ECLI:NL:GHDHA:2014:2808
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- M. Mink
- A. van den Wildenberg
- M. Sutorius-van Hees
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding omgangsregeling vader jegens Bureau Jeugdzorg
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat door de vader is ingesteld tegen de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam (BJZ). De vader had in eerste aanleg een vordering ingesteld voor een voorlopige omgangsregeling met zijn minderjarige zoon, waarbij hij om de zes weken omgang wilde hebben. De voorzieningenrechter in Rotterdam heeft deze vordering afgewezen en de vader in de proceskosten veroordeeld. De vader heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij vijf grieven heeft aangevoerd en dertien producties heeft overgelegd. BJZ heeft de grieven bestreden en zeventien producties overgelegd.
Het hof heeft beoordeeld of er nog een spoedeisend belang bestaat bij de gevorderde omgangsregeling, nu er inmiddels een beschikking is gegeven in de bodemprocedure waarin het verzoek van de vader is afgewezen. Het hof concludeert dat het spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening is komen te vervallen, waardoor de vader niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen met betrekking tot de omgang. Daarnaast heeft het hof overwogen dat er geen sprake is van een toezegging van BJZ voor een contactregeling, omdat de overeenkomst voor begeleide bezoeken niet tot stand is gekomen.
Uiteindelijk heeft het hof de vorderingen van de vader afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 1.598,-. Het arrest is uitgesproken op 1 juli 2014 door de rechters M. Mink, A. van den Wildenberg en M. Sutorius-van Hees.