ECLI:NL:GHDHA:2014:1985
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- M. Labohm
- A. Mink
- S. Sutorius-van Hees
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake hypothecaire aansprakelijkheid en proceskostenveroordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J.W. Schuijlenburg, is in hoger beroep gekomen van een vonnis dat op 18 juli 2013 is gewezen, waarin haar vorderingen zijn afgewezen. De vrouw wenst niet langer hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor de hypothecaire lening van de voormalige echtelijke woning en vordert dat deze woning aan de man wordt toegedeeld, met de eis dat de man zich inspant om haar te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.B. Lamme, heeft verweer gevoerd en betoogd dat er geen spoedeisend belang meer is, nu de woning inmiddels is verdeeld bij akte van verdeling op 22 juli 2013, na het bestreden vonnis.
Het hof overweegt dat de vrouw geen spoedeisend belang meer heeft bij haar vorderingen, aangezien de akte van verdeling al was gepasseerd ten tijde van het instellen van het hoger beroep. De vrouw heeft geen belang bij haar subsidiaire vorderingen, omdat de verdeling van de woning is uitgevoerd. Het hof concludeert dat de vrouw haar vordering tegen beter weten in heeft ingesteld, en bevestigt de proceskostenveroordeling van de voorzieningenrechter. De vrouw wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, en het hof wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevorderd. De beslissing van het hof is uitgesproken op 3 juni 2014.