ECLI:NL:GHDHA:2014:2695

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2014
Publicatiedatum
18 augustus 2014
Zaaknummer
200.140.655/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Sutorius-van Hees
  • A. Kamminga
  • M. Mertens-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en beoordeling van financiële omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. De vader, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de rechtbank Den Haag om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind te wijzigen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de vader in hoger beroep ging. De vader stelde dat zijn financiële situatie was veranderd en dat hij de kinderalimentatie niet langer kon betalen. Hij voerde aan dat zijn inkomen in 2011 niet was gedaald ten opzichte van 2000, maar dat hij wel te maken had met een winstdaling van zijn onderneming. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft het verzoek van de vader bestreden en verzocht de eerdere beschikking in stand te laten.

Tijdens de zitting op 22 mei 2014 heeft het hof de zaak behandeld. De vader was aanwezig, maar de moeder was niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende financiële gegevens heeft overgelegd om zijn stelling te onderbouwen dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden. Het hof heeft geconcludeerd dat de behoefte van de minderjarige aan kinderalimentatie vaststaat, maar dat de vader niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn financiële situatie zodanig is gewijzigd dat dit een aanpassing van de kinderalimentatie rechtvaardigt. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de vader niet in staat was om de benodigde financiële gegevens te overleggen die zijn verzoek konden onderbouwen.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van transparantie in financiële zaken bij verzoeken om wijziging van alimentatie. De vader had de verantwoordelijkheid om zijn financiële situatie duidelijk te maken, maar heeft hierin gefaald. Hierdoor kon het hof niet vaststellen dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden die een aanpassing van de kinderalimentatie rechtvaardigde. De uitspraak bevestigt dat de rechterlijke macht zorgvuldig omgaat met verzoeken tot wijziging van alimentatie en dat de bewijslast bij de verzoeker ligt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 30 juli 2014
Zaaknummer : 200.140.655/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-6773
Zaaknummer rechtbank : 426770
[De vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. G.E. van der Pols te Rotterdam,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S.B. Epozdemir te Den Haag.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 21 januari 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 1 november 2013 van de rechtbank Den Haag.
De moeder heeft op 4 april 2014 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 7 maart 2014 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 29 april 2014 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 12 mei 2014 per faxbericht een V-formulier met bijlagen, op 15 mei 2014 ingekomen als brief met bijlagen.
De zaak is op donderdag 22 mei 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- namens de moeder haar advocaat.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader, strekkende tot wijziging van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarige [naam minderjarige ], geboren [in] 1999, hierna te noemen: de minderjarige, afgewezen.
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 18 juli 2001 was die bijdrage vastgesteld op ƒ 250,- en deze bedraagt thans, geïndexeerd, € 149,52.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
In geschil is de wijziging van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, hierna ook: kinderalimentatie, ten behoeve van de minderjarige.
2.
De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog de kinderalimentatie met ingang van 1 november 2010 op nihil te bepalen.
3.
De moeder verzoekt het beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.
De ingangsdatum
4.
Gezien het petitum van het beroepschrift, waarin de vader met ingang van 1 november 2010 nihilstelling van de kinderalimentatie verzoekt, passeert het hof de stelling van de vader dat de kinderalimentatie van aanvang af – dat wil zeggen sedert 2001 - niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. De vader heeft, gezien de verzochte ingangsdatum, geen belang bij behandeling van de periode 2001-oktober 2010. Het hof zal derhalve beoordelen of er in de periode 1 november 2010 tot heden zoals de man stelt, sprake is van een wijziging van omstandigheden die een aanpassing van de kinderalimentatie rechtvaardigt.
De behoefte
5.
De behoefte van de minderjarige aan kinderalimentatie staat als niet bestreden vast. Ter terechtzitting van het hof is van de zijde van de vader erkend dat het enorm lastig is om duidelijkheid te scheppen in de door de vader in het geding gebrachte financiële stukken. Zo heeft de vader weliswaar gesteld dat hij niet alleen onderhoudsplichtig is voor de minderjarige maar ook voor twee andere kinderen van hem, respectievelijk geboren in 2003 en dertien maanden geleden, maar de vader heeft onvoldoende gegevens in het geding gebracht om de behoefte van de andere twee minderjarigen vast te kunnen stellen. Evenmin heeft de vader financiële gegevens van zijn (ex)partner(s) in het geding gebracht, zodat ook het aandeel van de vader in de kosten van die kinderen door het hof niet kan worden berekend. Gelet op dit alles gaat het hof er bij de beoordeling van het verzoek van de vader vanuit dat de vader uitsluitend onderhoudsplichtig is ten opzichte van de minderjarige[naam minderjarige ].
De gestelde wijziging van omstandigheden
6.
De vader stelt dat hij tot 14 december 2011 mede vennoot was van een schildersbedrijf en dat die onderneming sinds die datum is omgezet in een eenmanszaak. De vader heeft betoogd dat er sinds 2010 sprake is van een behoorlijke winstdaling ten opzichte van 2001, zodat hij de kinderalimentatie niet langer kan voldoen. Daarnaast heeft de vader nog twee ondernemingen in de vorm van een eenmanszaak, te weten [naam onderneming 2], die sinds 14 december 2011 wordt gedreven, en [naam onderneming 3], die sinds 1 september 2008 wordt gedreven.
7.
Ter terechtzitting van het hof heeft de vader verklaard dat het LBIO in 2010 beslag heeft gelegd op zijn inkomen en dat hij de kinderalimentatie over dat jaar derhalve in het kader van die beslaglegging geheel zal hebben voldaan. Bovendien heeft de vader in zijn inleidend verzoek gesteld dat hij de kinderalimentatie tot eind 2010 (december) heeft kunnen betalen. Gelet hierop en op de omstandigheid dat terugbetaling niet aan de orde is, behoeft het jaar 2010 naar het oordeel van het hof geen bespreking meer. Het hof zal met ingang van 1 januari 2011 beoordelen of de financiële situatie van de vader zodanig is gewijzigd dat dit een aanpassing van de kinderalimentatie rechtvaardigt.
8.
Bij beschikking van 18 juli 2001 is de door de moeder verzochte kinderalimentatie van ƒ 250,- per maand als niet weersproken en op de wet gegrond toegewezen. Niet bekend is welk inkomen destijds als uitgangspunt heeft gediend voor die bijdrage en ook overigens is niet duidelijk hoe die bijdrage tot stand is gekomen. Uit de overgelegde stukken is echter wel gebleken dat de winst uit onderneming van het bedrijf [onderneming 1] in 2000 ƒ 27.592,67 bedroeg en in 2011 € 38.064,-Het hof gaat er daarbij van uit dat het winstaandeel van de vader zowel in 2000 als in 2011 50% was. De aan vader toekomende winst is derhalve - los van de gebruikelijke indexering - aanzienlijk gestegen. Daarnaast heeft de vader in 2011 een uitkering van het UWV van € 6.982,- ontvangen, overeenkomstig de jaaropgave 2011. Gelet op het vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat het inkomen van de vader in 2011 niet is gedaald ten opzichte van het inkomen in 2000, maar veeleer is gestegen, terwijl de schulden aan de [naam bank] en aan [naam persoon] schulden zijn die al lang bestaan, zodat tot 1 januari 2012 geen sprake is van een wijziging van omstandigheden die een wijziging van de kinderalimentatie rechtvaardigt.
Met betrekking tot de periode ná 1 januari 2012 komt het hof eveneens tot de conclusie dat de vader niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden die een wijziging van de kinderalimentatie rechtvaardigt, aangezien hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie doordat er te weinig stukken zijn overgelegd. De stukken die de vader wel in het geding heeft gebracht zijn, zoals hiervoor reeds is vermeld, moeilijk te doorgronden, terwijl bovendien sprake is van tegenstrijdigheden. Zo is in de Balans / Winst- en verliesrekening 2012 van [naam onderneming 3] een positief bedrijfsresultaat vermeld van € 18.124,38 terwijl in de aangifte Inkomstenbelasting 2012 voor ondernemers als winst een bedrag van € 20.973,- staat vermeld. Met betrekking tot [naam onderneming 2] zijn er in het geheel geen gegevens in het geding gebracht, met betrekking tot [onderneming 1] uitsluitend de jaarrekeningen 2009 tot en met 2011 en met betrekking tot [naam onderneming 3] slechts de Balans / Winst- en verliesrekening 2011 en 2012. Daarnaast beschikt het hof over de aangiften Inkomstenbelasting 2010, 2011 en 2012 voor ondernemers en de aanslagen Inkomstenbelasting 2008 tot en met 2010. Veel relevante stukken, zoals onder meer de jaarrekeningen 2012 en 2013 van alle ondernemingen met onderbouwende stukken, ontbreken derhalve. Nu de man stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, had het op zijn weg gelegen om zijn volledige financiële gegevens met betrekking tot zijn privé situatie en zijn ondernemingen in het geding te brengen en op deugdelijke wijze inzichtelijk te maken voor de vrouw en het hof. Nu hij dit niet heeft gedaan, komt dat voor zijn rekening en risico en is het hof niet in staat om te beoordelen of de financiële situatie van de vader met ingang van 1 januari 2012 zodanig is gewijzigd dat dit een wijziging van de kinderalimentatie rechtvaardigt. Evenmin is het hof in staat te beoordelen of de draagkracht van de vader voor een bijdrage wordt beïnvloed door de met ingang van april/mei 2014 toegenomen schuldenlast van de vader.
9.
Uit het vorenstaande volgt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Sutorius-van Hees, Kamminga en Mertens-de Jong, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2014.