ECLI:NL:GHDHA:2014:2809

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
21 augustus 2014
Zaaknummer
200.134.250/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. Mink
  • S. Sutorius-van Hees
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake omgangsregeling en dwangsom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam. De vrouw, appellante, was het niet eens met de veroordeling om zich te houden aan de gemaakte afspraken over de zorgregeling voor de kinderen tijdens de zomervakantie van 2013. De man, geïntimeerde, had gevorderd dat de vrouw de kinderen op 22 augustus 2013 bij hem zou terugbrengen en had een dwangsom van € 5.000,- geëist voor elke dag dat zij hieraan niet voldeed. De voorzieningenrechter had de vrouw veroordeeld tot het naleven van de afspraken, met een dwangsom van € 1.000,- per dag, tot een maximum van € 25.000,-. De vrouw stelde in hoger beroep dat zij onder druk van de man had toegezegd de kinderen terug te brengen en dat zij niet in staat was geweest om haar verweer goed voor te bereiden, omdat zij op vakantie was. Het hof oordeelde dat de vrouw geen dwangsom had verbeurd, omdat zij de kinderen op 24 augustus 2013 bij de man had gebracht, en vernietigde het vonnis van de rechtbank in zoverre. Het hof compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De beslissing van het hof was dat de vorderingen van de man tot het opleggen van een dwangsom en het naleven van de afspraken werden afgewezen, en dat het bestreden vonnis voor het overige werd bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.134.250/01
Zaak- /rolnummer rechtbank : 432394/KG ZA 13-928

arrest van 8 juli 2014

inzake
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E. Keijzerwaard te Rotterdam,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.M.F. Honders te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 19 september 2013 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis in kort geding, gewezen door de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam op 22 augustus 2013 tussen de man als eiser en de vrouw als gedaagde. Dit vonnis hierna te vermelden als: het bestreden vonnis.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij voormeld exploot heeft de vrouw vier grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord heeft de man de grieven bestreden.
De vrouw heeft haar procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover tegen de feiten geen grief is gericht.
2.
Voor zover hier van belang heeft de man in eerste aanleg gevorderd de vrouw bij vonnis te veroordelen:
1.
tot terugbrengen van de kinderen bij de man, uiterlijk op 22 augustus 2013 om 13.00 uur;
2.
zich te houden aan de onderling tussen partijen gemaakte afspraken ten aanzien van de kinderen van partijen;
3.
tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat gedaagde niet voldoet aan het gevorderde onder 1 en/of 2.
3.
Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter de vrouw veroordeeld zich te houden aan de onderling tussen partijen gemaakte afspraken ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) met betrekking tot de kinderen van partijen. Daaraan is verbonden een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of een deel daarvan dat de vrouw na betekening van het vonnis niet voldoet aan voormelde veroordeling, tot een maximum aan dwangsommen van € 25.000,- is bereikt. Het meer of anders verzochte is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd.
4.
De vrouw vordert om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij arrest te vernietigen het bestreden vonnis en, opnieuw rechtdoende, alsnog de man niet-ontvankelijk in zijn vorderingen te verklaren althans de door de man ingestelde vorderingen af te wijzen, met veroordeling van de man in de kosten van beide instanties.
5.
De man concludeert tot het bekrachtigen van het bestreden vonnis en veroordeling van de vrouw in de kosten van het hoger beroep, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

Het geschil

6.
Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. De vrouw is het niet eens met het oordeel van de voorzieningenrechter dat zij zich niet heeft gehouden aan de tussen partijen geldende nadere afspraken ten aanzien van de zorgregeling in de zomervakantie van 2013, waardoor zij inmiddels een dwangsom heeft verbeurd.
7.
Volgens de vrouw hebben partijen - anders dan de man stelt - geen nadere afspraken gemaakt over de zorgregeling tijdens die vakantie. De vrouw heeft slechts onder druk van de man toegezegd dat zij met de kinderen van partijen op de door de man gewenste datum, 22 augustus 2013, terug zou komen, eerder dan zij oorspronkelijk had gepland. De vrouw stelt voorts dat het door de man geëntameerde kort geding zeer snel na de ontvangst van de conceptdagvaarding door de advocaat van de vrouw heeft plaatsgevonden. De vrouw was toen al op vakantie met de kinderen en heeft geen tijd en gelegenheid gehad om met haar advocaat het verweer door te nemen toen bleek dat het kort geding daadwerkelijk doorgang zou vinden. Dit heeft haar belangen geschaad. De vrouw is daarnaast van mening dat de voorzieningenrechter de zitting had moeten aanhouden tot na de behandeling van de bodemprocedure op 9 september 2013. Ten slotte voert de vrouw aan dat zij meteen nadat zij door haar vader op de hoogte was gebracht van het vonnis, daaraan gehoor heeft gegeven door vanuit haar vakantieadres in Italië halsoverkop met de kinderen naar Nederland te vertrekken. Het is dan ook niet redelijk dat de vrouw alsnog de dwangsom heeft verbeurd. Het vonnis is ten onrechte zo geredigeerd dat de vrouw niet aan een dwangsom kon ontkomen omdat zij nog in Italië verbleef. De vrouw komt in grote financiële moeilijkheden doordat zij de dwangsom moet betalen.
8.
De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
9.
Het hof stelt vast dat de door de man in eerste aanleg onder 1 en 2 gevorderde voorzieningen zich beperken tot de zorgregeling in de zomervakantie van 2013. Immers, de man stelt onder voormeld punt 7 van zijn dagvaarding in kort geding dat hij - ondanks het feit dat de vrouw inmiddels een bodemprocedure inzake het ouderschapsplan heeft aangespannen - reden heeft een voorlopige voorziening ten aanzien van de ‘ouderschapsafspraken’ tussen partijen te vorderen
‘tenminste in het belang van de kinderen en nu eiser tijd en geld heeft geïnvesteerd om met de kinderen op vakantie te gaan.’Daarnaast heeft de advocaat van de man volgens het proces-verbaal in eerste aanleg verklaard:
‘Het heeft geen zin om deze procedure aan te houden tot na de behandeling van de bodemprocedure. Het gaat in casu enkel over de vakantieafspraken. De man wilde met de kinderen op vakantie. De kinderen gaan na 30 augustus 2013 weer terug naar school.’
10.
Mede gelet op de formulering van de gevorderde dwangsom verstaat het hof dat de man heeft bedoeld te vorderen, dat de vrouw de kinderen op 22 augustus 2013 om 13.00 uur dan wel zo spoedig mogelijk daarna bij de man zal brengen, zodat de man met de kinderen op vakantie kan gaan. Tegen de afwijzing van vordering 1 door de rechtbank is door partijen niet gegriefd, zodat aan het hof alleen de toewijzing van vordering 2 en de daaraan verbonden dwangsom ter beoordeling voorliggen.
11.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat partijen, in afwijking van eerdere uitgangspunten over de verdeling van de zomervakantie van 2013, nader hebben afgesproken dat de kinderen op 22 augustus 2013 om 13.00 uur bij de man zullen zijn, zodat de man met de kinderen op vakantie kan gaan. De vrouw heeft in hoger beroep erkend dat zij dit heeft toegezegd. Dat deze toezegging onder grote druk van de man zou zijn gedaan, wordt door de man gemotiveerd betwist en is door de vrouw niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Uit de e-mailwisselingen tussen partijen leidt het hof af dat er een strijd gaande is waarin beide partijen hun aandeel hebben. De vrouw klaagt dat zij de conceptdagvaarding niet met haar advocaat heeft kunnen bespreken. Het hof stelt vast dat er wel degelijk contact per telefoon of per e-mail mogelijk was en ook heeft plaatsgevonden. Nu de gevorderde voorziening zag op de zomervakantie 2013 die al begonnen was, zou aanhouding tot na de behandeling van de bodemprocedure op 9 september 2013, derhalve na de zomervakantie, zinledig zijn.
12.
Gelet op dit alles treffen de grieven 1 tot en met 3 van de vrouw geen doel.
13.
Grief 4 daarentegen, waarin de vrouw klaagt dat het dictum van het bestreden vonnis te ruim is geformuleerd en ten aanzien van de dwangsom verkeerd is geredigeerd, slaagt. Ter zake de formulering klaagt de vrouw er terecht over dat in het dictum de veroordeling niet is beperkt tot de na 22 augustus 2013 nog resterende zomervakantie. Ten aanzien van de dwangsommen overweegt het hof dat aan de vrouw een redelijke termijn gegeven had moeten worden om aan de veroordeling te kunnen voldoen. In het licht van de omstandigheden van het geval bepaalt het hof die termijn op een dag na de betekening van het vonnis. Uit de stukken blijkt dat het vonnis op 23 augustus 2013 op geldige wijze is betekend en dat de kinderen in de vroege ochtend van 24 augustus 2013 bij de man zijn gebracht. Onder deze omstandigheden heeft de vrouw geen dwangsom verbeurd indien de veroordeling zou komen te luiden zoals hiervoor is weergegeven. Dit leidt ertoe dat vordering 2 en de gevorderde dwangsom bij gebreke van belang aan de zijde van de man alsnog worden afgewezen. Het belang van de man was immers daarin gelegen dat de kinderen zo spoedig mogelijk na 22 augustus 2013 bij hem werden gebracht zodat hij met hen op vakantie kon gaan, en zulks is ook geschied. Het vorenstaande brengt met zich dat het bestreden vonnis in zoverre moet worden vernietigd. Hetgeen partijen ter zake overigens naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking meer.

Proceskosten

14.
Gelet op het familierechtelijke karakter van deze zaak zal het hof de kosten van het geding in hoger beroep compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Om diezelfde reden zal het hof de proceskostencompensatie in eerste aanleg bekrachtigen. De door partijen gevorderde proceskostenveroordelingen zullen worden afgewezen.

Bewijsaanbod

15.
De vrouw en de man hebben in hoger beroep beiden een bewijsaanbod gedaan. Het hof gaat hieraan voorbij, alleen al omdat voor bewijsvoering in deze kortgedingprocedure geen plaats is.
16.
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

Het hof
vernietigt het bestreden vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw rechtdoende;
wijst af de vordering van de man: de vrouw te veroordelen zich te houden aan de onderling tussen partijen gemaakte afspraken ten aanzien van de kinderen van partijen over de zomervakantie 2013, en wijst af de vordering tot het opleggen van een dwangsom;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan ’s hofs oordeel onderworpen voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. van Nievelt, Mink en Sutorius-van Hees en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2014 in aanwezigheid van de griffier.