ECLI:NL:GHDHA:2014:2272
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- M.M. van der Nat
- J.W. Klein Wolterink
- N. Zandbergen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van een plaats voor ongeklede recreatie in het kader van artikel 430a Wetboek van Strafrecht
In deze zaak, die zich afspeelt in het recreatiegebied de Delftse Hout, is de verdachte op 8 juli 2013 beschuldigd van het zich ongekleed bevinden op een voor het openbaar verkeer bestemde plaats die niet geschikt zou zijn voor ongeklede recreatie, zoals bedoeld in artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was eerder door de kantonrechter veroordeeld tot een geldboete van € 90,-, maar ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Het Gerechtshof Den Haag heeft de zaak op 11 juli 2014 behandeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de plaats waar de verdachte zich bevond, niet geschikt was voor ongeklede recreatie. Het hof oordeelde dat de wetgever de beoordeling van geschiktheid aan de rechter heeft overgelaten, maar dat deze beoordeling niet kan worden gebaseerd op een getalsmatige norm, zoals het aantal geklede recreanten. Het hof benadrukte dat alleen in gevallen waarin een plaats evident niet geschikt is voor ongeklede recreatie, er sprake kan zijn van strafbaarheid. De verdediging betoogde dat de vervolging niet-ontvankelijk verklaard moest worden, maar het hof oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor de niet-geschiktheid van de plaats voor ongeklede recreatie.