2.Beoordeling van het hoger beroep
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. Door de man wordt gevorderd dat het hof het vonnis van 14 november 2012 van de rechtbank Den Haag vernietigt en, opnieuw rechtdoende, de vrouw niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen, althans haar deze ontzegt, met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties.
3. Door de vrouw wordt gevorderd dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het hoger beroep van de man verwerpt, met bekrachtiging van het bestreden vonnis zonodig met verbetering van de rechtsgronden en voor zover in incidenteel appel niet anders verzocht.
In incidenteel appel vordert de vrouw dat het hof de beslissing van de rechtbank (het hof begrijpt: in het vonnis van 14 november 2012) met betrekking tot r.o. 5.19 jo. r.o. 6.9 vernietigt en verklaart dat de man onrechtmatig heeft gehandeld en de man, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt de schade van € 10.343,44 aan de vrouw te vergoeden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2011, met veroordeling van de man in de kosten van beide instanties.
4. Gezien de onderlinge samenhang van de grieven bespreekt het hof de grieven zo veel mogelijk gezamenlijk.
5. In de vijfde grief stelt de man dat de vrouw geen aanspraak op haar aandeel in het Aegon pensioen kan maken, aangezien er in de visie van de man sprake is van rechtsverwerking. Door de man wordt ter onderbouwing van zijn grief het navolgende aangevoerd. De man heeft tot 10 augustus 2010 taal noch teken van de vrouw vernomen. Wanneer de man totaal niets verneemt, mag hij er van uitgaan dat de vrouw geen pensioen claimt. Wanneer de vrouw niets onderneemt terwijl zij daartoe wel in staat is, moet haar dit verwijt worden gemaakt.
6. Door de vrouw is gemotiveerd verweer gevoerd. Door de vrouw is het navolgende aangevoerd. Uit de jurisprudentie volgt, dat voor een beroep op rechtsverwerking enkel tijdsverloop of stilzitten onvoldoende is, en dat er tevens sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden, als gevolg waarvan bij de man een gerechtvaardigd vertrouwen had kunnen worden gewekt dat de vrouw haar aanspraak niet meer geldend zou maken. Door de vrouw is niet stil gezeten. De vrouw heeft, toen de man 65 jaar werd, naar Aegon actie ondernomen ter zake van de uitbetaling van de pensioengelden. In 2010 heeft de vrouw contact gezocht met de man. Dit was ingewikkeld, omdat de man ondertussen was verhuisd naar [woonplaats] en de vrouw zijn adres moest achterhalen. Uit niets blijkt dat de vrouw haar pensioenaanspraken zou hebben prijsgegeven.
7. Het hof overweegt als volgt. Er is sprake van rechtsverwerking in gevallen dat het beroep van de rechthebbende op een hem/haar toekomende bevoegdheid gelet op zijn/haar eigen voorafgaande gedraging als in strijd met de redelijkheid en billijkheid moet worden beschouwd. Rechtsverwerking is een species van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. Of de rechthebbende door zijn gedraging zijn rechten heeft verwerk, hangt – net als bij alle andere redelijkheids- en billijkheidsoordelen – af van alle omstandigheden van het geval. In ieder geval is zeker dat het enkele tijdsverloop volgens constante jurisprudentie niet voldoende is om tot rechtsverwerking te mogen concluderen. Daarvoor bestaan de leerstukken van verjaring en verval. Wil een recht verwerkt worden, dan is naast dit tijdsverloop nog iets extra`s nodig. Rechtsverwerking veronderstelt een gedraging van de rechthebbende. Een stilzitten van de rechthebbende kan door bijkomende omstandigheden zo worden gekleurd, dat het uitoefenen van een recht in strijd met de redelijkheid en billijkheid komt. Dit is met name het geval als de gerechtigde door zijn nalaten een rechtsplicht, een handelingsplicht of een mededelingsplicht schendt.
8. In het onderhavige geval is tussen de man en de vrouw sprake van een rechtsverhouding, namelijk partijen dienen uitvoering te geven aan de verevening van de bij Aegon NV opgebouwde pensioenrechten. Geen van de door de man aangevoerde feiten en omstandigheden kan de rechtsgrond vormen op grond waarvan de vrouw haar rechten met betrekking tot het Aegon pensioen heeft verwerkt. De vrouw heeft onbestreden gesteld dat toen de man 65 jaar werd zij zich heeft gewend tot Aegon om haar pensioenaanspraken te effecturen. Door toedoen van Aegon alsmede vanwege het feit dat de man was verhuisd heeft het enige tijd geduurd alvorens zij de man kon aanspreken tot betaling van haar aandeel in het Aegon pensioen. Uit dit korte tijdsverloop kan naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid dat vrouw haar recht op het Aegon pensioen heeft verwerkt. Er is eveneens geen handelen van de vrouw geweest op grond waarvan de man mocht vertrouwen dat de vrouw geen aanspraak meer zou maken op haar rechten met betrekking tot het hiervoor vermelde pensioen. Gezien de strekking van de Wet verevening pensioenrechten had de man zich ervan bewust dienen te zijn dat hij de pensioenrechten ook daadwerkelijk met de vrouw diende te verevenen, te meer daar een tweede pensioen wel feitelijk tussen partijen is verevend. Een tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenvoorziening is er in beginsel voor beide echtgenoten en niet voor één echtgenoot, tenzij de echtgenoten anders met elkaar zijn overeengekomen hetgeen in het onderhavige geval niet aan de orde is. Gezien de rechtsrelatie tussen ex-echtgenoten die mede wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid had het op de weg van de man gelegen om de vrouw als vereveningsgerechtigde actief te informeren met betrekking tot het feit dat hij vanaf zijn 65-jarige leeftijd het volledige pensioen ontvangt en haar te vragen wat haar bedoeling was. Nu de man dit niet heeft gedaan komt dit voor zijn rekening en risico. De grieven van de man dat de vrouw haar recht heeft verwerkt met betrekking tot het Aegon pensioen treffen geen doel.
9. De man is op 25 juni 2008 65 jaar geworden. In grief 2 stelt de man dat hij eerst vanaf 1 juli 2008 pensioen krijgt.
10. Door de vrouw is gesteld dat de rechtbank terecht 25 juni 2008, de 65-jarige verjaardag van de man, als uitgangspunt heeft genomen.
11. Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat de man op 25 juni 2008 65 jaar is geworden. Nu de man in het licht van de stelling van de vrouw niet heeft aangetoond dat het pensioen op een latere datum is ingegaan, gaat het hof evenals de rechtbank uit van de ingangsdatum 25 juni 2008.
12. Uit grief 3 volgt dat de man het er niet mee eens is dat hij op de eerste dag van iedere maand aan de vrouw het bedrag van € 470,78 moet betalen. De man stelt daartoe dat hij eens in de drie maanden door Aegon wordt betaald.
13. Door de vrouw wordt gesteld dat het maandbedrag vast staat. Niet van belang is in dat verband, op welk moment de uitbetaling door Aegon aan de man geschiedt.
14. Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat de maandelijkse aanspraak van de vrouw bedraagt € 470,78. Van de man kan in redelijkheid worden verlangd dat hij zijn financiën zodanig regelt dat hij maandelijks bij vooruitbetaling het verschuldigde bedrag voldoet. Daaraan doet niet af dat de man per kwartaal door Aegon wordt betaald.
15. Door de vrouw wordt erkend dat het maandbedrag moet zijn € 470,78 en niet € 480,78. In zoverre treft de grief van de man doel.
16. De man is het er niet mee eens dat hij aan de vrouw een bedrag moet betalen van
€ 7.211,70 zoals vermeld in r.o. 5.12.
17. Door de vrouw is gesteld dat de periode van 15 maanden wel juist is. Het hof verwijst naar blz. 8 van haar memorie van antwoord tevens incidenteel appel.
18. Het hof overweegt als volgt. Een goede procesorde brengt met zich dat de grief en de toelichting op de grief duidelijk dienen te zijn voor de wederpartij en de rechter. Het hof is van oordeel dat de toelichting op de grief volstrekt onduidelijk is, hetgeen voor rekening en risico van de man komt. De man stelt de rechtbank een periode van 15 maanden heeft bedoeld. Vervolgens stelt hij de vraag: “Is dat september t/m december 2011 (4 maanden) en januari tot december 2012 (11 maanden)?” Het hof is niet duidelijk wat de visie van de man is met betrekking tot het aantal maanden dat hij nog aan achterstallige termijnen moet betalen. Een toelichting dient duidelijk te zijn en niet een zoekplaatje.
19. De man stelt voorts dat hij de berekening van de rechtbank niet kan volgen met betrekking tot het bedrag van € 17.889,64. Het hof begrijpt uit het verweer van de vrouw dat de rechtbank terecht aan haar heeft toegewezen het bedrag van € 17.889,64. Het hof verwijst naar blz. 5 van de memorie van antwoord tevens incidenteel appel.
20. Het hof overweegt als volgt. In zijn toelichting geeft de man wederom niet concreet aan om hoeveel maanden het volgens hem dan wel gaat. Hij stelt een aantal vragen, waaronder: “Hoe rekent de rechtbank precies?”. Het is niet de taak van de appelrechter om dergelijke vragen te beantwoorden. Het is de taak van de advocaat van de man om duidelijk aan te geven waartegen de bezwaren zich richten en hoe volgens hem dan wel gerekend moet worden. Naar het oordeel van het hof heeft de man in zijn toelichting niet voldaan aan zijn stelplicht.
21. Uit grief acht volgt dat de man het er niet mee eens is dat hij de proceskosten moet betalen. In zijn toelichting stelt hij slechts: “Deze grief volgt uit de vorige grieven”.
22. De vrouw is van mening dat de man terecht in de kosten is veroordeeld.
23. Het hof overweegt als volgt. De man heeft naar het oordeel van het hof zijn grief niet onderbouwd. Een enkele verwijzing naar alle vorige grieven is onvoldoende. De man heeft wederom niet voldaan aan zijn stelplicht.
Gedeeltelijke vernietiging
24. Het bestreden vonnis dient slechts te worden vernietigd voor zover het bedraagt de veroordeling tot het betalen van een bedrag van € 7.211,70 zoals vermeld onder 6.4 van het dictum. Dit bedrag dient te zijn 15 maanden x € 470,78 = € 7.060,70.
25. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen behoeft het overige dat door de man is gesteld geen verdere bespreking.
Onrechtmatig handelen van de man
26. In de incidentele grief stelt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vrouw geen belang heeft bij de vraag of de man onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld weshalve de rechtbank ten onrechte de vordering van de vrouw tot een voorschot op schadevergoeding bij de overige vorderingen heeft afgewezen. De vrouw blijft van mening dat de man te kwader trouw en onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, doordat de man sinds 2008 tot en met het derde kwartaal van 2012 het gehele pensioenbedrag voor zichzelf heeft gebruikt. Om haar aanspraken zowel in als buiten rechte geldend te maken heeft zij materiële schade geleden. Alles bij elkaar heeft de vrouw tot nog toe € 10.343,44 betaald aan advocaatkosten, griffierecht, beslagkosten, deurwaarderskosten en eigen bijdrage toevoeging.
27. Uit het korte verweer van de man volgt dat hij van mening is dat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens de vrouw.
28. Het hof overweegt als volgt. Uit het door de man gevoerde verweer volgt dat hij van mening is dat hij niet gehouden is tot verevening van de pensioenrechten bij Aegon. Het innemen van een dergelijk standpunt is in beginsel niet onrechtmatig. Dat de man vanuit zijn visie overgaat tot het verteren van het pensioen maakt nog niet dat hij jegens de vrouw onrechtmatig handelt. Het risico dat de man heeft genomen is dat hij alsnog moet overgaan tot betaling van datgene waarop de vrouw recht heeft. De kosten die de vrouw vordert, hebben betrekking op het incasseren van haar aanspraken met betrekking tot het Aegon pensioen. De grief van de vrouw treft geen doel.
Proceskosten hoger beroep
29. Gezien het feit dat beide partijen over een weer op enige punten in het ongelijk worden gesteld zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren en wel in die zin dat ieder der partijen haar eigen kosten draagt.