ECLI:NL:GHDHA:2014:2957
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- M. Dulek-Schermers
- A. Welbedacht
- J. Kuijer
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verzoekschrift tot schadevergoeding na vrijspraak in strafzaak
Op 10 september 2014 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die eerder op 27 mei 2014 was vrijgesproken van een strafzaak, vroeg om schadevergoeding van € 210,- voor de inverzekeringstelling die hij had ondergaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker niet kon worden ontvangen in zijn verzoek voor zover dit betrekking had op schadevergoeding in de strafzaak met parketnummer 10-662321-13, omdat het hoger beroep daartegen niet was gericht. Het hof oordeelde echter dat de zaak in zijn geheel moest worden beschouwd, inclusief de feiten die aan de verzoeker waren ten laste gelegd onder meerdere parketnummers.
Tijdens de behandeling van het verzoekschrift op 27 augustus 2014 was de verzoeker niet verschenen, maar zijn advocaat en de advocaat-generaal waren wel aanwezig. De advocaat-generaal concludeerde tot toewijzing van een schadevergoeding van € 105,-, maar het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om het volledige verzoek van € 210,- toe te wijzen. Het hof benadrukte dat de zaak in zijn geheel moest worden beoordeeld en dat de vrijspraak van de verzoeker in de eerdere strafzaak niet betekende dat de andere feiten niet relevant waren voor de beoordeling van het verzoek.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om het verzoek toe te wijzen en de verzoeker een schadevergoeding van € 210,- toe te kennen, ten laste van de Staat. Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en openbaar uitgesproken op dezelfde datum.