ECLI:NL:GHDHA:2014:2806

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
21 augustus 2014
Zaaknummer
200.100.792/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Kempen
  • P. Stille
  • A. Sierksma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en geschillen over alimentatie en eigenaarslasten

In deze zaak gaat het om de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen de vrouw en de man, die in hoger beroep zijn gegaan tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De vrouw, appellante, heeft grieven ingediend tegen de vaststelling van de waarde van de woning, de toedeling van de inboedel, de gebruiksvergoeding, en de verrekening van eigenaarslasten en alimentatie. De rechtbank had de waarde van de woning vastgesteld op € 225.000, maar de vrouw betwist deze waarde en stelt dat deze in 2005 op € 260.000 was vastgesteld. Het hof oordeelt dat de rechtbank de waarde terecht heeft vastgesteld en dat de grief van de vrouw op dit punt tevergeefs is opgeworpen.

Daarnaast heeft de vrouw gegriefd tegen de dwangsom die aan haar is opgelegd voor het niet meewerken aan de verdeling van de woning. Het hof oordeelt dat de dwangsom terecht is opgelegd, omdat de vrouw niet heeft aangetoond dat zij niet verantwoordelijk is voor de vertraging in de verdeling. De vrouw heeft ook gegriefd tegen de toedeling van de inboedel aan de man, maar het hof oordeelt dat de vrouw geen gronden heeft aangevoerd die tot een andere beslissing zouden leiden.

Wat betreft de gebruiksvergoeding oordeelt het hof dat de door de rechtbank toegewezen vergoeding van 4% over de waarde van de woning niet onredelijk is. De vrouw heeft ook gegriefd tegen de verrekening van de eigenaarslasten, maar het hof oordeelt dat de rechtbank deze correct heeft vastgesteld. De vrouw heeft verder een vordering ingediend met betrekking tot alimentatie, maar het hof wijst deze af omdat deze niet relevant is voor de verdeling van de huwelijksgemeenschap.

Uiteindelijk vernietigt het hof het vonnis van de rechtbank voor wat betreft de verdeling van een bedrag dat in depot staat, maar bevestigt het de overige beslissingen van de rechtbank. De kosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht
Zaaknummer : 200.100.792/01
Rol-/zaaknummer rechtbank : 372867 / HA ZA 10-2865

arrest van de familiekamer van 24 juni 2014

in de zaak van:

[de vrouw],

wonende te [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
appellante, tevens incidenteel verweerster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.P. Geertsema te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
tegen

[de man],

wonende te [woonplaats] (België),
geïntimeerde, tevens incidenteel appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. B.A. Hocks te Hoensbroek, gemeente Heerlen.

Het geding

1.
Bij exploot van 20 oktober 2011 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van 20 juli 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage, gewezen tussen de man als eiser in conventie, verweerder in reconventie, en de vrouw als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, zoals hersteld bij vonnis van genoemde rechtbank van 26 oktober 2011.
2.
Bij exploot van 17 november 2011 heeft de vrouw het exploot van 20 oktober 2011 hersteld aldus dat daarin de dagvaarding in appel voor het gerechtshof ’s-Hertogenbosch gelezen wordt als de dagvaarding in appel voor het gerechtshof ’s-Gravenhage.
3.
Op 29 mei 2012 heeft de vrouw van 13 grieven gediend, en verzocht – het hof begrijpt: gevorderd – het bestreden vonnis te vernietigen, en – naar het hof leest: – opnieuw beslissende, te bepalen:
dat de man gehouden is de belastingaanslagen die de vrouw over de jaren 2000 tot en met 2005 heeft ontvangen te voldoen, en ook bij helfte zal voldoen hetgeen door de belastingdienst in zijn rapport aan privékosten is gesteld ter zake van bijvoorbeeld de advocaat- en deurwaarderskosten ter zake van de burenruzies;
dat de man de terugontvangen bedragen bij helfte aan de vrouw zal voldoen omdat deze teruggaven eveneens zien op de huwelijksgemeenschap;
dat een rechtvaardige verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen zal plaatsvinden, welke verdeling zal worden bepaald aan de hand van het door de vrouw overgelegde verdelingsschema alsmede het in het geding gebracht belastingrapport;
at de man zijn medewerking zal verlenen aan alle vorderingen die de vrouw uit hoofde van de juiste verdeling van de huwelijksgemeenschap van de man heeft te vorderen, en wel binnen 7 dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat de man in gebreke blijft te voldoen aan het in dezen te wijzen arrest tot een maximum van een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag binnen zeven dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest.
dat de man in de kosten in beide instanties zal worden veroordeeld.
4.
Bij
Incidentele memorie strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het rechtsmiddel van hoger beroepheeft de man geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het ingestelde rechtsmiddel van hoger beroep.
5.
Bij
Antwoordconclusie in het incident strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het rechtsmiddel van hoger beroepheeft de vrouw geconcludeerd dat het hof haar in het rechtsmiddel van hoger beroep ontvankelijk zal verklaren, met veroordeling van de man in de kosten van het opgeworpen incident.
6.
In zijn arrest van 27 november 2012 heeft dit hof de vordering van de man tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in dit hoger beroep afgewezen en hem in de kosten van het incident aan de zijde van de vrouw veroordeeld, met verwijzing van de zaak naar de rol.
7.
Op 15 januari 2013 heeft de man een
Memorie van antwoord, tevens houdende incidentele memorie van grieven,genomen, houdende 3 grieven, met producties. De man heeft vervolgens van antwoord met producties gediend in het principaal appel.
8.
Vervolgens heeft de vrouw op 9 april 2013 gediend van een
Incidentele memorie van antwoord.
9.
Op 30 januari 2014 zijn de zaken bepleit door de advocaat van de man en – op haar uitdrukkelijk verzoek daartoe – door de vrouw zelve. De daarbij aanwezig raadsheer mr Stollenwerck is door andere ambtsbezigheden verhinderd dit arrest mede te wijzen en vervangen door de raadsheer mr Stille.
10.
Appellanten hebben vervolgens arrest gevraagd en partijen hebben ieder hun procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
11.
Het arrest is uiteindelijk bepaald op heden.
Beoordeling van het hoger beroep in het principaal en het incidenteel hoger beroep
Algemeen
1.
Voor zover er tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten.
2.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank in conventie en in reconventie, met inachtneming van het herstelvonnis, de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen vastgesteld als volgt:
a. deelt toe aan de man binnen zes weken na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] tegen een waarde van € 225.000,-- door een door de man aan te wijzen notaris onder bepaling dat de vrouw haar medewerking daaraan dient te verlenen door het zetten van alle noodzakelijke handtekeningen en, waar nodig, in persoon te verschijnen, op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat zij na het verstrijken van genoemde termijn in gebreke blijft, tot een maximum van € 100.000,--, onder gelijktijdige uitbetaling door de man aan de vrouw van een bedrag van € 112.500,--;
b. deelt toe aan de man de volledige inboedel van de woning in [plaatsnaam] tegen een waarde van € 5.000,-- onder de verplichting om aan de vrouw dit bedrag binnen zes weken na de betekening van dit vonnis te betalen;
c. bepaalt dat de man voor het gebruik van de woning in [plaatsnaam] aan de vrouw een gebruiksvergoeding van € 375,-- per maand moet betalen vanaf 17 januari 2006 tot de datum van verdeling;
d. gelast de verdeling van de Spaaroptimaal hypothecaire geldlening bij de Rabobank (Rabo Rendementsrekening [nummer]), onder de bepaling dat de vrouw, om tot uitkering van de polis te geraken, binnen zes weken na de betekening van dit vonnis alle medewerking zal verlenen, door het zetten van alle noodzakelijke handtekeningen en, waar nodig, in persoon zal verschijnen, op verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag voor iedere dag dat de vrouw na het verstrijken van de genoemde termijn hiermee in gebreke blijft, zulks tot een maximum van € 5.000,--;
e. bepaalt dat de vrouw binnen zes weken na de betekening van dit vonnis aan de man dient te voldoen ter zake van de eigenaarslasten € 2.000,37;
f. deelt toe aan de vrouw de auto [merk, type], zonder verrekening van de waarde;
g. deelt toe aan de man de auto [merk, type], en de restschuld van de financiering;
h. deelt toe aan ieder van partijen de helft van een bedrag van € 11.090,19, zijnde € 5.545,10 dat zich bij de notaris (notariskantoor[naam notaris]) in depot bevindt;
i. verklaart voor recht dat de (incasso)kosten die de vrouw heeft gemaakt om tot levering van de voormalige echtelijke woning te komen, voor rekening van beide partijen dienen te komen;
j. bepaalt dat de man gehouden is, onder overlegging van een kopie van de aangiften, de helft van de belasting- en premieschuld over de jaren 2000 en 2003 aan de vrouw te voldoen;
met de verklaring uitvoerbaar bij voorraad, afwijzing van het meer of anders gevorderde en de bepaling dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De waarde van de woning te [plaatsnaam] (grief I-a in het principaal appel)
3.
Met deze grief richt de vrouw zich tegen de vaststelling door de rechtbank van de waarde van de woning te [plaatsnaam] op een bedrag van € 225.000. Zij voert daartoe aan dat de waarde in 2005 feitelijk was vastgesteld op € 260.000,-- en dat zij in haar aangifte inkomstenbelasting dit bedrag heeft moeten aangeven nu de woning voor dat bedrag verkocht had kunnen worden. Zij verwijst voorts naar bijlage 23 (naar het hof begrijpt: bijlage 23 bij de
Conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie), waarin sprake is van een tweetal bouwkavels die te koop worden aangeboden voor € 190.000,-- per stuk. De vrouw verzoekt (het hof begrijpt: vordert) in de toelichting op deze grief dat het hof na vernietiging van het bestreden vonnis zal ‘bepalen dat de waarde van de woning zal worden vastgesteld op een bedrag groot ad € 160.000 danwel een zodanig bedrag als uw Gerechtshof in goede justitie zal vermenen te behoren’.
4.
De man bestrijdt deze grief en verklaart voorts in te stemmen met de door de vrouw gevorderde waarde van € 160.000,--.
5.
Het hof overweegt dat de door de vrouw genoemde waarde van € 160.000,-- in het licht van al haar overige stellingen ten aanzien van de waarde van de woning in [plaatsnaam] een kennelijke verschrijving is en dat zij heeft bedoeld € 260.000,--, zodat het hof dat bedrag van € 160.000,-- zal lezen als € 260.000,--.
6.
Wat de vaststelling van de waarde van de woning betreft, heeft de rechtbank – bij gebreke van overeenstemming tussen partijen daarover – terecht als peildatum genomen de datum van verdeling, zijnde de datum van het bestreden vonnis 20 juli 2011. Tegen de vaststelling van de waarde van de woning door de rechtbank heeft de vrouw in hoger beroep volstaan met te herhalen wat daarover van haar zijde in eerste aanleg naar voren is gebracht. Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank terecht en op goede gronden die het hof hierbij overneemt als de zijne, de waarde in dat vonnis
ex aequo et bonovastgesteld op € 225.000,--.
7.
Mitsdien is grief I-a tevergeefs opgeworpen.
Dwangsom (grief I-b in het principaal appel)
8.
De vrouw keert zich met deze grief tegen de door de rechtbank opgelegde dwangsom ter zake van haar medewerking aan de effectuering van de verdeling van de woning te [plaatsnaam]. Zij voert in de toelichting op deze grief aan dat niet zij degene is geweest die de verdeling heeft gefrustreerd, aangezien ‘zij reeds in 2006 via een Belgische procedure getracht heeft uit de verdeling (het hof begrijpt: onverdeeldheid) te geraken’. Zij wijst voorts in de toelichting op deze grief nog op de aankoopkosten en de overdrachtskosten.
9.
De man heeft deze grief gemotiveerd bestreden.
10.
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank terecht en op goede gronden, die het hof hierbij overneemt en tot de zijne maakt, de vordering van de man tot het opleggen van een dwangsom in geval van weigering door de vrouw mee te werken aan de uitvoering van de verdeling toegewezen. Bovendien stelt de vrouw in de toelichting op deze grief andermaal voorwaarden aan haar medewerking – zie het proces-verbaal van 27 juli 2005 – zodat er gerede twijfel is of zij het bestreden vonnis op dit onderdeel zal nakomen. Door middel van een dwangsom zal die medewerking bewerkstelligd kunnen worden. De verwijzing door de vrouw naar de aankoop- en de overdrachtskosten laat het hof – als niet ter zake – buiten beschouwing. De grief treft derhalve geen doel.
11.
De vrouw heeft in appel nog gevorderd dat het hof ook de man tot een dwangsom zal veroordelen voor het geval hij het bestreden vonnis niet naar behoren zal nakomen. Nu de vrouw heeft nagelaten gronden aan te voeren voor het opleggen van een dwangsom aan de man en zij mitsdien niet aan haar stelplicht heeft voldaan, zal het hof haar vordering tot het opleggen van zodanige dwangsom afwijzen.
De inboedel (grief II in het principaal appel)
12.
Deze grief ziet op de toedeling aan de man door de rechtbank van de inboedel wat zijn omvang betreft.
13.
De man voert in zijn verweer aan dat de vrouw het grootste deel van de inboedel heeft meegenomen naar Duitsland.
14.
Aan de hand van de door de vrouw opgesomde zaken kan – gelet op dit verweer van de man – door het hof niet worden bepaald of de door de vrouw genoemde zaken nog onder de man zijn. Dat geldt evenzeer de ‘persoonlijke alsook bedrijfsmatige eigendommen’ van de vrouw.
15.
Voorts heeft de vrouw gevorderd uitbetaling van het resterende deel van het bedrag van € 5.000,-- door de man aan haar, omdat de man dat resterende deel niet aan haar zou hebben betaald.
16.
Bij die vordering heeft de vrouw in appel naar het oordeel van het hof geen belang, aangezien zij op dit punt het vonnis van 20 juli 2011 jegens de man ten uitvoer kan leggen, aangezien tegen dit onderdeel geen grieven zijn aangevoerd.
17.
Ook vordert de vrouw dat de man haar een bedrag zal betalen betreffende de ontruiming van de echtelijke woning te [plaatsnaam], te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
18.
Tenslotte – in dit verband – vordert de vrouw een bedrag van € 9.000,-- van de man ter zake van de door de vrouw gefinancierde keuken voor de woning te [plaatsnaam], thans eigendom van de man.
19.
Ook deze twee laatstgenoemde vorderingen dienen te worden afgewezen nu de vrouw heeft nagelaten gronden aan te voeren voor het opleggen van die veroordeling en zij mitsdien niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
20.
De grief faalt mitsdien.
De gebruiksvergoeding (grief III in het principaal appel)
21.
Met deze grief richt de vrouw zich – naar het hof begrijpt – tegen de omvang van een door de man aan haar te betalen gebruiksvergoeding van de woning te [plaatsnaam]. Zij voert daartoe aan dat – kort gezegd – de door de rechtbank gebezigde ‘4%-formule’ in dit geval niet toepasselijk is omdat daarmee geen rekening gehouden wordt met het feit dat zij na de datum van echtscheiding de woning in [plaatsnaam] diende te verlaten in verband met de verkoop daarvan en dat haar moeder haar heeft ondersteund door een hypothecaire lening aan te gaan, die niet nodig zou zijn geweest als de man de verdeling niet zou hebben gefrustreerd. Bovendien acht de vrouw een ‘gebruiksvergoeding ad 4% gelijk de vermogensbelasting (…) niet reëel’ en vordert zij – na vernietiging van het bestreden vonnis – een gebruiksvergoeding van 4,8%. Voorts vordert zij aanvullend dat de man aan haar zal betalen tenminste het bedrag van € 115.000,--, zijnde het bedrag dat zij sedert september 2006 van haar moeder geleend heeft ter financiering van haar woning in Duitsland, welke lening niet nodig zou zijn geweest als de man de woning in [plaatsnaam] aan haar moeder zou hebben verkocht uiterlijk augustus 2006.
22.
Naar het oordeel van het hof is een gebruiksvergoeding voor een woning – zoals door de vrouw in eerste aanleg is gevorderd – van 4% ’s jaars over de waarde van een woning niet onredelijk. De rechtbank heeft die tot dat percentage dan ook terecht toegewezen. Dat de vrouw de woning in [plaatsnaam] in verband met de verkoop en overdracht daarvan diende te verlaten, maakt dat niet anders. Dat geldt evenzeer het feit dat de vrouw in Duitsland een andere woning heeft verworven met een hypothecaire geldlening van haar moeder.
23.
De vrouw heeft onder verwijzing naar de brieven van notaris [naam notaris] van 6 januari 2012 en van 10 januari 2012 (bijlage HB-01 bij de
Memorie van grieven) voorts nog aangevoerd dat zij niet het haar ter zake van de akte afstand-deling toekomende bedrag van € 112.500,-- ten volle zou hebben ontvangen.
24.
Het hof is van oordeel dat – wat er overigens van de stellingen ten aanzien van het ontvangen van voornoemd bedrag ook zij – de al dan niet ontvangst daarvan geen gevolgen heeft voor het verschuldigd zijn door de man aan de vrouw van een gebruikersvergoeding voor de woning te [plaatsnaam].
25.
De grief treft mitsdien evenmin doel.
De rendementsrekening spaaroptimaal hypotheek (grief IV in het principaal appel)
26.
De vrouw legt aan deze grief ten grondslag – kort gezegd – dat de man de onderdelen b en j van het bestreden vonnis niet is nagekomen en dat zij het als grievend ervaart dat zij wèl is veroordeeld tot een dwangsom voor het geval zij haar verplichtingen niet nakomt en de man niet. Zij vordert dat de man aan vrouw zal betalen de wettelijke rente over het volledige bedrag van de rendementsrekening groot € 10.000,-- met ingang van 1 februari 2008 tot de datum waarop de verkoop van de woning te [plaatsnaam] is verwezenlijkt.
27.
De grief is naar het oordeel van het hof tevergeefs opgeworpen, nu hetgeen de vrouw daartoe heeft aangevoerd – naar het hof begrijpt: dat zij de Rabobank uitdrukkelijk opdracht heeft gegeven het bedrag op de rendementsrekening in depot te houden gezien haar tegenvordering op de man – niet leidt tot het opleggen van de verplichting tot het voldoen van de wettelijke rente en zij overigens geen rechtens relevante feiten en omstandigheden aanvoert waaruit het hof zodanige verplichting kan afleiden.
De verrekening van de eigenaarslasten van de woning te [plaatsnaam] (grief V in het principaal appel)
28.
De man heeft in eerste aanleg (bijlage 13 bij de
inleidende dagvaarding) het aandeel van de vrouw in de eigenaarslasten berekend op € 4.000,73, waarvan – zo begrijpt het hof – de man heeft gevorderd te bepalen dat de vrouw daarvan de helft of € 2000,37 aan hem verschuldigd is. Met haar grief bestrijdt de vrouw dit laatstgenoemde bedrag omdat daaronder ten onrechte zijn gebracht de energielasten, de milieubijdrage van de gemeente[naam] en de premie van de brand- en inboedelverzekering. Ten aanzien van de milieubijdrage stelt de vrouw dat het hier gaat om een ‘belasting voor alle inwoners van de gemeente [naam] (B) lees ingezetenen’. Voorts stelt zij dat zij ter zake van de onderhoudskosten schilderwerk en dakinspecties geen verplichting op zich heeft genomen.
29.
De man heeft aangevoerd dat de energielasten betreffen de aansluiting op het elektriciteitsnetwerk, dat de milieubijdrage wordt geheven voor de aansluiting op het openbaar riool en dat iedere eigenaar van een woning een brand- en inboedelverzekering dient af te sluiten. De kosten van de dakinspectie behoren naar de mening van de man tot het preventief onderhoud van de woning. Aan de hand van de door hem overgelegde kopieën van de specificatie van de premie van de polis van de brand- en inboedelverzekering (productie 12 bij de
Memorie van antwoord, tevens houdende incidentele memorie van grieven) berekent de man dat de eigenaarslasten met een bedrag van € 412,80 moeten worden gecorrigeerd.
30.
Tegen de door de man opgevoerde kosten vast recht watervoorziening zijn door de vrouw geen bezwaren gemaakt, zodat deze in dit geval onder de eigenaarslasten begrepen zijn. Dat geldt ook voor de kosten onroerende voorheffing. Ten aanzien van de milieubijdrage is het hof van oordeel dat de man – gelet op de stellingen van de vrouw op dit onderdeel – zijn stelling dat het daarbij om een verplichting van de eigenaar gaat, onvoldoende heeft onderbouwd. Mitsdien zal het hof de ‘milieubijdrage’ niet als eigenaarslasten aanmerken. De kosten van het vastrecht energie en de premie van de inboedelverzekering zijn evenmin eigenaarslasten nu deze ten laste komen van de gebruiker en niet de eigenaar. De premie voor de opstalverzekering daarentegen komt wel voor rekening van de eigenaar omdat deze verzekering in diens belang is. De door de vrouw bestreden kosten voor schilderwerk (onderhoud) en dakinspectie heeft de man niet aangetoond, zodat het hof daarmee geen rekening zal houden.
31.
Het vorenstaande leidt er toe dat van de door de man als ‘eigenaarslasten’ aangeduide kosten voor rekening zijn van de eigenaar van een woning de navolgende jaarlijkse posten met bedragen: (i) vastrecht watervoorziening ten bedrage van € 43,87; (ii) onroerende voorheffing ten bedrage van € 554,49, alsmede de (iii) premie brandverzekering (opstalgedeelte) ten bedrage van 12 x € 18,32 = € 219,84. De jaarlijkse lasten bedragen mitsdien € 818,20, zodat over 5 jaar die lasten zijn € 4.091,--, waarvan de helft bedraagt € 2.045,50. Nu de rechtbank de vrouw heeft veroordeeld (dictum onder e) de man een bedrag van € 2.000,73 te voldoen, zoals door de man in eerste aanleg is gevorderd, en de man tegen toewijzing van dat bedrag geen appel heeft ingesteld, leidt het slagen van deze grief van de vrouw niet tot vernietiging van het vonnis op dat onderdeel.
Verrekening van alimentatie (grief VI in het principaal appel)
32.
Met deze grief richt de vrouw – naar het hof begrijpt – zich tegen de rechtsoverwegingen 4.24 en 4.25 van het bestreden vonnis. De rechtbank heeft op de vordering van de man tot terugbetaling door de vrouw van een bedrag van € 8.798,90 op grond van onverschuldigde betaling in verband met ten onrechte aan de vrouw betaalde alimentatie overwogen dat ‘de alimentatiekwestie buiten beschouwing dient te blijven, nu deze geen betrekking heeft op de verdeling van de huwelijksgemeenschap’. De vrouw vordert in dit appel dat het hof het bestreden vonnis op dit onderdeel vernietigt en dat de alimentatie opnieuw wordt berekend.
33.
De man heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in deze grief en subsidiair tot afwijzing daarvan.
34.
Zoals uit het voorgaande reeds blijkt is de vrouw weliswaar ontvankelijk in deze grief, maar zal het hof haar vordering op dat punt evenwel afwijzen omdat het in strijd is met een goede procesorde de alimentatieberekening in het kader van de in dit geding aan de orde zijnde verdeling aan de orde te stellen. Mitsdien faalt ook deze grief.
Toedeling van de [merk, type] aan de man (grieven VII en VIII in het principaal appel)
35.
Met deze grieven vecht de vrouw het oordeel van de rechtbank aan inhoudende toedeling van de tot de gemeenschap behorende auto’s. Zij voert daartoe dat de [merk, type] ten onrechte aan de man is toegedeeld, zonder dat hiertoe verrekening met haar heeft plaatsgevonden. Die auto is door de man aangeschaft – naar het bestreden vonnis vermeldt: op 21 januari 2005 – door middel van een lening van € 14.500,--. De vrouw heeft in eerste aanleg nog aangevoerd dat de lening staande der partijen huwelijk is aangegaan en dat de man die lening niet had kunnen dan wel mogen afsluiten zonder toestemming van de vrouw.
36.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis (rechtsoverweging 4.23) overwogen dat onbestreden is dat de man de lening tot een bedrag van € 1.500,-- heeft afgelost. Op die grond is de auto aan de man toegedeeld onder de verplichting voor de man de resterende schuld uit die geldlening voor zijn rekening te nemen. De vrouw heeft de voldoening van de schuld uit geldlening door de man in dit hoger beroep niet bestreden, zodat het hof daarvan zal uitgaan. Evenmin heeft zij bestreden dat de man het restant daarvan voor zijn rekening zal nemen. De door de vrouw aangevoerde stelling dat de man staande huwelijk geen geldlening zonder haar toestemming kon of mocht aangaan vindt geen steun in het recht. Mitsdien treft de grief geen doel. De vrouw heeft deswege ook geen belang bij inzage van de overeenkomst van geldlening. Hetgeen de vrouw in dit verband nog heeft aangevoerd ten aanzien van de alimentatieberekening laat het hof als niet ter zake dienend buiten beschouwing gelet op de beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 28 april 2009, waarin is geoordeeld dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
Vordering [naam derde] (grief IX in het principaal appel)
37.
De vrouw richt zich met deze grief tegen de verdeling door de rechtbank in het bestreden vonnis van het bedrag van € 11.090,19 dat zich in depot bevindt ten kantore van mr. [naam], notaris te [plaatsnaam]. Zij vordert dat het hof zal bepalen dat de man de helft van dit bedrag aan haar zal voldoen, vermeerderd met een bedrag van € 595,-- aan notariskosten. De vrouw voert daartoe aan dat dit bedrag volledig werd voldaan via de notarisafrekening van het aan haar toekomende gedeelte van de opbrengst van de echtelijke woning.
38.
De man stelt ten verwere dat de rechtbank in het dictum van het bestreden vonnis onder h er ten onrechte vanuit is gegaan dat het bij het bedrag van € 11.090,19 gaat om een tegoed van partijen dat zich in depot bij voornoemde notaris mr. [naam notaris] bevindt. Het gaat, aldus de man, evenwel om een vordering van buurman [naam derde] voortvloeiend uit het vonnis van de rechtbank te Maastricht van oktober 2005 waarbij de vrouw is veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 250,-- per gebeurtenis. Voornoemde [naam derde] heeft onder de notaris beslag gelegd voor € 11.090,19.
39.
Het hof gaat er bij gebreke van nadere verwijzing door de vrouw voorts van uit dat zij met de ‘afrekening’ bedoelt de afrekening van notaris mr [naam notaris] van 2 september 2008 (Bijlage 11 bij de
Conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie), waarin – onder meer – is opgenomen als ‘koopsom registergoed € 60.000,00’ en als te voldoen: ‘[deurwaarder] beslag [naam derde] € 11.090,19’ en dat het in die afrekening om het aan de vrouw toekomende aandeel – te weten de helft – in de opbrengst van de woning te [plaatsnaam] gaat. De notaris heeft de afrekening aldus opgesteld en niet is gesteld of gebleken dat de vrouw voorafgaand aan deze procedure daartegen op rechtens relevante wijze bezwaren heeft gemaakt. Dat betekent dat het hof er vanuit zal gaan dat aldus het gelegde beslag is gelegd op het aan de vrouw toekomende bedrag van de opbrengst van de overdracht van meergenoemde woning te [plaatsnaam].
40.
Op grond van dit een en ander komt het hof tot de gevolgtrekking dat de rechtsoverwegingen 4.5 en 4.6 van het bestreden vonnis uitgaan van de onjuiste veronderstelling dat het bedrag van € 11.090,19 gemeenschappelijk aan partijen toekomt en in zoverre treft de grief doel. Het bedrag komt blijkens de door de notaris verrichte uitsplitsing waarin partijen hebben berust inderdaad geheel toe aan de vrouw, onverminderd het daarop gelegde beslag. De verdeling als opgenomen in het dictum onder h van het bestreden vonnis moet derhalve worden vernietigd. Het aan de vrouw toekomende bedrag van € 11.090,19 is in depot bij de notaris en het is dan aan de vrouw het haar toekomende bij hem op te vorderen. Nu bovendien de uit het vonnis van de Maastrichtse rechtbank voortvloeiende dwangsommen haarzelf betreffen en zij niet aangeeft waarom de man aan haar de helft daarvan zou moeten voldoen, dient die vordering tot betaling daarvan te worden afgewezen.
Incassokosten levering echtelijke woning (grief X in het principaal appel)
41.
De vrouw bestrijdt met deze grief rechtsoverweging 4.8 van het bestreden vonnis inhoudende dat de incassokosten die zij heeft gemaakt om tot levering van de voormalige echtelijke woning te komen ten laste van beide partijen zijn. Zij voert daartoe aan dat nu de man een vordering meent te hebben op ‘aan appellante toegesproken dwangsommen doch appellante deze dwangsommen nimmer van[naam derde] zal ontvangen’ de man ‘plaatsvervangend voor de buurjongen de helft danwel het volle bedrag van deze dwangsom ad € 83.000,-- aan’ de vrouw dient te voldoen.
42.
Naar het oordeel van het hof leidt hetgeen de vrouw daartoe heeft aangevoerd niet tot vernietiging van het bestreden vonnis, nu uit die stellingen niet de door de vrouw gestelde verplichting van de man jegens haar voortvloeit en zij mitsdien niet heeft voldaan aan haar stelplicht. De grief is mitsdien tevergeefs opgeworpen.
Aangifte en aangifte/belasting/premie-schuld (grief XI in het principaal appel)
43.
Met deze grief richt de vrouw zich tegen het oordeel van de rechtbank in het dictum van het bestreden vonnis onder j, waarin is bepaald ‘dat de man gehouden is, onder overlegging van een kopie van de aangiften, de helft van de belasting- en premieschuld over de jaren 2000 en 2003 aan de vrouw te voldoen’. Zij vordert dat het hof het bestreden vonnis op dit onderdeel zal vernietigen en zal bepalen dat de man gehouden is de belastingaanslagen die de vrouw over de jaren 2000 tot en met 2005 ontving, te voldoen en dat hij ook bij helfte zal voldoen hetgeen door de belastingdienst in zijn rapport aan privékosten werd gesteld ter zake van bijvoorbeeld de advocaat- en gerechtsdeurwaarderskosten ter zake van de burenruzies. Voorts vordert de vrouw dat het hof zal bepalen dat de man inzage zal verschaffen in zijn belastingaangiften over het huwelijkse tijdvak van 2004 en 2005.
44.
Naar het oordeel van het hof leidt hetgeen de vrouw daartoe heeft aangevoerd niet tot vernietiging van het bestreden vonnis, nu uit die stellingen niet voortvloeit dat de man gehouden is de belastingaanslagen die de vrouw over de jaren 2000 tot en met 2005 ontving, te voldoen en evenmin dat hij bij helfte moet voldoen hetgeen door de belastingdienst in zijn rapport aan privékosten werd gesteld ter zake van bijvoorbeeld de advocaat- en gerechtsdeurwaarderskosten ter zake van de burenruzies. Dat geldt ook de vordering van de vrouw dat het hof zal bepalen dat de man inzage zal verschaffen in zijn belastingaangiften over het huwelijkse tijdvak van 2004 en 2005. Ook hier heeft de vrouw niet voldaan aan haar stelplicht nu zij niet aangeeft waarop zij haar vorderingen grondt. De grief treft mitsdien geen doel.
Slotvordering in het principaal appel
45.
Nu geen van de door de vrouw opgeworpen grieven leidt tot vernietiging van het bestreden vonnis, behoudens onderdeel h van het dictum daarvan, zal het hof in dit principaal hoger beroep de vernietiging van dat onderdeel uitspreken en overigens volstaan met afwijzing van de vordering van de vrouw zoals weergegeven aan het eind van haar memorie van grieven, aangezien het hof daarin geen zelfstandige grief vermag te lezen.
Nieuwe grieven in de pleitnotitie van de vrouw?
46.
Voor zover de vrouw heeft beoogd in de door haar voorgedragen pleitnotitie nieuwe grieven ten aanzien van het bestreden vonnis aan te voeren is het hof van oordeel dat het in strijd is met een goede procesorde om in een zo laat stadium van deze procedure met nieuwe grieven te komen. Het hof zal deze daarom, nu de man ook niet ondubbelzinnig er mee heeft ingestemd dat dergelijke nieuwe grieven alsnog in de rechtsstrijd tussen partijen worden betrokken, buiten beschouwing laten.
Terugbetaling voorschot man in afrekening levering voormalige echtelijke woning te [plaatsnaam] (grief 1 in het incidenteel appel)
47.
Met deze grief richt de man zich tegen het bestreden vonnis voor zover daarin door de rechtbank geen beslissing is gegeven op de vordering van de man genoemd in het bestreden vonnis in rechtsoverweging 3.1 onder a ten aanzien van het voorschot van € 10.312,76 door de man voldaan; zie ook p. 3, laatste alinea, en p. 4, eerste alinea, van de
Inleidende dagvaarding, alsmede productie 11 bij de
Conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventieen productie 15 bij de
Memorie van antwoord, tevens houdende incidentele memorie van grieven.
48.
Het hof zal ambtshalve eerst beoordelen of op deze vordering van de man niet reeds in het bestreden vonnis is beslist. Naar het oordeel van hof is zulks niet het geval, nu de rechtbank daarin geen enkele overweging wijdt aan deze vordering. Dat zij in het dictum heeft beslist:
wijst af het meer of anders gevorderde;
doet daaraan niet af. Mitsdien zal het hof de man ontvangen in zijn grief.
49.
De vrouw heeft deze vordering van de man bestreden, stellende dat het hier een administratieve boeking is die los staat van de overdracht van de woning aan [naam derde]. Zij bestrijdt voorts dat de oorzaak van het ontstaan van de vordering is gelegen in het voldoen door de man van dit bedrag in verband met de verkoop en levering van de woning te [plaatsnaam] en het niet kunnen voldoen door de vrouw van dit bedrag. Zij verwijt voorts de notaris dat deze ten onrechte twee aparte afrekeningen heeft gemaakt en op haar afrekening het bedrag van € 10.312,76 in rekening heeft gebracht. De notaris heeft de afrekening aldus opgesteld en niet is gesteld of gebleken dat de vrouw voorafgaand aan deze procedure daartegen op rechtens relevante wijze bezwaren heeft gemaakt.
50.
Wat hier ook van zij, naar het oordeel van het hof neemt het verweer van de vrouw niet weg dat de man aan de vrouw dit bedrag heeft voorgeschoten opdat de overdracht kon plaatsvinden. Daarmee staat in het licht van de afrekening van de notaris de verschuldigdheid van dit bedrag van € 10.312,76 door de vrouw aan de man vast. Hetgeen zij overigens te dier zake aanvoert, zoals de bomenkwestie, de hondenkwestie en de belastingkwestie met de dwangsommen, laat onverlet dat de man dit bedrag - door de in debetstelling daarvan op de hem betreffende afrekeningsnota - aan de notaris heeft voldaan ten behoeve van de vrouw om zo de overdracht van de woning te [plaatsnaam] mogelijk te maken, aldus dat zonder deze betaling de overdracht van voornoemde woning niet zou hebben kunnen plaatsvinden.
51.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel van de vordering van de man ten bedrage van € 10.312,76 kan worden toegewezen. In hoger beroep vordert de man de wettelijke rente vanaf 2 september 2008 (de leveringsdatum van de woning te [plaatsnaam]). Het hof zal evenwel uitgaan van de datum van de betekening van de dagvaarding in eerste aanleg, te weten 12 juli 2010, aangezien – gelet op het verweer van de vrouw ten aanzien van de door de man gestelde sommaties tot betaling (p. 6, laatste alinea, van de
Conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie) – in elk geval vaststaat dat alstoen de vrouw is gesommeerd dit bedrag te betalen.
52.
Voor zover de vrouw een beroep doet op verrekening met kosten die zij ten behoeve van de man, althans de boedel heeft gedaan, moet dat beroep in dit geding worden verworpen, nu een zodanige verrekening bij gebreke van een volledig overzicht van alle opeisbare vorderingen van partijen over en weer, door het hof niet kan worden vastgesteld. Zulks laat onverlet een verrekening van de vorderingen van partijen jegens elkander buiten rechte en, des nodig, in rechte in een afzonderlijke procedure.
Aangifte/belasting/premieschuld (grief 2 in het incidenteel appel)
53.
Deze grief strekt er toe de vrouw de aangiften Inkomstenbelasting (hierna IB) over de jaren 2000 tot en met 2003 aan de man over te doen leggen. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in het dictum onder j bepaald dat de man gehouden is, onder overlegging van een kopie van de aangiften, de helft van de belasting- en premieschuld over de jaren 2000 en 2003 aan de vrouw te voldoen.
54.
Naar het oordeel van het hof is deze grief tevergeefs opgeworpen. In het bestreden vonnis is immers bepaald – onder de voorwaarde van overlegging door de vrouw aan de man van de aangiften IB 2000 en 2003 – dat de man de helft van de belasting- en premieschuld over de jaren 2000 en 2003 aan de vrouw dient te voldoen. De man voert in de toelichting op zijn grief niet aan op welke grond daarbij de aangiften over de jaren 2001 en 2002 van belang zijn. Het verwijt van de man aan de vrouw ‘weinig accuratesse’ heeft en het rapport van de Belastingdienst van 9 juli 2007 (productie 18 bij de
Memorie van antwoord, tevens houdende incidentele memorie van grieven) maken nog niet dat de man inzage dient te krijgen in de aangiften IB 2001 en 2002 van de vrouw.
55.
Voor wat betreft de aangiften IB 2000 en 2003 heeft de man op grond van de aan de vrouw opgelegde voorwaarde om die aangiften over te leggen, voldoende middelen haar daartoe te verplichten. Immers, zolang de vrouw niet aan die voorwaarde voldoet, behoeft de man niet over te gaan tot voldoening aan haar van zijn aandeel in de aanslagen IB 2000 en 2003 en is verrekening – bij gebreke van opeisbaarheid van die vordering – niet mogelijk. Dat betekent voorts dat de vordering de vrouw in dit verband een dwangsom op te leggen eveneens moet worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling (vordering van de vrouw in het principaal appel en grief 3 in het incidenteel appel)
56.
De vrouw heeft in het principaal appel gevorderd dat de man zal worden veroordeeld in de kosten in beide instanties. De vrouw voert daartoe geen gronden aan. De man vordert met grief 3 in het incidenteel appel primair dat het hof de vrouw – gelet op de wijze waarop zij procedeert en daardoor misbruik van het procesrecht maakt – in de forfaitaire proceskosten in beide instanties veroordeelt en subsidiair compensatie van de kosten.
57.
Het hof zal, wat er ook zij van de wijze van procederen door de vrouw, de kosten compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten zal dragen. Het hof ziet thans onvoldoende aanleiding om anders te beslissen.
Conclusie
58.
Mitsdien zal het hof beslissen zoals hierna in het dictum genoemd.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van het dictum onder h;
- vult het dictum van het bestreden vonnis aan met:
- k. veroordeelt de vrouw om binnen 14 dagen na de datum van dit arrest aan de man tegen behoorlijke kwitantie te voldoen een bedrag van € 10.312,76, alsmede de wettelijke rente daarover met ingang van 12 juli 2010 tot aan de dag van volledige betaling van dat bedrag;
- bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige voor zover aan het oordeel van hof onderworpen;
- compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Kempen, Stille en Sierksma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juni 2014 in aanwezigheid van de griffier.