Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
H.F. Vuijk, tolk in de Poolse taal.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Den Haag van 5 november 2013, waarin het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding en het treffen van een nevenvoorziening was afgewezen. De man stelde dat de rechtbank zijn antwoorden tijdens de zitting in eerste aanleg verkeerd had geïnterpreteerd en dat hij onvoldoende Nederlands sprak om de vragen goed te begrijpen. Hij was bijgestaan door een tolk in de Arabische taal tijdens de zitting in hoger beroep.
De vrouw, verweerster in hoger beroep, voerde aan dat er geen sprake was van een affectieve relatie en dat het huwelijk slechts was aangegaan om de man een verblijfsstatus te bezorgen. Het hof overwoog dat de procedure in hoger beroep ook bedoeld is om fouten in de eerste aanleg te herstellen. Het hof concludeerde dat de man in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De verklaringen van beide partijen over hun woonsituatie ten tijde van het huwelijk waren tegenstrijdig, en de man kon zijn stellingen niet onderbouwen.
Het hof oordeelde dat het huwelijk tussen partijen slechts was aangegaan om de man een verblijfsstatus te bezorgen, wat kwalificeert als een schijnhuwelijk. Dit huwelijk kan niet worden erkend, omdat erkenning in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en oordeelde dat er geen grond was voor de toewijzing van het verzoek tot echtscheiding, aangezien niet was gesteld dat het huwelijk duurzaam was ontwricht.