Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
Verdachte,
BESLISSING
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 augustus 2013. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, namelijk wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft echter geoordeeld dat het wettig en overtuigend bewijs ontbrak om de verdachte te veroordelen voor de in de tenlastelegging genoemde misdrijven.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 13 tot en met 14 juli 2012 te Rijswijk handelingen heeft verricht die als merkwaardig konden worden aangemerkt, maar dat er geen bewijs was dat hij de intentie had om de in de tenlastelegging omschreven misdrijven te plegen. De verdachte had onder andere voorwerpen zoals een sleutel van de woning van het slachtoffer, duct tape, handboeien en geneesmiddelen in zijn bezit, maar het hof concludeerde dat deze voorwerpen niet voldoende bewijs boden voor de intentie tot wederrechtelijke vrijheidsberoving of verkrachting.
Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting van 1 augustus 2014. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet aan de orde gesteld, aangezien zij zich in hoger beroep niet opnieuw hadden gevoegd.