ECLI:NL:GHDHA:2014:2298

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
200.141.074/01 en 200.141.076/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stille
  • A. Husson
  • M. Sutorius-Van Hees
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake partneralimentatie en verdeling huwelijksvermogensgemeenschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken en een uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw is toegekend. De man heeft zijn autorijschool per 1 januari 2014 beëindigd en ontvangt sindsdien alleen een AOW-uitkering van € 1.040,- netto per maand. Hij stelt dat hij geen draagkracht heeft om partneralimentatie te betalen. Het hof overweegt dat de vrouw niet heeft weersproken dat de man zijn autorijschool heeft beëindigd en dat hij thans alleen een AOW-uitkering ontvangt. Het hof komt tot de conclusie dat de man geen draagkracht heeft om partneralimentatie te betalen en wijst het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage af.

Daarnaast is er een geschil over de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap. De man stelt dat de verdeling reeds heeft plaatsgevonden en dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de wijze van verdelen. Het hof oordeelt dat de vrouw geen belang meer heeft bij haar verzoek tot verdeling, aangezien de verdeling feitelijk heeft plaatsgevonden. Het hof vernietigt de bestreden beschikking en wijst de verzoeken van de vrouw af. De proceskosten worden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 25 juni 2014
Zaaknummers : 200.141.074/01 en 200.141.076/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 13-3693
Zaaknummer rechtbank : C/10/423986
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. drs. H.J. Ruysendaal te Rotterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. Hoogeveen te Gouda.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 28 januari 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 29 oktober 2013 van de rechtbank Rotterdam.
Bij brief van 17 maart 2014 heeft mr. Hoogeveen aan het hof laten weten dat de vrouw geen verweer zal voeren en zij, noch haar advocaat ter zitting te zullen verschijnen.
Voorts is bij het hof van de zijde van de man op 19 februari 2014 een brief van 18 februari 2014 met bijlagen ingekomen.
De zaak is op 8 mei 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts heeft de rechtbank, voor zover thans van belang en uitvoerbaar bij voorraad, ten laste van de man aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud toegekend van € 187,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen voor het eerst op de dag dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Voorts heeft de rechtbank bepaald dat partijen dienen over te gaan tot de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud van de vrouw, hierna ook: partneralimentatie, en de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat:
  • de man geen bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw hoeft te betalen, en
  • partijen niet over hoeven gaan tot verdeling van de gemeenschap, althans een beschikking te wijzen als het hof in goede justitie meent te kunnen bepalen met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.

Partneralimentatie

3.
De man stelt zich op het standpunt dat hij over onvoldoende draagkracht beschikt om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te kunnen voldoen. Volgens de man is zijn financiële situatie de voorgaande drie jaren goed geweest, maar is zijn huidige situatie veranderd. De man heeft – zo verklaart hij ter zitting – zijn rijschoolactiviteiten per 1 januari 2014 beëindigd, waardoor hij geen inkomsten meer ontvangt uit deze onderneming. De man ontvangt sindsdien alleen een AOW-uitkering van € 1.040,- netto per maand, aldus de man.
4.
Het hof overweegt als volgt. Nu de vrouw niet heeft weersproken dat de man zijn autorijschool per 1 januari 2014 heeft beëindigd en dat hij thans alleen een AOW-uitkering ontvangt, zal het hof bij de bepaling van de draagkracht van de man uitgaan van een inkomen van € 1.040,- netto per maand. Uitgaande van deze uitkering en rekening houdende met de lasten van de man die niet door de vrouw zijn betwist, is het hof van oordeel dat de man thans geen draagkracht heeft om partneralimentatie te betalen.
5.
Het hof zal het inleidende verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud dan ook afwijzen en de bestreden beschikking in zoverre vernietigen.

Verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap

6.
De man heeft ter terechtzitting zijn petitum in hoger beroep gewijzigd in die zin dat hij verzoekt het inleidende verzoek van de vrouw met betrekking tot de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap af te wijzen.
7.
De man stelt zich op het standpunt dat de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap reeds is gerealiseerd, doordat de vrouw – op de Chinese meubels na – alle goederen heeft meegenomen. Partijen hebben over de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap overeenstemming bereikt, aldus de man.
8.
Nu de verdeling van de gemeenschap feitelijk heeft plaatsgevonden en de vrouw niet heeft betwist dat partijen over de wijze van verdelen overeenstemming hebben bereikt, heeft de vrouw geen belang meer bij haar verzoek tot een bevel over te gaan tot verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap. Het hof zal het inleidende verzoek van de vrouw tot verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap dan ook afwijzen en de bestreden beschikking op dit punt vernietigen.

Proceskosten

9.
Het hof ziet geen aanleiding om de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure en zal – zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard – de kosten compenseren.
10.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst de inleidende verzoeken van de vrouw met betrekking tot de bijdrage van de man in de kosten van levensonderhoud van de vrouw en de verdeling van de huwelijksvermogensgemeenschap alsnog af;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Husson, Sutorius-Van Hees, bijgestaan door
mr. Evertsen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2014.