ECLI:NL:GHDHA:2014:2040

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
19 juni 2014
Zaaknummer
200.129.947/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Kamminga
  • Lückers
  • Ibili
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning vaderschap en DNA-onderzoek in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, staat de ontkenning van het vaderschap centraal. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de man als verweerder aangemerkt. De bijzondere curator, mr. P. Drenth, vertegenwoordigt de minderjarige. Het hof heeft eerder, op 11 december 2013, bepaald dat er een DNA-onderzoek moest plaatsvinden om vast te stellen of de man de biologische vader van de minderjarige is. Dit onderzoek werd uitgevoerd door mevrouw dr. M. Hidding van Verilabs Nederland B.V. en de kosten van het onderzoek, begroot op € 850,-, zouden door de griffier worden betaald en ten laste van de Rijkskas komen.

Op 29 januari 2014 ontving het hof het rapport van Verilabs, waarin werd geconcludeerd dat de man met een waarschijnlijkheid van 99.9999998% de biologische vader van de minderjarige is. De betrokken partijen hebben op dit rapport niet gereageerd. Het hof heeft vervolgens de beschikking bepaald op 11 juni 2014. In de beoordeling van het hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de man niet de biologische vader is, en heeft de bestreden beschikking vernietigd. De ontkenning van het vaderschap door de man is gegrond verklaard.

Daarnaast heeft het hof de kosten van het vaderschapsonderzoek vastgesteld op € 855,-, inclusief BTW, en deze kosten zijn voor rekening van de moeder. De moeder is veroordeeld om dit bedrag binnen veertien dagen te deponeren bij de griffie van het hof. De uitspraak is gedaan door de rechters Kamminga, Lückers en Ibili, en is openbaar uitgesproken op 11 juni 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 11 juni 2014
Zaaknummer : 200.129.947/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-5644
Zaaknummer rechtbank : 424234
[de moeder],
wonende te [plaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. V.M.A. Saris te Dordrecht.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1.[de man],
wonende te [plaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
2.
mr. P. Drenth,
kantoorhoudende te Den Haag,
hierna te noemen: de bijzondere curator,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige:
[naam], geboren op [geboortedatum in] 2012 te [plaats] (verder: de minderjarige).
In verband met het bepaalde in artikel 44 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de advocaat-generaal van het ressortsparket Den Haag,
hierna te noemen: het OM.

VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

Bij tussenbeschikking van dit hof van 11 december 2013 is bepaald dat een DNA-onderzoek zal worden verricht ter beantwoording van de vraag of de heer [naam] (verder: [naam]) de verwekker van de minderjarige is en zo ja, met welke mate van waarschijnlijkheid (hierna: het vaderschapsonderzoek). Als deskundige is benoemd mevrouw dr. M. Hidding, verbonden aan Verilabs Nederland B.V. te Leiden (verder: Verilabs). Voorts is beslist dat de kosten van dit onderzoek, begroot op € 850,-, door de griffier zullen worden betaald en voorshands ten laste van ’s Rijks kas zullen komen. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot zaterdag 22 februari 2014.
Op 29 januari 2014 is van de zijde van Verilabs het rapport betreffende het vaderschapsonderzoek inzake de minderjarige van 27 januari 2014 ingekomen.
Het hof heeft de moeder, de man en de bijzondere curator bij brieven van 3 februari 2014 een kopie van het rapport van Verilabs doen toekomen en hen in de gelegenheid gesteld op het hier bedoelde rapport te reageren vóór 21 februari 2014. Hierop is geen reactie gekomen.
Het hof heeft de beschikking vervolgens bepaald op heden.

VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
Ter beoordeling van het hof ligt voor de ontkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige.
2.
Uit het rapport van 27 januari 2014 betreffende het vaderschapsonderzoek, blijkt dat afname van het DNA-materiaal volgens de daartoe geldende richtlijnen en aanbevelingen van de ISFG door of namens de deskundige is geschied, zulks na deugdelijke identificatie van zowel [naam] als de minderjarige en de moeder.
3.
De uitslag van het onderzoek luidt dat [naam] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van 99.9999998 % de biologische vader is van de minderjarige. Betrokkenen hebben de uitkomst van het vaderschapsonderzoek niet weersproken.
4.
Het hof is van oordeel dat vast staat dat[naam] de biologische vader is van de minderjarige. Daarmee is eveneens voldoende komen vast te staan dat de man niet de biologische vader is van de minderjarige. Op laatst vermelde grond zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en overgaan tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige.
5.
Gelet op de door Verilabs overgelegde rekening ter zake van het vaderschapsonderzoek, stelt het hof de vergoeding van de deskundige vast op € 855,- (inclusief BTW). Blijkens mededeling van de griffie is dit bedrag reeds aan Verilabs voldaan. Deze kosten zullen ten laste van de moeder worden gebracht. Zij dient ervoor zorg te dragen dat het bedrag van € 855,- wordt overgemaakt op bankrekeningnummer 56.99.90.580 van Royal Bank of Scotland ten namen van MvJ, arrondissement Den Haag en onder vermelding van zaaknummer 200.129.947/01.
6.
Mitsdien wordt als volgt beslist.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
verklaart de ontkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige gegrond;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking – en voorzover daartegen geen cassatie is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
bepaalt dat de kosten verbonden aan het vaderschapsonderzoek, te weten een bedrag van € 855,- (inclusief BTW), voor rekening van de moeder komen;
veroordeelt de moeder om binnen veertien dagen na heden een bedrag van € 855,- ter griffie van het hof te deponeren door overmaking op bankrekeningnummer 56.99.90.580 van Royal Bank of Scotland ten name van MvJ, arrondissement Den Haag en onder vermelding van zaaknummer 200.129.947/01.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Lückers en Ibili, bijgestaan door mr. Dooting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2014.