ECLI:NL:GHDHA:2014:2737

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2014
Publicatiedatum
18 augustus 2014
Zaaknummer
200.136.165-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stollenwerck
  • A. Kamminga
  • J. van Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling en partneralimentatie vastgesteld onder voorwaarde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en de partneralimentatie tussen de vrouw en de man. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Zwiers, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 26 juli 2013. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.F.M. van den Ekart, heeft op zijn beurt een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2014 zijn beide partijen gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw verzoekt om een bijdrage in het levensonderhoud van € 420,- per maand, met terugwerkende kracht vanaf 7 december 2012, en dat de man een betalingsachterstand heeft op de hypothecaire lening van € 3.695,-. Het hof heeft de verzoeken van de vrouw om partneralimentatie afgewezen, onder verwijzing naar de financiële situatie van de man, die een WIA-uitkering ontvangt en onder beslag staat. Het hof heeft geoordeeld dat de man niet in staat is om de verzochte alimentatie te betalen, gezien zijn financiële verplichtingen en de onderwaarde van de woning.

Daarnaast heeft het hof de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap beoordeeld. Het hof heeft geoordeeld dat, indien de toedeling van de voormalige echtelijke woning aan de vrouw niet voor 28 september 2014 gerealiseerd is, de woning verkocht moet worden en de opbrengst tussen partijen verdeeld dient te worden. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van het hof is zowel uitvoerbaar bij voorraad als onder voorwaarde van de toedeling van de woning aan de vrouw.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 30 april 2014
Zaaknummers : 200.136.165/01 en 200.136.166/01
Rekestnummers rechtbank : FA RK 12-9313 en FA RK 13-522
Zaaknummers rechtbank : C/11/101252 en C/11/416674
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S. Zwiers te Prinsenbeek,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.F.M. van den Ekart te Dordrecht.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 24 oktober 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 26 juli 2013 van de rechtbank Rotterdam.
De man heeft op 30 december 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 18 november 2013 een brief met bijlagen,
- op 17 december 2013 een faxbericht van diezelfde datum, op 19 december 2013 met bijlagen ingekomen.
De zaak is op vrijdag 28 maart 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.
Van die mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting heeft de man met instemming van de wederpartij en toestemming van het hof nog overgelegd een kopie van de betaalspecificatie van de WIA-uitkering van 19 augustus 2013 alsmede een brief van het UWV van 23 juli 2013 betreffende de beslagleggen op de uitkering.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank:
  • gelast dat de wijze verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap zal geschieden conform het onder rechtsoverweging 4.7 tot en met rechtsoverweging 4.13 van die beschikking bepaalde;
  • bepaald dat de proceskosten worden gecompenseerd;
  • het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1.
In geschil zijn:
  • de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw (hierna ook: de partneralimentatie);
  • de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.
2.
De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking (het hof begrijpt:) te vernietigen en, opnieuw beschikkende te beslissen dat:
  • de man aan de vrouw zal betalen een bijdrage in het levensonderhoud van € 420,- per maand met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift zijnde 7 december 2012, jaarlijks te verhogen met de wettelijke indexering;
  • de man aan de vrouw zal betalen een bijdrage ter hoogte van de betalingsachterstand op de hypothecaire lening ad € 3.695,-;
  • aan de vrouw zal worden toegescheiden de echtelijke woning, onder vergoeding door de man aan de vrouw van de helft van de onderwaarde zijnde € 12.350,-;
  • de man verplicht zal zijn mee te werken aan de levering aan de vrouw van zijn onverdeelde helft van de echtelijke woning, binnen vier weken na het eerste verzoek van de vrouw daartoe, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat de man in gebreke blijft zijn medewerking te verlenen, tot een maximum van € 50.000,-;
  • ten aanzien van de inboedel over en weer partijen niets meer van elkaar te vorderen hebben.
Kosten rechtens.
3.
De man bestrijdt het beroep en verzoekt het hof om de grieven en verzoeken van de vrouw af te wijzen, de bestreden beschikking te bevestigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw rechtdoende te bepalen dat de vrouw de beschikking van het hof binnen vier weken na datum dient na te komen. Kosten rechtens.

Overeenstemming

4.
Ter zitting zijn partijen als volgt overeengekomen:
  • de woning wordt toegedeeld aan de vrouw onder de ontbindende voorwaarde dat de man niet wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid uit hoofde van de hypothecaire geldlening;
  • er zal geen verrekening plaatsvinden van onder- of overwaarde van ter zake van de verdeling van de voormalige echtelijke woning;
  • de inboedel is verdeeld;
  • partijen hebben ter zake van de ontbonden huwelijksgemeenschap niets meer van elkaar te vorderen en verlenen elkaar over en weer kwijting;
  • de vrouw ziet af van partneralimentatie;
  • de vrouw heeft gedurende zes maanden (tot 28 september 2014) de tijd om het ontslag van de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de hypothecaire geldlening ter zake van de voormalige echtelijke woning te realiseren;
  • tot 28 september 2014 zullen de hypothecaire lasten geheel worden betaald door de vrouw en ter zake daarvan heeft zij geen regres jegens de man.
Voor het geval toedeling aan de vrouw van de voormalige echtelijke woning onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet voor 28 september 2014 zal zijn gerealiseerd, hebben partijen het hof gevraagd een beslissing te nemen met betrekking tot de (wijze van) verdeling van de voormalige echtelijke woning alsmede de partneralimentatie.
5.
Voormelde overeenstemming is vastgelegd in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Het hof zal als verzocht een beslissing geven over de door de vrouw aangevoerde gronden met betrekking tot de partneralimentatie en de verdeling van de voormalige echtelijke woning, voor het geval toedeling aan de vrouw van de voormalige echtelijke woning onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid
nietvoor 28 september 2014 zal zijn gerealiseerd.
Verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap voor het geval toedeling aan de vrouw van de voormalige echtelijke woning onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheidnietvoor 28 september 2014 zal zijn gerealiseerd

Voormalige echtelijke woning

6.
Voor het geval toedeling aan de vrouw van de voormalige echtelijke woning onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet voor 28 september 2014 gerealiseerd zal zijn, is naar het oordeel van het hof sprake van een gewichtige reden die partiële verdeling van de gemeenschap rechtvaardigt. Immers vast staat dat (dan zeker dat) de vrouw het aandeel van de man niet kan overnemen. In dat geval is het hof van oordeel dat de voormalige echtelijke woning zo spoedig mogelijk verkocht en geleverd dient te worden aan een derde waarbij de verkoopopbrengst na aflossing van de hypothecaire geldlening en de betaling van kosten van verkoop en overdracht tussen partijen wordt verdeeld, dan wel een eventuele onderwaarde door partijen gelijkelijk wordt gedragen. Het hof sluit aan bij de bestreden beslissing waarin is bepaald dat de woning te koop zal worden aangeboden bij NVM Makelaar Waltmann.

Betalingsachterstand hypothecaire geldlening

7.
In de visie van de vrouw dient de man een bedrag van € 3.695,- aan haar te voldoen in verband met de betalingsachterstand op de hypothecaire geldlening. De man heeft gedurende de voorlopige voorzieningenprocedure toegezegd dat hij de lasten van de voormalige echtelijke woning zou betalen op basis waarvan de vrouw haar verzoek om partneralimentatie heeft ingetrokken. De man heeft dat echter niet gedaan, aldus de vrouw.
8.
De man betoogt dat hij inmiddels (na beslaglegging) een betalingsregeling heeft getroffen voor de periode dat hij in de woning woonachtig was, waardoor de achterstand spoedig zal zijn ingelost.
9.
Het hof overweegt als volgt. Op het moment dat de voormalige echtelijke woning verkocht en geleverd is, zijn partijen gehouden de verkoopopbrengst tussen partijen te verdelen, dan wel een eventuele onderwaarde (restschuld) gelijkelijk te dragen. Zonodig kunnen op dat moment de eventuele betalingsachterstanden van de man op de betalingen op de hypothecaire geldlening als overeengekomen in het kader van de voorlopige voorzieningen verrekend worden. Het hof ziet tegen die achtergrond thans geen reden voor toewijzing van de vordering van de vrouw, wat daar overigens ook van zij. Overigens is ter zitting gebleken dat op het inkomen van de man een loonbeslag ligt, waarmee betalingsachterstand op de hypothecaire geldlening wordt voldaan, naar het hof begrijpt voor de periode dat de man in de woning woonachtig was. De man heeft ter zitting - onweersproken – verklaard dat met ingang van 1 mei 2014 de betalingsachterstanden op de hypothecaire geldlening waarvoor het beslag is gelegd zijn voldaan. Het hof gaat daar van uit.
Partneralimentatie voor het geval toedeling aan de vrouw van de voormalige echtelijke woning onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet voor 28 september 2014 zal zijn gerealiseerd

Ingangsdatum

10.
De vrouw verzoekt een partneralimentatie van € 420,- per maand met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift zijnde 7 december 2012, jaarlijks te verhogen met de wettelijke indexering.
11.
Het hof overweegt als volgt. Gelet op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking (23 augustus 2013) in de registers van de burgerlijke stand, kan de ingangsdatum niet zijn gelegen vóór die datum. Evenwel ziet het hof in de omstandigheden van het geval aanleiding om de ingangsdatum te bepalen op 28 september 2014. Het hof acht het niet redelijk dat de man op die datum geconfronteerd wordt met een achterstand in zijn betalingen aan partneralimentatie. Het is de wens van de vrouw dat zij de voormalige echtelijke woning krijgt toebedeeld zodat de mogelijke gevolgen van het niet slagen daarvan, voor haar rekening dienen te komen. Het hof betrekt daarbij dat de vrouw reeds veel eerder in de procedure in hoger beroep duidelijkheid had kunnen verschaffen ten aanzien van de vraag of zij inderdaad in staat is het aandeel van de man in de woning over te nemen onder ontslag uit de hoofdelijkheid.

Huwelijksgerelateerde behoefte

12.
Ten aanzien van de hoogte van de behoefte van de vrouw overweegt het hof als volgt. Krachtens vaste rechtspraak dient de rechter bij het bepalen van de mede aan de welstand tijdens het huwelijk gerelateerde behoefte van de alimentatiegerechtigde rekening te houden met alle relevante omstandigheden, waaronder zowel de inkomsten tijdens de laatste jaren van het huwelijk als het uitgavenpatroon in dezelfde periode. De behoefte zal daarnaast zo veel mogelijk aan de hand van concrete gegevens betreffende de reële of de met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten kosten van levensonderhoud door de rechter worden bepaald. Ter staving van haar huwelijksgerelateerde behoefte heeft de vrouw in hoger beroep bij productie 3 van het beroepschrift een behoeftelijst overgelegd met een totale maandelijkse netto behoefte van € 1.986,28 per maand.
13. Ter zitting is de man in de gelegenheid gesteld om te reageren op voormelde lijst. Namens de man is aangevoerd dat de vrouw het bruto bedrag aan hypotheekrente heeft opgevoerd in plaats van het netto bedrag.
14.
Het hof overweegt als volgt. Gelet op het inkomen van de vrouw (€ 948,- netto per maand), dat zo laag is dat zij (vrijwel) geen inkomstenbelasting zal betalen gaat het hof ervan uit dat bij gebreke van fiscale aftrek het bruto bedrag aan hypotheekrente (vrjiwel) gelijk is aan het netto bedrag, zodat het hof met het door de vrouw opgevoerde bedrag van € 725,- per maand rekening houdt. Nu de man voormelde behoeftelijst voor het overige niet heeft bestreden, stelt het hof de netto behoefte van de vrouw vast op € 1.986,28 per maand.

Aanvullende behoefte

15.
De vrouw heeft – onweersproken – verklaard dat haar netto inkomen € 948,- per maand bedraagt. Gelet daarop stelt het hof de aanvullende netto behoefte van de vrouw vast op € 1.038,28 per maand. Derhalve is het hof van oordeel dat zij in ieder geval behoefte heeft aan de door haar verzochte bruto partneralimentatie van € 420,- per maand.

Draagkracht

16.
De man stelt dat hij niet over voldoende draagkracht beschikt om het door de vrouw verzochte bedrag te voldoen. De vrouw heeft zulks bestreden.
17.
Het hof overweegt als volgt. Ter zitting is vast komen te staan dat de man - in ieder geval - met ingang van augustus 2013 een WIA-uitkering ontvangt van € 2.258,30 bruto per maand. Daarop wordt thans onder een gelegd beslag een bedrag van € 727,39 per maand ingehouden door de hypotheekverstrekker. Hoewel de man ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij er van uit gaat dat dit beslag met ingang van 1 mei 2014 wordt beëindigd, is tussen partijen niet in geschil dat de woning een aanzienlijke onderwaarde heeft ten bedrage van minimaal € 25.000,-. Nu het inkomen van de vrouw dermate laag is dat zij na verkoop ter zake de aflossing van die schuld niet of nauwelijks in staat zal zijn bij te dragen, zal betaling van de (hoofdelijke) schuld in eerste instantie door de man dienen te geschieden. Rekening houdende met die schuld gaat het hof er van uit dat de man de eerste tijd niet in staat is daarnaast nog alimentatie te betalen. Het hof merkt daarbij op dat spoedige aflossing van deze restschuld ook in het belang van de vrouw is als hoofdelijk schuldenaar. Het hof zal derhalve het verzoek van de vrouw afwijzen.

Conclusie

18.
Gelet op het vorenstaande zal het hof het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afwijzen.

Nakoming

19.
Het hof wijst het verzoek van de man - te bepalen dat de vrouw de beschikking van het hof binnen vier weken na datum dient na te komen – af, bij gebrek aan enige onderbouwing.

Proceskosten

20.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
voor het geval toedeling aan de vrouw van de voormalige echtelijke woning onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor 28 september 2014 is gerealiseerd:
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek tot verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap af;
bekrachtigt de bestreden beschikking ten aanzien van de afwijzing van het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
voor het geval toedeling aan de vrouw van de voormalige echtelijke woning onder ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor 28 september 2014nietis gerealiseerd:
bekrachtigt de bestreden beschikking:
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Kamminga en Van Veen, bijgestaan door
mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 april 2014.