ECLI:NL:GHDHA:2014:2018
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis wegens gebrek aan schriftelijke vertaling van de dagvaarding in strafprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Roemenië en niet voldoende machtig in de Nederlandse taal, had geen schriftelijke vertaling van de dagvaarding ontvangen. Dit is in strijd met artikel 260, vijfde lid van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, onverwijld een schriftelijke vertaling van de dagvaarding moet ontvangen. Het hof oordeelde dat het ontbreken van deze vertaling een procedureel verzuim vormde dat niet kon worden genegeerd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de zaak zou worden terugverwezen. Het hof concludeerde dat het vonnis niet in stand kon blijven en dat de zaak terugverwezen moest worden naar de politierechter voor verdere afdoening, met inachtneming van de vereisten van de wet.