft nimmer de wens gehad om haar verblijfplaats in Nederland op te geven. De moeder betoogt dat partijen het gezamenlijk gezag hebben, dat zij alle twee in Nederland wonen en de minderjarigen dus hun woonplaats in Nederland hebben. De Nederlandse rechter is derhalve bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
5.
De vader betwist de stellingen van de moeder gemotiveerd en betoogt – kort gezegd – dat de moeder niet heeft aangetoond dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is. Volgens de vader is de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Marokko, zij hebben ook meer verbondenheid met de rechtssfeer van Marokko, aldus de vader.
6.
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de minderjarigen (ook) de Marokkaanse nationaliteit hebben en dat hun gewone verblijfplaats in Marokko is. Voorts is ter zitting bij het hof gebleken dat aan het verzoek van de moeder tot het verkrijgen van vervangende toestemming tot afgifte van een Nederlands paspoort feitelijk slechts ten grondslag ligt haar wens om de verblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen en met hen in Nederland te gaan wonen. Naar het oordeel van het hof dient een eventuele wijziging van de verblijfplaats van de minderjarigen te worden beoordeeld door de rechter van de gewone verblijfplaats van de minderjarigen, zijnde derhalve de Marokkaanse rechter. Verder is ter zitting bij het hof gebleken dat er tussen partijen in Marokko reeds een procedure aanhangig is betreffende het gezag over de minderjarigen, reden te meer voor de Nederlandse rechter om zich niet te mengen in de beoordeling van een eventuele wijziging van de verblijfplaats van de minderjarigen.
Gelet op het voorgaande acht het hof de Nederlandse rechter onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek van de moeder. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals de moeder ter zitting heeft verzocht, de zaak aan te houden in afwachting van de beslissing in de gezagsprocedure in Marokko. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking bekrachtigen.
7.
De overige stellingen van partijen behoeven geen bespreking meer omdat die niet tot een ander oordeel leiden.
8.
Het hof ziet geen aanleiding om - zoals de vader heeft verzocht - de moeder in de kosten van het hoger beroep te veroordelen, en zal, gelet op de familierechtelijke aard van de procedure, de proceskosten compenseren.

BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Kempen, Van den Wildenberg en Van Wijk, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2014.