In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van de goederen van een meerderjarige rechthebbende. De rechthebbende had op 17 juni 2013 een verzoek ingediend tot instelling van een bewind over zijn goederen, maar dit verzoek was in eerste aanleg afgewezen door de kantonrechter in Den Haag. De rechthebbende was van mening dat hij als gevolg van zijn lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende in het verleden in de schuldhulpverlening heeft gezeten en dat hij momenteel begeleiding ontvangt van de Stichting Landelijke Instelling voor Maatschappelijke Ondersteuning en Rehabilitatie (LIMOR).
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2014 waren de rechthebbende, zijn advocaat en enkele belanghebbenden aanwezig. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de verklaringen van de betrokkenen. Het hof heeft geoordeeld dat de rechthebbende, ondanks eerdere pogingen tot zelfbeheer, niet in staat is om zijn financiële zaken zelfstandig te regelen. De betrokkenheid van LIMOR en de zaakwaarnemer, mevrouw L.A. van Laar, biedt onvoldoende waarborgen voor een goede afhandeling van zijn financiële belangen.
Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de rechthebbende tot onderbewindstelling alsnog toegewezen. De goederen van de rechthebbende worden onder bewind gesteld en mevrouw Louise Adriana van Laar is benoemd tot bewindvoerder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.