ECLI:NL:GHDHA:2014:2673

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
15 augustus 2014
Zaaknummer
200.151.325-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevelschrift tenuitvoerlegging ex artikelen 33 en 39 Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ)

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 augustus 2014 een bevelschrift tenuitvoerlegging gegeven in het kader van een verzoekschriftprocedure. Verzoeker, een advocaat, had verweerster, een cliënt, bijgestaan in een bodemprocedure en verzocht om betaling van drie declaraties, die samen een bedrag van € 1.868,95 bedroegen. Deze declaraties waren eerder door de Raad van Toezicht voor de Orde van Advocaten begroot. Verzoeker verzocht het hof om het verschuldigde bedrag vast te stellen, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente te vergoeden, en verweerster te veroordelen in de kosten van de procedure. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 augustus 2014, waarbij verweerster niet aanwezig was, ondanks haar eerdere kennisgeving dat zij niet zou komen. Het hof oordeelde dat verweerster geen inhoudelijke bezwaren had ingediend tegen de begroting door de Raad van Toezicht. Het verzoek om buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat dit niet binnen de procedure paste. Het hof besloot het bedrag van de verschuldigde declaraties vast te stellen op € 1.868,95, met wettelijke rente, en verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. Verzet tegen het bevelschrift kon binnen vier weken worden gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummers : 200.151.325/01

bevelschrift van tenuitvoerlegging ex artikel 33 en artikel 39 WTBZ

ten verzoeke van:

[naam],

advocaat te [plaats],
verzoeker,
tegen

[naam],wonende te [woonplaats],verweerster.

Het geding

1.
Bij de civiele afdeling van het hof loopt een procedure, bekend onder zaaknummer
[…] (hierna de bodemzaak). Bij verzoekschrift (met bijlagen), ingekomen op 3 juni 2014 en getekend ontvangen op 30 juni 2014, aan de president van het hof deelt verzoeker mede:
- dat verzoeker verweerster heeft bijgestaan in voormelde bodemprocedure met zaaknummer […];
- dat verweerster weigerachtig blijft het bedrag van een drietal door hem aan verweerster gezonden declaraties te voldoen.
- dat het gaat om drie declaraties, respectievelijk gedateerd 31 juli 2013, 23 augustus 2013 en 8 oktober 2013, voor honorarium, kosten en BTW, in totaal ten bedrage van
€ 1.868,95 wegens werkzaamheden in voormelde procedure;
- dat deze declaraties bij (bijgevoegde) beslissing van de Raad van Toezicht voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden (hierna: de RvT) van 13 mei 2014 zijn begroot op genoemd bedrag van € 1.868,95.
2.
Verzoeker verzoekt, zakelijk weergegeven, om op grond van artikel 33 Wet tarieven in burgerlijke zaken (WTBZ) bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. het bedrag van het door verweerster verschuldigde nader vast te stellen op het door de RvT begrote bedrag van € 1.868,95;
II. te bepalen dat verweerster daarnaast tevens buitengerechtelijke incassokosten ad € 280,34 en wettelijke rente verschuldigd is, telkens vanaf de vervaldag van de betreffende declaratie;
III. verweerster te veroordelen in de kosten van deze procedure;
IV. met bevel tot tenuitvoerlegging.
3.
De mondelinge behandeling is vervolgens bepaald op 15 augustus 2014. Ter gelegenheid hiervan heeft verweerster bij brief van 3 juli 2014, ingekomen op 4 augustus 2014, een verwijzingsbeschikking van de Raad van Discipline overgelegd, waarbij de klacht van verweerster, gericht tegen de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, op grond van artikel 46c lid 4 van de Advocatenwet is verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Verzoeker heeft bij brief van 6 augustus 2014, ingekomen op 7 augustus 2014, nog stukken in het geding gebracht met betrekking tot de interne afhandeling van de klacht van verweerster gericht tegen verzoeker.
4.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. Verweerster is niet verschenen, nadat zij bij brief van 13 augustus 2014 (ingekomen 14 augustus 2014) te kennen had gegeven niet te zullen komen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

Beoordeling van het verzoek

5.
Verweerster heeft geen inhoudelijke bezwaren tegen de begroting door de Raad van Toezicht naar voren gebracht, terwijl aan de fungerend president evenmin bezwaren zijn gebleken. Dit betekent dat het in rechtsoverweging 2, onder I, gedane verzoek zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente zoals verzocht. De omstandigheid dat verweerster tegen de deken een klacht (met overigens aan de fungerend president onbekende inhoud) heeft ingediend, maakt dit niet anders.
6.
Verweerster heeft nog wel te kennen gegeven dat zij geen vertrouwen heeft in de rechtspraak in Den Haag/Gouda, met name omdat volgens verweerster in de bodemzaak in eerste aanleg geen hoor en wederhoor is toegepast.
Nu verweerster in ieder geval in de onderhavige begrotingsprocedure, zowel bij de Raad van Toezicht als bij het hof, in de gelegenheid is geweest om te reageren, wordt hieraan voorbij gegaan.
7.
Het verzoek, genoemd in rechtsoverweging 2 onder II tot betaling van buitengerechtelijke kosten, past niet in deze procedure en zal worden afgewezen. Voor een veroordeling in de proceskosten wordt geen grond gezien, temeer niet nu de wetgever (blijkens artikel 38 WTBZ) deze procedure niet aan griffierecht heeft onderworpen.
8.
Beslist zal worden als na te melden.

Beslissing

De fungerend president:
  • stelt het bedrag van de verschuldigde declaraties vast op € 1.868,95;
  • beveelt de tenuitvoerlegging van dit bevelschrift voor het bedrag van € 1.868,95, vermeerderd met de wettelijke rente, telkens vanaf de vervaldag van de betreffende declaratie;
  • verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het meer of anders verzochte;
  • bepaalt dat tegen dit bevelschrift verzet kan worden gedaan binnen vier weken na heden.
Dit bevelschrift is gegeven door mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, fungerend president, op 26 augustus 2014.