ECLI:NL:GHDHA:2014:2577

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2014
Publicatiedatum
1 augustus 2014
Zaaknummer
200.145.034/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Husson
  • van Nievelt
  • van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Argentinië

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar minderjarige kinderen naar Argentinië. De moeder was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin haar verzoek om toestemming voor de verhuizing was afgewezen. De vader, die gezamenlijk gezag uitoefent over de kinderen, heeft zich verzet tegen de verhuizing en heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2014 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, gehoord. De minderjarige kinderen zijn in raadkamer gehoord, en er is een tolk aanwezig geweest voor de Spaanse taal.

De moeder heeft aangevoerd dat de verhuizing naar Argentinië in het belang van de kinderen is, omdat zij daar een beter sociaal leven en een warmer netwerk kan bieden. Ze heeft gesteld dat de kinderen Argentijnse nationaliteit hebben en dat zij in een omgeving willen opgroeien die hen bekend is. De vader heeft echter betoogd dat de kinderen in Nederland geworteld zijn en dat de verhuizing schadelijk zou zijn voor hun ontwikkeling en sociale contacten. Hij heeft ook gewezen op de noodzaak van een goede voorbereiding van de moeder op de verhuizing en de gevolgen daarvan voor de kinderen.

Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de minderjarigen vooropgesteld en geconcludeerd dat de verhuizing naar Argentinië niet in hun belang is. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen goed functioneren in Nederland en dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat zij in Argentinië een stabiele en veilige omgeving kan bieden. De moeder heeft niet overtuigend aangetoond dat zij de verhuizing goed heeft voorbereid en dat de kinderen daar dezelfde kansen en voorzieningen zullen hebben als in Nederland. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 30 juli 2014
Zaaknummer : 200.145.034/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 13-8555
Zaaknummer rechtbank : C/09/453569
[appellante],
wonende te [woonplaats 1],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.Y. van der Bijl te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.J. Kim-Meijer te Den Haag.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 9 april 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 14 januari 2014 van de rechtbank Den Haag.
De vader heeft op 22 mei 2014 een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 9 juli 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en mevrouw F.S. Bernstein, tolk in de Spaanse taal;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De beide advocaten hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
De hierna te noemen minderjarige [naam] is in raadkamer gehoord.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om haar toestemming te verlenen om zich met de minderjarigen:
  • [naam], geboren [in] 2000 te[geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige 1], en
  • [naam], geboren [in] 2006 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige 2],
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen, in Argentinië te vestigen, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
Partijen zijn [in] 1999 in Argentinië getrouwd. Uit het huwelijk van de ouders zijn bovengenoemde kinderen geboren. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarigen. De (hoofd)verblijfplaats van de minderjarigen is bij de moeder.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
In geschil is de afwijzing van het verzoek van de moeder tot verlening van vervangende toestemming om zich met de minderjarigen in Argentinië te vestigen.
2.
De moeder verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen, en opnieuw rechtdoende, voor zover nodig met aanvulling van de gronden, de moeder alsnog vervangende toestemming te verlenen om zich met de minderjarigen in Argentinië te vestigen.
3.
De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, en te bepalen dat:
  • als de moeder zonder de minderjarigen naar Argentinië verhuist, de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader zal zijn,
  • als de moeder zonder de minderjarigen naar Argentinië verhuist, de moeder haar onvoorwaardelijke medewerking zal geven, twee maanden voor haar vertrek naar Argentinië, aan family support met de vader en de minderjarigen onder begeleiding van mevrouw drs. Annelies Hendriks om het vertrek van de moeder te begeleiden en te komen tot een internationale vakantieregeling tussen de moeder en de minderjarigen,
met veroordeling van de moeder in de proceskosten, bestaande uit € 299,- griffierechten en € 2.500,- inclusief 21% BTW van de (proces)advocaat.
4.
De moeder voert in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat een verhuizing naar Argentinië een gebeurtenis is die zij op het eerste gezicht niet in het belang van de kinderen acht, waarbij de rechtbank de wens van de oudste minderjarige, [minderjarige 1], volgens de moeder in onvoldoende mate heeft laten meewegen. De rechtbank is er weliswaar van uitgegaan dat de kinderen in Nederland geworteld zijn, maar daarbij is volgens de moeder volledig voorbijgegaan aan het feit dat de kinderen (en zo ook de ouders) de Argentijnse nationaliteit bezitten (en niet de Nederlandse nationaliteit), thuis werden en worden opgevoed in de sfeer van de Argentijnse cultuur, de Argentijnse taal en dat hun juist op alle mogelijke manieren niet alleen de Nederlandse-, maar juist ook de Argentijnse sfeer is meegegeven. De moeder meent dat een wijziging van de woonplaats van de kinderen naar Argentinië, juist op dit moment omdat de kinderen een leeftijd hebben waarop beide culturen/landen een blijvende indruk zullen achterlaten, een verrijking en kansen voor hun verdere leven met zich brengt.
De moeder is opgegroeid in de Argentijnse cultuur, waarin het netwerk van familie en vrienden een cruciale rol speelt. De sfeer is warm en behulpzaam en gebeurtenissen van betekenis worden gedeeld. De moeder ervaart de Nederlandse samenleving als koel en afstandelijk. Zij staat er als alleenstaande moeder echt alleen voor en zij kan voor hulp niet terugvallen op familie, vrienden en/of een sociaal netwerk. Ook de kinderen worden volgens haar getroffen door een gebrek aan sociaal leven in Nederland, zij weten immers hoe warm en anders het sociale leven in Argentinië is. De moeder heeft daarbij een universitaire studie afgerond, waar zij in Nederland niets mee kan. Zij leeft op bijstandsniveau, zonder noemenswaardig werk, en raakt hierdoor geestelijk afgestompt. Alle vrienden van partijen, die destijds tegelijk met hen naar Nederland zijn gekomen, zijn inmiddels geremigreerd.
De moeder stelt dat zij haar verhuizing wel degelijk heeft doordacht. Echter, zij kan geen definitieve verbindingen aangaan zolang zij in onzekerheid verkeert over de rechterlijke toestemming om met de kinderen te verhuizen. Zij kan binnen enkele weken na aankomst in Argentinië met de kinderen een woning betrekken in [plaats], een dorp dat is gelegen op 30 kilometer afstand van [plaats 2]. De kinderen kunnen naar school in [plaats]. De moeder kan aldaar ook werken. De vader zal een aantal malen per jaar naar Argentinië kunnen reizen en de kinderen twee maal per jaar naar Nederland. Er is derhalve geen sprake van een onduidelijk toekomstperspectief.
De moeder meent dat zowel in psychisch als in relatief economisch opzicht een noodzaak aangetoond is. Dat de moeder Nederland niet verlaat zonder haar kinderen staat buiten kijf. Mochten de kinderen na een jaar aangeven dat zij terug willen keren naar Nederland, dan zal de moeder de wens van de kinderen zonder meer volgen. De vader zal ook na een verhuizing van de kinderen naar Argentinië een uitgebreid contact met de kinderen kunnen onderhouden. De vader en de kinderen kunnen minimaal driemaal per jaar voor langere tijd bij elkaar verblijven (tijdens de vakanties) hetzij in Nederland, hetzij in Argentinië. Daarnaast kan de vader zijn eigen vakanties doorbrengen in Argentinië, en zou hij kunnen remigreren naar Argentinië.
5.
De vader heeft de grieven van de moeder gemotiveerd betwist. Hij meent dat, in het belang van de minderjarigen, het verzoek van de moeder vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar Argentinië te verhuizen, dient te worden afgewezen. Ter toelichting stelt hij - kort samengevat - dat de minderjarigen in Nederland zijn opgegroeid en geworteld. Het is onjuist dat de lange vakanties in Argentinië werden doorgebracht. Verder was geen sprake van remigratieplannen naar Argentinië. Spaans is de moedertaal van de kinderen. De voertaal van de kinderen op school en bij alle activiteiten is evenwel Nederlands. De vader meent dat de oudste minderjarige in Nederland wil blijven, hij wil zijn opleiding in Nederland afronden. Voorts relativeert de moeder haar eerdere meningen over identiteit en migratie. De kinderen hebben een prima sociaal leven in Nederland. In [plaats], waar de moeder voornemens is te gaan wonen, wonen geen familieleden en vrienden van de minderjarigen en de moeder. De moeder heeft nooit op het platteland gewoond. De vader vraagt zich af of de moeder zich de impact van haar wens een sprong in het diepe te maken met de kinderen in Argentinië, in een haar en de kinderen volkomen onbekend gebied, wel realiseert. De moeder had ook in Argentinië geen vaste baan en geen vast inkomen. De vader stelt verder dat de moeder zich geenszins goed heeft voorbereid op een mogelijke verhuizing naar Argentinië en de mogelijke consequenties voor de minderjarigen. De moeder heeft geen eigen huis in de plaats waar zij wil gaan wonen. Hij vraagt zich af wie de minderjarigen de nodige aandacht zal geven als de moeder voltijds moet werken. Verder zijn in Argentinië het onderwijs en de sportvoorzieningen voor de kinderen niet zoals in Nederland. Volgens de vader is er geen enkele noodzaak om te verhuizen naar Argentinië. De minderjarigen kunnen niet zonder hun beide ouders en de ouders kunnen niet zonder hun kinderen, zodat het naar de mening van de vader een gegeven is dat het verzoek van de moeder dient te worden afgewezen. De vader verzoekt de hoofdverblijfplaats bij hem, mocht de moeder desondanks alleen verhuizen. Ten slotte verzoekt de vader een proceskostenveroordeling, nu dit beroep voor de minderjarigen onnodig veel spanning meebrengt.
6.
Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij de beoordeling dient de rechter de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind staat daarbij voorop, maar dat neemt niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
7.
Het hof neemt het belang van de minderjarigen in acht en betrekt voorts daarbij enerzijds het belang van de moeder om met de minderjarigen naar Argentinië te verhuizen en aldaar een nieuw bestaan op te bouwen en anderzijds het belang van de vader en de minderjarigen om regelmatig omgang met elkaar te hebben. Voorts heeft de vader er belang bij dat hij serieus wordt genomen in zijn hoedanigheid als ouder met gezag, die niet onverhoeds mag worden geconfronteerd met een inbreuk op zijn gezagsrecht door de moeder.
8.
Uitgangspunt is dat het de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, in beginsel is toegestaan om met het kind te verhuizen. Dit kan echter anders liggen in geval van emigratie, omdat dit ingrijpende gevolgen kan hebben voor het contact tussen het kind en de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft. Uitgangspunt is tevens dat het kind recht heeft op een gelijkwaardige opvoeding door beide ouders, en daarnaast recht heeft op en belang heeft bij omgang met zijn ouders.
9.
Bij de onderhavige beoordeling hebben de moeder en de vader tegenstrijdige belangen. De moeder wenst met de minderjarigen te verhuizen naar Argentinië. De moeder heeft voldoende inzicht gegeven in haar beweegredenen daartoe. Zij wenst daar voor haarzelf en de minderjarige een nieuw bestaan op te bouwen. De vader weigert zijn toestemming te verlenen voor de door de moeder gewenste verhuizing. Hij stelt dat het belang van de minderjarigen zich tegen de verhuizing verzet. De minderjarigen hebben belang bij het handhaven van de huidige regeling. De vader heeft een goed contact met de minderjarigen en zij kunnen dan in hun vertrouwde omgeving blijven en door beide ouders verzorgd worden.
10.
Het hof overweegt dat het belang van de minderjarigen onder meer en in het bijzonder is gelegen in de continuïteit met betrekking tot hun woon- en sociale leefomgeving, waaronder hun school. Hoewel iedere verhuizing voor- en nadelen voor kinderen heeft, is het hof van oordeel dat het belang van de moeder om met de minderjarigen te verhuizen naar Argentinië niet opweegt tegen het belang van de minderjarigen dat zij in een voor hun vertrouwde omgeving kunnen opgroeien waarbij zij een goed contact kunnen hebben met beide ouders. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de minderjarigen op geen enkele wijze bekend zijn met de manier waarop de moeder thans haar leven in wenst te gaan richten. De moeder beoogt om met de minderjarigen in een ecodorp, gebaseerd op de natuur, in [plaats] ([plaats 2]) te gaan wonen. De reisafstand bedraagt volgens de moeder 12 uur vliegen. Vervolgens is vanaf Buenos Aires de afstand naar [plaats] volgens haar 670 kilometer. Er woont in het ecodorp en in de directe omgeving geen familie. De minderjarigen hebben aldaar geen vriendjes en vriendinnetjes. Aannemelijk is dat de minderjarigen in het in aanbouw zijnde dorp niet die faciliteiten zullen hebben waar zij thans dagelijks gebruik van kunnen maken. Het hof is niet duidelijk of de minderjarigen aldaar dezelfde scholing kunnen krijgen als in Nederland. Ook niet duidelijk is gemaakt op welke wijze de moeder ervoor kan zorgen dat de vader regelmatig contact kan hebben met de minderjarigen. Evenmin heeft de moeder verduidelijkt hoe haar financiële situatie zal zijn en op welke wijze zij de minderjarigen kan onderhouden. De enkele mededeling van de moeder ter zitting dat zij een baan heeft aangeboden gekregen in het ecodorp, en dat zij een inkomen zal genereren van omgerekend € 1.000,- per maand alsmede dat een woning ter beschikking wordt gesteld, is door de vader gemotiveerd bestreden en door de moeder niet aangetoond met verifieerbare bewijzen. Zo is een arbeidscontract niet overgelegd en is niet bekend wat voor werktijden zij heeft. Het hof is derhalve van oordeel dat de moeder onvoldoende blijk heeft gegeven van een goede voorbereiding op een eventueel vertrek met de minderjarigen naar Argentinië en de mogelijke consequenties voor de minderjarigen en hun welzijn. Daarbij komt dat niet is bestreden dat de minderjarigen het naar hun zin hebben in Nederland, waar zij vrijwel hun hele leven wonen en dat zij het goed doen, ook op school. De suggestie van de moeder dat de minderjarigen een jaar kunnen proberen hoe zij het in Argentinië vinden en daarna kunnen beslissen of zij aldaar willen blijven of terug willen keren naar Nederland, acht het hof niet reëel. Al het vorenstaande in aanmerking nemend en de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar afwegend, komt het hof tot het oordeel dat een verhuizing thans niet in het belang van de minderjarigen is. Daarbij overweegt het hof voorts nog dat de mogelijkheden voor de vader om actief invulling te geven aan zijn vaderrol in de huidige situatie groter zijn dan in het geval de moeder met de minderjarigen naar Argentinië zou verhuizen. Het hof merkt verder op dat de moeder ter zitting heeft verklaard dat, indien zij geen vervangende toestemming krijgt om te verhuizen naar Argentinië, zij niet zonder de kinderen zal verhuizen naar Argentinië en met hen in Nederland zal blijven.
11.
Gelet op het vorenstaande is het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om tezamen met de minderjarigen naar Argentinië te verhuizen terecht afgewezen door de rechtbank. Hetgeen overigens is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
12.
Het hof ziet geen aanleiding om - zoals de vader heeft verzocht - de moeder te veroordelen in de kosten van het geding. Het hof zal, gelet op de familierechtelijke aard van de procedure, de proceskosten in hoger beroep compenseren.
13.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, van Nievelt en van Wijk, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2014.