ECLI:NL:GHDHA:2014:2815
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- M. Mink
- A. Kamminga
- S. Sutorius-van Hees
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding omgangsregeling tussen ouders van minderjarige kinderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding betreffende een omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kinderen. De vader, hierna te noemen de man, is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag, dat op 25 februari 2014 is gewezen. In dat vonnis werd de vordering van de man om omgang met zijn kinderen afgewimpeld, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat het vaststellen van een omgangsregeling niet in het belang van de minderjarigen was. De man heeft vier grieven aangevoerd tegen dit vonnis, waarbij hij stelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij contact met hem hebben totdat er in de bodemprocedure een definitieve beslissing is genomen.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, voor zover daartegen geen grief is gericht. De man heeft in eerste aanleg gevorderd om omgang te hebben met zijn kinderen, maar de voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen. De vrouw, hierna te noemen de vrouw, heeft de grieven van de man bestreden en concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Tijdens de comparitie van partijen heeft het hof vastgesteld dat er tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd door beide partijen. Het hof erkent het belang van de kinderen bij contact met hun vader, maar oordeelt dat er eerst gedegen onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheden voor een omgangsregeling. Het hof heeft geconcludeerd dat het vaststellen van een omgangsregeling in deze fase niet in het belang van de minderjarigen is, en dat het aan de raad voor de kinderbescherming is om een advies uit te brengen na een gedegen onderzoek.
Uiteindelijk heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit arrest is uitgesproken op 5 augustus 2014.