ECLI:NL:GHDHA:2014:2743

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
18 augustus 2014
Zaaknummer
200.139.512-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Stollenwerck
  • A. Labohm
  • J. Burgerhart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en interne draagplicht bij gemeenschap van goederen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag inzake de echtscheiding van partijen en de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Salhi, heeft op 27 december 2013 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 26 september 2013. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.Y. van der Bijl, heeft op 22 april 2014 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 mei 2014.

De rechtbank had in eerste aanleg de echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verdeling vastgesteld, waarbij de man de volledige (zakelijke) geldschuld bij Interbank is toebedeeld. De man verzoekt in hoger beroep om deze beschikking te vernietigen en te bepalen dat beide partijen voor de helft draagplichtig zijn voor de schuld bij Interbank. De vrouw verzet zich hiertegen en vraagt om bekrachtiging van de beschikking.

Het hof overweegt dat partijen in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd en dat ieder van hen de helft van de gemeenschapsschulden moet dragen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die afwijking rechtvaardigen. Het hof stelt vast dat de man de handtekening van de vrouw op de kredietovereenkomst heeft vervalst en dat de vrouw niet op de hoogte was van de lening. Gezien de financiële situatie van de vrouw, die afhankelijk is van een uitkering en geen kinderalimentatie ontvangt, oordeelt het hof dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de vrouw te verlangen dat zij bijdraagt aan de aflossing van de lening.

Het hof vernietigt de bestreden beschikking voor zover deze aan zijn oordeel is onderworpen en bepaalt dat de man de volledige schuld bij Interbank draagt. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven op 2 juli 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 2 juli 2014
Zaaknummer : 200.139.512/01
Rekestnummers rechtbank : FA RK 12-3511en FA RK 12-6968
Zaaknummers rechtbank : 418940 en 427196
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S. Salhi te Den Haag,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.Y. van der Bijl te Den Haag.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 27 december 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
26 september 2013 van de rechtbank Den Haag.
De vrouw heeft op 22 april 2014 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
  • op 30 januari 2014 een V-formulier van 29 januari 2014 met bijlagen;
  • op 4 maart 2014 een per fax een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
  • op 18 maart 2014 een V-formulier van 16 maart 2014 met bijlage;
  • op 16 mei 2014 een V-formulier van 12 mei 2014 met bijlagen.
De zaak is op 23 mei 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 29 januari 2013 van de rechtbank Den Haag en de bestreden beschikking.
Bij de beschikking van 29 januari 2013 is, voor zover in dit hoger beroep van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de behandeling met betrekking tot het verzoek tot verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden opdat partijen stukken in het geding konden brengen.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in dit hoger beroep van belang, de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vastgesteld, in die zin dat aan de man is toebedeeld de volledige (zakelijke) geldschuld bij Interbank (een doorlopend krediet onder contractnummer [X]).
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. De echtscheidingsbeschikking is op 5 april 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
In geschil is de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.
2.
De man verzoekt – na wijziging van zijn verzoek ter zitting - de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de toebedeling van de (zakelijke) lening bij Interbank en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat beide partijen voor de helft draagplichtig zijn met betrekking tot de (zakelijke) geldschuld bij Interbank, met compensatie van de kosten van partijen.
3.
De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen met aanvulling van gronden.
4.
De man stelt dat partijen de lening bij de Interbank gezamenlijk zijn aangegaan. Het contract staat op naam van beide partijen en is mede ondertekend door de vrouw. Zelfs indien zij het contract niet had ondertekend, dan zou zij mede aansprakelijk zijn voor de aflossingen van de schulden.
5.
De vrouw verweert zich daar tegen, stellende dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij dient mee te betalen aan de aflossing en rentebetalingen op de lening bij de Interbank. De rechtbank heeft de onderneming van de man – een koffiehuis aan de [straat] te [plaats] – om niet toebedeeld aan de man. In de visie van de vrouw staat daartegenover dat de man de zakelijke schuld alleen dient te dragen. De vrouw heeft geen enkele bemoeienis met deze schuld gehad en de geldleningsovereenkomst is – zo heeft de rechtbank vastgesteld – niet door de vrouw ondertekend.
Interne draagplicht gemeenschapsschulden
6.
Het hof overweegt als volgt. Niet ter discussie staat de vaststelling van de rechtbank dat partijen in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. De huwelijksgemeenschap is op 8 mei 2012 ontbonden door het indienen van het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank. De echtgenoten hebben een gelijk aandeel in die ontbonden huwelijksgemeenschap. Voor wat betreft de op de peildatum bestaande gemeenschapsschulden betekent dat dat ieder van de (ex)echtgenoten de helft van die gemeenschapsschulden moet dragen (artikel 1:100 lid 1 BW). Voor zover één van partijen meer zou voldoen dan de helft van de gemeenschapsschulden, heeft die partij een regresrecht jegens de andere partij. Aan de orde is de vraag of van deze onderlinge draagplicht dient te worden afgeweken, hetgeen in zeer bijzondere omstandigheden op grond van maatstaven van redelijkheid en billijkheid mogelijk is.
7.
Het hof is beantwoord die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Gedurende het huwelijk van partijen had de man een onderneming, [naam onderneming]. Ten behoeve van die “onderneming” is een doorlopend krediet afgesloten bij de Interbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de handtekening van de vrouw op die kredietovereenkomst heeft vervalst. Die vaststelling heeft de man in hoger beroep onvoldoende bestreden, zodat dit voor het hof vaststaat. De vrouw heeft gesteld dat zij nimmer haar handtekening had gezet onder de kredietovereenkomst als zij daarvan op de hoogte was geweest.
Nog voordat “de onderneming” [naam onderneming]” aan de man is toegedeeld – op 26 september 2013 – heeft de man deze onderneming” op 1 september 2013 verkocht. Onder onderneming verstaat het hof in dit geval de activa en passiva. Een onderneming is geen goed en kan als zodanig niet worden overgedragen. Het zijn de activa en passiva die worden overgedragen en voor de overdracht van passiva (schuldvernieuwing) is de medewerking nodig van de crediteur.
Hij was op dat moment niet beschikkingsbevoegd om alleen tot overdracht van “de onderneming” over te gaan (art. 3:170 BW). Voor de overdracht was de medewerking van de vrouw noodzakelijk geweest.
De man stelt dat hij “de onderneming” [naam onderneming] heeft verkocht voor een bedrag van € 11.000,-. Het hof acht zulks onaannemelijk, gelet op de - onweersproken - stellingen van de vrouw dat haar broer “de onderneming” [naam onderneming] wilde kopen voor een bedrag van € 100.000,- en dat zij van de koper van de onderneming [naam onderneming] heeft vernomen dat hij een bedrag van € 144.000,- heeft voldaan, waarvan een bedrag van € 133.000,- in contanten.
De vrouw heeft een uitkering. Van deze uitkering leeft zij met de kinderen van partijen. Er is beslag gelegd op de uitkering van de vrouw ter hoogte van een bedrag van € 282,- per maand vanwege huurschulden van partijen. De financiële positie van de vrouw is zeer zwak.
De man betaalt geen kinderalimentatie en gelet op haar financiële situatie, is de vrouw niet in staat enige betaling met betrekking tot de lening bij de Interbank te verrichten.
8.
Gezien de hiervoor vermelde gang van zaken kan van de vrouw in de interne verhouding tot de man naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet worden verlangd dat zij bijdraagt in de aflossing en rentetermijnen van de lening aan Interbank. In het licht van die – naar het oordeel van het hof – zeer bijzondere omstandigheden is het hof van oordeel dat de man in de onderlinge verhouding van partijen de schuld bij Interbank geheel moet dragen.
Bewijsaanbod
9.
Het hof passeert het aanbod van de man, inhoudende al zijn stellingen rechtens te bewijzen zonder erkenning van zijn gehoudenheid daartoe. Immers, dit zeer algemene aanbod maakt niet duidelijk van welke stellingen de man bewijs aanbiedt.
Proceskosten
10.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
11.
Het hof zal als volgt beslissen.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man in de onderlinge verhouding tussen hem en de vrouw de geldlening bij Interbank, een doorlopend krediet onder contractnummer [X], volledig draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Labohm en Burgerhart, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2014.