In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken en een uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw is toegekend. De man heeft zijn autorijschool per 1 januari 2014 beëindigd en ontvangt sindsdien alleen een AOW-uitkering van € 1.040,- netto per maand. Hij stelt dat hij geen draagkracht heeft om partneralimentatie te betalen. Het hof overweegt dat de vrouw niet heeft weersproken dat de man zijn autorijschool heeft beëindigd en dat hij thans alleen een AOW-uitkering ontvangt. Het hof komt tot de conclusie dat de man geen draagkracht heeft om partneralimentatie te betalen en wijst het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage af.
Daarnaast is er een geschil over de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap. De man stelt dat de verdeling reeds heeft plaatsgevonden en dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de wijze van verdelen. Het hof oordeelt dat de vrouw geen belang meer heeft bij haar verzoek tot verdeling, aangezien de verdeling feitelijk heeft plaatsgevonden. Het hof vernietigt de bestreden beschikking en wijst de verzoeken van de vrouw af. De proceskosten worden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken.