ECLI:NL:GHDHA:2014:2365

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
200.132.726-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van den Wildenberg
  • A. Mink
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van curatoren in het kader van curatele en financiële verantwoording

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de curatele van [de betrokkene], die wegens een geestelijke stoornis onder curatele was gesteld. De vader van de betrokkene, die als curator was benoemd, is ontslagen en [de curator] is benoemd als nieuwe curator voor een periode van twaalf maanden. De vader had in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam te vernietigen, waarin zijn ontslag als curator was vastgesteld. Het hof heeft de feiten van de zaak vastgesteld en is van oordeel dat de vader niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om rekening en verantwoording af te leggen. Ondanks herhaalde verzoeken van de kantonrechter om financiële stukken over te leggen, is de vader in gebreke gebleven. Het hof oordeelt dat er gewichtige redenen zijn voor het ontslag van de vader als curator, zoals bedoeld in artikel 1:385 lid 1, sub d van het Burgerlijk Wetboek. De benoeming van de nieuwe curator is gerechtvaardigd om duidelijkheid te krijgen over de financiële situatie van de betrokkene. Het hof heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een machtiging voor de aankoop van een woning ten behoeve van de betrokkene, omdat hij niet meer als curator was belast. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 9 april 2014
Zaaknummer : 200.132.726/01
Rekestnummer rechtbank : VZ 12-5293
Zaaknummer rechtbank : 1357656
[de betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de betrokkene,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de vader,
hierna gezamenlijk te noemen: de verzoekers,
advocaat mr. I. de Vink te Rijswijk.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1.
[de zus],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de zus,
2.
[de moeder],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de moeder,
3.
[de curator],
werkzaam bij Stichting de Rotonde,
kantoorhoudende te Rotterdam,
hierna te noemen: de curator.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De betrokkene is op 28 augustus 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
5 juni 2013 van de rechtbank Rotterdam.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de verzoekers:
- op 10 september 2013 een brief van diezelfde datum, met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 24 oktober 2013 een brief van 10 september 2013, met als bijlage een V-formulier van 23 oktober 2013 met bijlagen.
De zaak is op 5 maart 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de zus;
  • de moeder;
  • de curator.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de kantonrechter:
  • het verzoek om de curatele te beëindigen afgewezen;
  • de vader met ingang van heden als curator ontslagen;
  • [de curator] tot curator benoemd voor een periode van 12 maanden;
  • bepaald dat de ontslagen curator rekening en verantwoording dient te doen aan de opvolgend curator;
  • bepaald dat de opvolgend curator binnen drie maanden na heden verslag doet van de aangetroffen financiële situatie en heeft de kantonrechter de beslissing op het verzoek tot machtiging voor de aankoop van de woning aangehouden in afwachting van dat verslag;
  • bepaald dat de opvolgend curator voor 1 mei 2014 advies uitbrengt over de noodzaak tot voortzetting van de curatele.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
Bij beschikking van 31 juli 2007 van de rechtbank Rotterdam is [de betrokkene]
,geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats], wegens een geestelijke stoornis op grond waarvan hij niet of niet volledig in staat is zijn belangen zelfstandig te behartigen, onder curatele gesteld en is de vader tot curator benoemd.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
In geschil is het ontslag van de vader als curator, de benoeming van [de curator] als nieuwe curator voor de periode van twaalf maanden en de aangehouden beslissing tot verkrijging van een machtiging ex artikel 1:345 jo 1:386 Burgerlijk Wetboek (hierna ook: BW) voor de aankoop van een woning ten behoeve van de betrokkene.
2.
De verzoekers verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de navolgende beslissingen van de kantonrechter :
  • de vader met ingang van 5 juni 2013 als curator te ontslaan;
  • [de curator] voor een periode van twaalf maanden als curator te benoemen;
  • te bepalen dat de ontslagen curator rekening en verantwoording aan de opvolgend curator dient te doen;
  • dat de opvolgend curator binnen drie maanden verslag doet van de aangetroffen financiële situatie;
  • de beslissing op het verzoek om machtiging voor de aankoop van de woning in afwachting van dat verslag aan te houden;
  • te bepalen dat de opvolgend curator voor 1 mei 2014 advies uitbrengt over de noodzaak tot voortzetting van de curatele,
ongedaan te maken, kosten rechtens.
3.
De vader heeft ter zitting het beroepschrift gewijzigd in die zin dat wordt verzocht de machtiging ex artikel 1:345 BW voor de aankoop, verbouwing en inrichting van de woning ten behoeve van de betrokkene alsnog met terugwerkende kracht te verlenen.
4.
De verzoekers voeren -voor zover van belang- het volgende aan. De vader heeft vanaf het begin van de curatele periodiek rekening en verantwoording afgelegd en de kantonrechter heeft nimmer verbetering gelast dan wel één of meer deskundigen benoemd, teneinde de rekeningen te onderzoeken (artikel 1:360 eerste en tweede lid juncto 1:386 BW). Daarnaast had de vader valide redenen waarom hij enkele malen niet ter zitting is verschenen. De beslissing van de kantonrechter om de vader te ontslaan als curator en een nieuwe curator te benoemen, zien verzoekers onder deze omstandigheden dan ook als prematuur en onjuist. Verzoekers stellen voorts dat er geen sprake is geweest van slecht bewind over het vermogen van de betrokkene. Integendeel, het schadebedrag dat is uitgekeerd door de verzekeraar is nagenoeg volledig intact gebleven, doordat besloten is het bedrag enige tijd op een spaarrekening te laten staan. De vader heeft hierdoor tevens aan zijn verplichting voldaan om het vermogen van de betrokkene doelmatig te beleggen. Het beleggen van het vermogen in aandelen tijdens de huidige economische crisis had immers aanzienlijke risico’s met zich meegebracht.
5.
De curator voert ter zitting aan dat hij sinds de vorige zitting wel enige financiële stukken heeft ontvangen van de vader, maar dat hij nog niet beschikt over voldoende gegevens om inzicht te krijgen in de financiële situatie van de betrokkene.
6.
De moeder uit ter zitting haar zorgen over het welzijn van haar zoon, die ondanks het forse bedrag dat aan hem toebehoort, noodgedwongen onder zijn stand moet leven. De moeder is daarom van mening dat de huidige curator slecht bewind voert over het vermogen van de betrokkene.
7.
De zus stelt ter zitting dat het belang van de betrokkene voorop dient te staan en zij stelt dat het in het belang is van de betrokkene dat de vader weer wordt belast met het curatorschap. De zus verklaart voorts dat zij bereid is om de vader hulp te bieden om hieraan op een juiste wijze invulling te geven.
8.
Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:385 lid 1, sub d BW kan een curator te allen tijde wegens gewichtige redenen ambtshalve door de kantonrechter worden ontslagen.
9.
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft beslist zoals zij heeft gedaan. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter terecht geconstateerd dat de vader niet heeft voldaan aan zijn verplichting om rekening en verantwoording af te leggen ex artikel 1:359 juncto 1:386 BW. Ondanks herhaalde verzoeken daartoe van de kantonrechter, is de vader in gebreke gebleven om financiële stukken over te leggen, teneinde inzicht te geven in de ontwikkeling van het verzekeringsbedrag van € 600.000,-- en het verloop van de inkomsten en uitgaven vanaf het begin van de curatele. Het hof is derhalve van oordeel dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat er sprake was van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1:385 lid 1, sub d BW, die een ambtshalve ontslag van de vader als curator rechtvaardigen. Op grond van het voorgaande is het hof voorts van oordeel dat de benoeming van de nieuwe curator voor de duur van twaalf maanden terecht is genomen, teneinde duidelijkheid te krijgen over de vraag of de vader, in de periode dat hij was belast met het curatorschap, de belangen van de betrokkene op een deugdelijke wijze heeft behartigd. Nu de huidige curator, zo is ter zitting gebleken, nog altijd niet de benodigde stukken heeft ontvangen om de financiële situatie van de betrokkene te beoordelen, is er ook geen aanleiding om de termijn van de benoeming van de nieuwe curator te bekorten.
10.
Gelet op het feit dat de vader thans niet is belast met het curatorschap over de betrokkene, is de vader niet bevoegd tot het verzoeken van een machtiging ex artikel 1:345 juncto 1: 385 BW. Het hof zal derhalve de vader niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van zijn verzoek om een beslissing te nemen op het inleidende verzoek om een machtiging te verlenen voor de aankoop, verbouwing en inrichting van de woning ten behoeve van de betrokkene.
11.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
12.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk ten aanzien van zijn verzoek tot verkrijging van een machtiging voor de aankoop, verbouwing en inrichting van de woning ten behoeve van de betrokkene;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Mink en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Schapendonk als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2014.