ECLI:NL:GHDHA:2014:2576

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
2200376613
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 augustus 2013. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, namelijk wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft echter geoordeeld dat het wettig en overtuigend bewijs ontbrak om de verdachte te veroordelen voor de in de tenlastelegging genoemde misdrijven.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 13 tot en met 14 juli 2012 te Rijswijk handelingen heeft verricht die als merkwaardig konden worden aangemerkt, maar dat er geen bewijs was dat hij de intentie had om de in de tenlastelegging omschreven misdrijven te plegen. De verdachte had onder andere voorwerpen zoals een sleutel van de woning van het slachtoffer, duct tape, handboeien en geneesmiddelen in zijn bezit, maar het hof concludeerde dat deze voorwerpen niet voldoende bewijs boden voor de intentie tot wederrechtelijke vrijheidsberoving of verkrachting.

Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting van 1 augustus 2014. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet aan de orde gesteld, aangezien zij zich in hoger beroep niet opnieuw hadden gevoegd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003766-13
Parketnummer: 09-900718-12
Datum uitspraak: 1 augustus 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 augustus 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

Verdachte,

geboortedatum en plaats
adres.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 juli 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met en proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen is beslist als in het vonnis waarvan beroep vermeld.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep zijn de benadeelde partijen
(benadeelde partij1) en (benadeelde partij 2) niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. De in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissing op de vordering van deze benadeelde partijen is derhalve niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 13 tot en met 14 juli 2012 te Rijswijk (telkens) ter voorbereiding van het misdrijf van "verkrachting" (als bedoeld in artikel 242 Wetboek van Strafrecht) en/of het misdrijf van "wederrechtelijke vrijheidsberoving" (als bedoeld in artikel 282 Wetboek van Strafrecht), althans een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, gericht tegen (zijn ex-partner) (slachtoffer 1) en/of (haar dochter) (slachtoffer 2) en/of (slachtoffer 3),(telkens) opzettelijk één of meer voorwerpen, te weten:
- de sleutel van de woning van voornoemde (slachtoffer 1) ([adres]) en/of
- duct tape en/of
- handboeien en/of
- geneesmiddelen en/of een oplossing van water met die geneesmiddelen te weten: Lorazepam;
welk(e) voorwerp(en), al dan niet in combinatie met elkaar, kennelijk bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de handelwijze van de verdachte tijdens de hem ten laste gelegde periode als zeer merkwaardig is aan te merken en dat zijn gedragingen het vermoeden van (beoogd) laakbaar handelen in zich dragen.
Het hof is echter van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs waaruit blijkt dat de verdachte daadwerkelijk met de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen de intentie had de in de tenlastelegging omschreven wederrechtelijke vrijheidsberoving of verkrachting te plegen, ontbreekt.
De verdachte behoort derhalve te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. T.L. Tan en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. M. ter Riet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 augustus 2014.
Mr. T.L. Tan is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.