Parketnummer: 11-860466-12
Datum uitspraak: 12 februari 2014
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 januari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
29 januari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair, 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair,
5 primair en 6 primair ten laste gelegde vrijgesproken. De verdachte is ter zake van het onder 1 subsidiair, 4,
5 subsidiair en 6 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Aan de verdachte is daarbij als bijzondere voorwaarde opgelegd dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een (ambulante) behandeling voor zeden problematiek bij een gespecialiseerde ambulante instelling zoals St. Julius, het Dok, de Waag of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 april 2012 te Alblasserdam, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1998) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het betasten van en/of wrijven/aaien over haar borst(en)/borststreek en/of haar schaamstreek en/of
- het door haar laten betasten van en/of aaien over zijn penis/schaamstreek en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het op zijn schoot trekken/nemen van genoemde [slachtoffer 1] en/of
- het onverhoeds betasten van en/of wrijven/aaien over haar borst(en)/ borststreek en/of schaamstreek en/of
- het onverhoeds vastpakken en/of plaatsen van haar hand op zijn penis/ schaamstreek en/of het bewegen van haar hand over zijn penis/schaamstreek;
Subsidiair: voor zover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 april 2012 te Alblasserdam, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het betasten van en/of wrijven/aaien over haar borst(en)/borststreek en/of haar schaamstreek en/of
- het door haar laten betasten van en/of aaien over zijn penis/schaamstreek;
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 30 december 2011, in elk geval op of omstreeks
30 december 2011 te Everdingen, gemeente Vianen, en/of Bleskensgraaf, gemeente Graafstroom, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster 2] (geboren op [geboortedatum] 2004) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (telkens) betasten van en/of wrijven/aaien over haar borst(en)/borststreek en/of haar schaamstreek en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het (telkens)
- op zijn schoot trekken/nemen van genoemde [aangeefster 2] en/of
- onverhoeds betasten van en/of wrijven/aaien over haar borst(en)/borststreek en/of schaamstreek;
Subsidiair: voor zover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 30 december 2011, in elk geval op of omstreeks 30 december 2011 te Everdingen, gemeente Vianen, en/of Bleskensgraaf, gemeente Graafstroom, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [aangeefster 2] (geboren op [geboortedatum] 2004), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) betasten van en/of wrijven/aaien over haar borst(en)/borststreek en/of haar schaamstreek;
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 31 december 2000 te Bleskensgraaf, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 1988) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
bestaande uit het betasten van en/of knijpen in en/of wrijven/aaien over haar borst(en) en/of borststreek
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het onverhoeds achter haar gaan staan en/of
- het onverhoeds een arm over haar (schouders) slaan en/of
- het onverhoeds betasten van en/of knijpen in en/of wrijven/aaien over haar borst(en) en/of borststreek;
Subsidiair: voor zover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2000 tot en met 31 december 2000 te Bleskensgraaf, met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 1988), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van en/of knijpen in en/of wrijven/aaien over de borst(en) en/of borststreek van die [slachtoffer 3];
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2010 tot en met 30 juni 2011 te Alblasserdam, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten en/of vastpakken van en/of knijpen in en/of duwen tegen haar borst(en)/borststreek en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het onverhoeds achter haar en/of dicht tegen haar aan gaan staan en/of
- het onverhoeds betasten en/of vastpakken van en/of knijpen in en/of duwen tegen haar borst(en)/borststreek;
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 december 1998 tot en met 2 december 1999 te Bleskensgraaf, gemeente Graafstroom, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum] 1993) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het door haar laten betasten van en/of aftrekken van, althans wrijven over, zijn penis/schaamstreek en/of het betasten en/of aaien van haar borsten en/of borststreek en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds vastpakken en/of vasthouden en/of plaatsen van haar hand op zijn penis/schaamstreek en/of het bewegen van haar hand over zijn penis/schaamstreek;
Subsidiair: voor zover het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3 december 1998 tot en met 2 december 1999 te Bleskensgraaf, gemeente Graafstroom, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum] 1993), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het door haar laten betasten van en/of aftrekken van, althans wrijven over, zijn penis/schaamstreek en/of het betasten en/of aaien van haar borsten en/of borststreek;
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 september 1997 tot en met 7 september 1999 te Bleskensgraaf, gemeente Graafstroom, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 6] (geboren op [geboortedatum] 1989) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het door haar laten betasten van en/of aftrekken van, althans wrijven over, zijn penis/schaamstreek en/of het betasten en/of aaien van haar borsten en/of borststreek en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het meenemen van genoemde [slachtoffer 6] naar een slaapkamer en/of het door haar laten plaatsnemen op een bed en/of
- het onverhoeds vastpakken en/of vasthouden en/of plaatsen van haar hand op zijn penis/schaamstreek en/of het bewegen van haar hand over zijn penis/ schaamstreek;
Subsidiair: voor zover het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 september 1997 tot en met 7 september 1999 te Bleskensgraaf, gemeente Graafstroom, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer 6] (geboren op [geboortedatum] 1989), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het door haar laten betasten van en/of aftrekken van, althans wrijven over, zijn penis/schaamstreek en/of het betasten en/of aaien van haar borsten en/of borststreek.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
1. primair, 2 primair, 3 primair, 5 primair en 6 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is het hof van oordeel dat onvoldoende kan worden vastgesteld of de verklaring van [aangeefster 2], zoals afgelegd tijdens het studioverhoor op 25 juli 2012, een eigen authentieke herinnering is. Nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om dienaangaande tot een bewezenverklaring te komen, zal het hof de verdachte ook daarvan vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair, 4,
5 subsidiair en 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 april 2012 te Alblasserdam, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het betasten van en/of wrijven/aaien over haar borsten/borststreek en haar schaamstreek en
- het door haar laten betasten van en/of aaien over zijn penis/schaamstreek;
hij in de periode van 01 januari 2000 tot en met 31 december 2000 te Bleskensgraaf, met [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 1988), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van en/of knijpen in de borst en/of borststreek van die [slachtoffer 3];
hij in de periode van 01 oktober 2010 tot en met 30 juni 2011 te Alblasserdam, meermalen, telkens door andere feitelijkheden [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten en/of vastpakken van en/of knijpen in en/of duwen tegen haar borsten/borststreek en bestaande die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het onverhoeds achter haar en/of dicht tegen haar aan gaan staan en
- het onverhoeds betasten en/of vastpakken van en/of knijpen in en/of duwen tegen haar borsten/borststreek;
hij in de periode van 3 december 1998 tot en met 2 december 1999 te Bleskensgraaf, gemeente Graafstroom, meermalen, telkens met [slachtoffer 5] (geboren op [geboortedatum] 1993), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het door haar laten betasten van, althans wrijven over, zijn penis/schaamstreek;
hij in de periode van 8 september 1997 tot en met 7 september 1999 te Bleskensgraaf, gemeente Graafstroom, meermalen, telkens met [slachtoffer 6] (geboren op [geboortedatum] 1989), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het door haar laten betasten van althans wrijven over, zijn penis/schaamstreek.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Het hof heeft aan de hand van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vastgesteld.
Jegens de verdachte is door of namens verschillende personen aangifte gedaan van ‘seksueel misbruik’. Het betreffen meisjes in de leeftijd van destijds ongeveer 5 tot 17 jaar. De verschillende aangiftes bestrijken gezamenlijk een periode van ongeveer 15 jaar. De aangevers kennen de verdachte allen via de kerkelijke gemeenschap van de christelijk gereformeerde kerk in Alblasserdam. De aangevers kwamen aldus, al dan niet via hun ouders, met de verdachte in aanraking.
Blijkens de aangifte betreffende [slachtoffer 1] is zij op 21 april 2012 tijdens een rommelmarkt van de kerk in Alblasserdam door de verdachte over haar borsten en tussen haar benen geaaid. De verdachte zou ook haar hand hebben gepakt en die tussen zijn benen hebben gedaan en daarbij over zijn penis hebben geaaid. (Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juli 2012, PL 1850 2012054096-1, blz. 85 t/m 94).
De verdachte heeft in zijn verklaring bij de politie de beschuldiging in de aangifte van [slachtoffer 1] bekend en verklaard dat hij aan de borsten en tussen de benen van [slachtoffer 1] heeft gezeten. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] ook over zijn kruis te laten aaien. Hij heeft haar hand daar gebracht. (Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 augustus 2012 PL1850 2012054096-26, blz. 229 t/m 237).
De moeder van [slachtoffer 1], die namens [slachtoffer 1] voornoemd aangifte heeft gedaan, heeft verklaard dat de verdachte de meiden altijd vasthoudt. De moeder van [slachtoffer 1] heeft voorgedaan hoe de verdachte de meiden vasthoudt. Hij zou dan met de voorzijde van zijn lichaam tegen de achterzijde van het lichaam van de meiden aan staan, met zijn armen om hen heen aan de voorzijde van hun lichaam.
Uit de aangiften van [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5], komt naar voren dat de verdachte hen op dezelfde en/of soortgelijke wijze lichamelijk heeft benaderd.
[Slachtoffer 3] heeft in haar aangifte naar voren gebracht dat de verdachte aan haar borst heeft gezeten. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte op haar school aan het werk was met plafondplaten en dat zij hem haar klaslokaal zou laten zien. Aangeefster verklaarde dat de verdachte op een gegeven moment schuin achter haar stond en dat zij voelde dat de verdachte een arm om haar heen sloeg. Zijn arm ging over haar schouder heen. Daarna voelde zij dat hij met zijn hand aan haar rechterborst zat. (Proces-verbaal van aangifte, d.d. 1 september 2012, PL 1850 2012077793-1, blz. 241 t/m 252).
De verdachte heeft hieromtrent bij de politie verklaard dat hij aan de plafondplaten heeft gewerkt en hij heeft zich voor het overige op zijn zwijgrecht beroepen. (Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 september 2012, PL1850 2012054096-29, blz. 268 t/m 277). Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij aangeefster niet kent.
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft in haar aangifte eveneens verklaard over betasting van haar borsten door de verdachte. Ook aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat de verdachte daarbij achter haar ging staan, zodat zij op dat moment helemaal niets meer kon doen. Hij, de verdachte, pakte vanaf de achterkant haar BH vast. Er was nog maar één centimeter ruimte tussen hen. De verdachte legde zijn hoofd over haar schouder heen ter hoogte van haar borst. De verdachte stond dan met zijn gezicht in dezelfde richting als aangeefster, achter haar. Aangeefster verklaarde dat de verdachte haar aan de zijkant van haar borsten vastpakte. Aangeefster heeft verklaard dat dit een aantal keren is gebeurd en dat het haar een heel onprettig gevoel gaf en dat zij zich vies voelde. Het is in ieder geval twee keer gebeurd tijdens een vergadering van de activiteitencommissie en op de rommelmarkt van de kerk. (Proces-verbaal van aangifte, d.d. 29 september 2012, PL 1850 2012080981-1, blz. 282 t/m 292).
Uit de aangiftes van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5](processen-verbaal van aangifte, d.d. 12 oktober 2012, PL 1850 2012086050-1, blz. 297 t/m 310 en 10 oktober 2012, PL1850 2012087779-1 blz. 315 t/m 326), komt naar voren dat de verdachte zich ook door hun heeft laten betasten, aan zijn penis, door de hand van aangeefsters op zijn penis te zetten en zijn eigen hand op die van aangeefsters en daarbij op- en neergaande bewegingen te maken.
De verdachte heeft de beschuldiging in de aangifte van aangevers [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] ontkend. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte evenwel verklaard dat hij de aangevers [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] over de borsten heeft gewreven.
Het handelen van de verdachte – achter het slachtoffer gaan staan en van achteren ‘omarmen’ en zo de borsten betasten, alsmede het met de hand van het slachtoffer laten betasten en wrijven over zijn penis - past bij de aard van de handelingen en de context waarin de handelingen zijn verricht, overeenkomstig het bewezenverklaarde onder 1 subsidiair, aangaande aangeefster [slachtoffer 1], waarvan de verdachte heeft bekend deze [slachtoffer 1] te hebben aangedaan.
Het hof is van oordeel dat op grond van de in de verschillende aangiftes vermelde wijze van handelen van de verdachte en de context waarbinnen dat zich heeft afgespeeld, geconcludeerd kan worden dat de aangiften met betrekking tot de feiten onder 3 subsidiair, 4, 5 subsidiair en 6 subsidiair, op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertonen met de feitelijke gang van zaken ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde. Het hof is van oordeel dat het bewijs ten aanzien van feit 1 subsidiair, het bewijs ten aanzien van de feiten 3 subsidiair, 4, 5 subsidiair en 6 subsidiair, versterkt, zodat voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor bewezenverklaring van die feiten.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair, 5 subsidiair en
6 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair,
5 primair en 6 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair, 4, 5 subsidiair en 6 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de bijzondere voorwaarde zal worden opgelegd dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling voor zedendelinquenten en/of een COSA-traject.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding en meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met verschillende slachtoffers, variërend in de leeftijd van, destijds, vijf tot zeventien jaar oud. De ontuchtige handelingen bestonden voornamelijk uit het betasten van de borsten/borstreek en de schaamstreek van de slachtoffers en het door (een aantal van) hen laten betasten van zijn penis/schaamstreek. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij kennelijk uitsluitend oog heeft gehad voor zijn eigen behoeftebevrediging en zich niet heeft bekommerd om de schending van de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is algemeen bekend dat feiten als de onderhavige een enorme impact op de slachtoffers kunnen hebben. Dit is onderschreven door de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring van [slachtoffer 6]. Feiten als de onderhavige kunnen door hun grote impact tot langdurige psychische schade leiden bij de slachtoffers. Derhalve wordt in de regel voor dit soort feiten een langdurige gevangenisstraf opgelegd. Het hof is van oordeel dat een dergelijke straf in beginsel ook hier op zijn plaats zou zijn.
Op de terechtzitting is evenwel aannemelijk geworden dat de verdachte als gevolg van de onderhavige feiten groot nadeel heeft ondervonden. Zo is de verdachte uit de kerkelijke gemeenschap gestapt en zijn zijn sociale contacten verbroken. De verdachte is als gevolg van deze feiten in een echtscheiding terechtgekomen en heeft thans geen contact meer met zijn kinderen. De verdachte is elders gaan wonen en heeft zijn leven opnieuw moeten beginnen. Blijkens een brief van 14 januari 2014 van GZ-psycholoog-psychotherapeut J.J.F.M. Philipsen is de verdachte in behandeling en neemt hij in dat kader deel aan een therapiegroep seksuele delictplegers. De verdachte heeft ook zelf geïnformeerd naar mogelijkheden om deel te nemen aan het COSA-project.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
15 januari 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Tot slot in ogenschouw nemende dat de gepleegde handelingen als zodanig relatief licht zijn geweest nu het gaat om aanrakingen boven de kleding (hetgeen de ernst van de gedragingen van de verdachte overigens geenszins wegneemt), is het hof - alles overwegende en mede gelet op de speciale en generale preventie - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft bij schrijven d.d. 13 november 2013 meegedeeld niet langer een schadevergoeding van de verdachte te wensen. De in eerste aanleg ingediende vordering is derhalve niet meer aan de orde. Het hof acht redenen aanwezig om te bepalen dat beide partijen ieder hun eigen kosten dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair, 5 primair en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair, 4,
5 subsidiair en 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 3 subsidiair, 4,
5 subsidiair en 6 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 (driehonderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 200 (tweehonderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 5 (vijf) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling, zoals een COSA-traject voor zedendelinquenten.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk,
mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. H.P.Ch. van Dijk, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 februari 2014.