2.[appellant],
hierna te noemden: de stiefvader,
wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de (stief)ouders,
advocaat mr. R. Zantman te Krimpen aan den IJssel,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.J.M. van Veenendaal te Culemborg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De (stief)ouders zijn op 21 februari 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
22 november 2013 van de rechtbank Rotterdam.
De vader heeft op 6 mei 2014 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de (stief)ouders:
- op 5 maart 2014 een brief van 4 maart 2014 met bijlage;
- op 13 maart 2014 een brief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 16 juni 2014 een brief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 18 juni 2014 een faxbericht met bijlage;
van de zijde van de vader:
- op 17 juni 2014 een V-formulier van 16 juni 2014 met bijlagen;
- op 17 juni 2014 een brief van 16 juni 2014 met bijlage.
De zaak is op 26 juni 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De stiefvader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat van de vader heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2010 gewijzigd, althans het daarvan deel uitmakende convenant, in die zin, dat de daarbij aan de vader opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de na te noemen minderjarigen met ingang van 1 april 2013 wordt bepaald op € 140,-- per maand per kind, die de vader vanaf voormelde datum aan de moeder zelf dient te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer en daarnaast staat het volgende vast:
- het huwelijk van de vader en de moeder is op 25 mei 2010 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 12 mei 2010 in de registers van de burgerlijke stand;
- de vader en de moeder zijn de ouders van de hierna te noemen minderjarigen;
- bij voormelde echtscheidingsbeschikking zijn partijen op basis van het daarvan deel uitmakende aangehechte (op 13 april 2010 getekende) echtscheidingsconvenant een bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de na te noemen minderjarigen overeengekomen van in totaal € 667,-- per maand;
- het huwelijk van de stiefvader en mevrouw[X] is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 4 april 2011 in de registers van de burgerlijke stand;
- de stiefvader en voornoemde mevrouw[X] zijn de ouders van de minderjarigen:
[kind 1], geboren [in] 2000 te [geboorteplaats], en
[kind 2], geboren [in] 2002 te [geboorteplaats];
- bij beschikking van 4 april 2011 van de rechtbank Rotterdam is bepaald dat de stiefvader met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking is of zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2], telkens bij vooruitbetaling, zal uitkeren € 420,-- per maand per kind (thans geïndexeerd € 437,-- per maand per kind);
- de (stief)ouders zijn samen de ouders van een kind, geboren op 18 mei 2013.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP