ECLI:NL:GHDHA:2014:2732

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
18 augustus 2014
Zaaknummer
200.140.525-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. van den Wildenberg
  • J. Punselie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige door de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige door de vader. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had in januari 2014 hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 21 oktober 2013. De vader, verweerder in hoger beroep, had op 7 maart 2014 een verweerschrift ingediend, evenals de bijzondere curator die was aangesteld voor de minderjarige. De moeder voerde aan dat de erkenning door de vader schadelijk zou zijn voor de minderjarige, gezien de psychische problemen van de vader en de angst dat de vader de minderjarige zou ontvoeren naar Jordanië. Het hof overwoog dat de belangen van de minderjarige geschaad zouden worden bij erkenning door de vader, vooral gezien de ernstige communicatieproblemen tussen de ouders en de mogelijkheid van ongeoorloofde overbrenging naar Jordanië. Het hof vernietigde de bestreden beschikking en wees het verzoek van de vader tot vervangende toestemming af, maar benadrukte dat de begeleide omgang met de vader diende te worden voortgezet. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 11 juni 2014
Zaaknummer : 200.140.525/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 13-1887
Zaaknummer rechtbank : C/09/438741
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. K.J. Verrips te Wageningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de man,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. M. Huisman te Amersfoort.
Als belanghebbende is aangemerkt:
mr. I.J. Pieters,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over de hierna te noemen minderjarige,
kantoorhoudende te Leiden,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 17 januari 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 21 oktober 2013 van de rechtbank Den Haag.
De man heeft op 7 maart 2014 een verweerschrift ingediend.
De bijzondere curator heeft op 7 maart 2014 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof is voorts van de zijde van de moeder op 24 januari 2014 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen ingekomen.
De zaak is op woensdag 7 mei 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw[X] namens de raad;
De bijzondere curator is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Na de zitting is, volgens afspraak ter zitting, bij het hof op 8 mei 2014 van de zijde van de moeder een brief van 7 mei 2014 ingekomen met als bijlage het rapport van 30 januari 2014 van de raad.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank, voor zover van belang:
  • vervangende toestemming verleend tot erkenning van de hierna te noemen minderjarige door de man,
  • voor recht verklaard dat uit het indienen van het inleidend verzoekschrift van de man afgeleid kan worden dat de man expliciet te kennen geeft de minderjarige te willen erkennen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
Uit de moeder is op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] geboren: [de minderjarige]. De man heeft de Jordaanse nationaliteit. De vrouw en de minderjarigen hebben de Nederlandse nationaliteit.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
In geschil is de verlening van de vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige door de man.
2.
De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de man niet-ontvankelijk verklaren in zijn inleidend verzoek, althans dit verzoek af te wijzen. Kosten rechtens.
3.
De man verweert zich daartegen en verzoekt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep, dan wel dit beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.
De bijzondere curator verzoekt het hof het beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Procedure rechtbank
5.
De moeder betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft vermeld dat zij kennis heeft genomen van het faxbericht van 26 september 2013 van de bijzondere curator alsmede dat de moeder niet juist is opgeroepen.
6.
Het hof overweegt als volgt. Nu de moeder in hoger beroep ten volle in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt nader toe te lichten, kan de feitelijke gang van zaken in eerste aanleg in het midden blijven en worden eventuele fouten uit de eerste aanleg in hoger beroep hersteld.
Vervangende toestemming tot erkenning
7.
De moeder voert het volgende aan. De rechtbank had de beslissing omtrent de verlening van de vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige moeten aanhouden in afwachting van het onderzoek en de rapportage door de raad. De raad had de opdracht moeten krijgen het onderzoek uit te breiden en te kijken naar de belangen van de moeder en de minderjarige alsmede naar het reële risico dat de minderjarige wordt belemmerd in een evenwichtige ontwikkeling ten gevolge van de erkenning. De moeder betoogt dat de vader psychische problemen heeft, diverse zelfmoordpogingen heeft gedaan en diverse malen opgenomen is geweest. De moeder heeft de minderjarige altijd alleen verzorgd en opgevoed. De erkenning schaadt de ongestoorde verhouding tussen de moeder en de minderjarige. Er is volgens de moeder een gerede kans dat de minderjarige zal worden belemmerd in een evenwichtige en sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling door de erkenning. Voorts vraagt de moeder zich af welke consequenties de erkenning van de minderjarige door de man voor de nationaliteit van de minderjarige zal hebben. De moeder is bang dat de man de minderjarige zal ontvoeren naar Jordanië.
8.
De man verweert zich daartegen als volgt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat erkenning door de man de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige of de belangen van de minderjarige zal schaden. De man herkent zich niet in het door de moeder geschetste beeld. Hij heeft een posttraumatische stres stoornis, maar daarin kan geen reden worden gevonden om de toestemming tot erkenning te weigeren. Daarnaast stelt hij zich wel actief te hebben ingezet om contact te hebben met de minderjarige.
9.
De bijzondere curator voert eveneens gemotiveerd verweer. In zijn visie hebben de vragen en zorgen die de moeder opwerpt, betrekking op de vraag of en zo ja, welke contactregeling tussen de man en de minderjarige moet worden vastgesteld alsmede of gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige is te achten. De bijzondere curator acht de door de moeder aangedragen punten onvoldoende om de bestreden beschikking te vernietigen.
10.
Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:204, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt op verzoek van de man die het kind wil erkennen door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden en de man de verwekker van het kind is. De man en de moeder zijn het erover eens dat de man de verwekker is van de minderjarige.
11.
Het hof is van oordeel dat het belang van de minderjarige geschaad zal worden bij erkenning van de minderjarige door de man. Het hof neemt daarbij de volgende omstandigheden in aanmerking. De ouders hebben ernstige communicatieproblemen en staan wantrouwend tegenover elkaar, hetgeen blijkens het raadsrapport de minderjarige belast. De angst van de moeder dat de mogelijkheid bestaat dat de man de minderjarige ongeoorloofd over zal brengen naar Jordanië, acht het hof niet van enige grond ontbloot. Immers, indien het hof het verzoek van de man toewijst, zal de minderjarige op grond van afstamming de nationaliteit van Jordanië verkrijgen. Jordanië is geen verdragsstaat bij het Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (verder: het HKOV). Voor een mogelijke ongeoorloofde overbrenging van de minderjarige door de man kan het HKOV dan ook geen oplossing bieden. Ook het belasten van de (niet-islamitische) moeder met het eenhoofdig gezag en het bepalen van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder kunnen een ongeoorloofde overbrenging van de minderjarige door de man naar Jordanië niet voorkomen. Er is namelijk geen verdrag op basis waarvan die beslissing in Jordanië erkend zal worden.
12.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van de man strekkende tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige afwijzen. Dit laat onverlet dat de begeleide omgang bij Trivium Lindenhoud dient te worden gecontinueerd. Het hof verwacht dat de zorgen van de moeder betreffende een mogelijke ontvoering van de minderjarige naar Jordanië door deze beslissing zullen verminderen. Daardoor zal de moeder meer ruimte hebben om de minderjarige onbelemmerd contact te laten hebben met de vader. Op het moment dat de minderjarige de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, kan zij zelfstandig haar toestemming tot erkenning verlenen.
Proceskosten
13.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de verlening van de vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige door de man;
wijst af het verzoek van de man tot verlening van de vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige door de man;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Van den Wildenberg en Punselie, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2014.