ECLI:NL:GHDHA:2014:2957

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2014
Publicatiedatum
10 september 2014
Zaaknummer
0128-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dulek-Schermers
  • A. Welbedacht
  • J. Kuijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van verzoekschrift tot schadevergoeding na vrijspraak in strafzaak

Op 10 september 2014 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die eerder op 27 mei 2014 was vrijgesproken van een strafzaak, vroeg om schadevergoeding van € 210,- voor de inverzekeringstelling die hij had ondergaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker niet kon worden ontvangen in zijn verzoek voor zover dit betrekking had op schadevergoeding in de strafzaak met parketnummer 10-662321-13, omdat het hoger beroep daartegen niet was gericht. Het hof oordeelde echter dat de zaak in zijn geheel moest worden beschouwd, inclusief de feiten die aan de verzoeker waren ten laste gelegd onder meerdere parketnummers.

Tijdens de behandeling van het verzoekschrift op 27 augustus 2014 was de verzoeker niet verschenen, maar zijn advocaat en de advocaat-generaal waren wel aanwezig. De advocaat-generaal concludeerde tot toewijzing van een schadevergoeding van € 105,-, maar het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om het volledige verzoek van € 210,- toe te wijzen. Het hof benadrukte dat de zaak in zijn geheel moest worden beoordeeld en dat de vrijspraak van de verzoeker in de eerdere strafzaak niet betekende dat de andere feiten niet relevant waren voor de beoordeling van het verzoek.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om het verzoek toe te wijzen en de verzoeker een schadevergoeding van € 210,- toe te kennen, ten laste van de Staat. Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

AV-nummer 00128-14
Rolnummer: 22-003545-13
Datum uitspraak 10 september 2014

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige raadkamer

BESCHIKKING

gewezen naar aanleiding van een verzoek, op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ingediend namens:

[NAAM],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
[adres],
bijgestaan door mr. J.L.A.M. le Cocq d’Armandville, kantoorhoudende aan de Mathenesserlaan 233-235 te 3021 HB Rotterdam.
Procesgang
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 27 mei 2014 met bovenvermeld rolnummer verzoeker vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde. Dit arrest is inmiddels onherroepelijk geworden.
Verzoeker heeft vervolgens tijdig een verzoekschrift op grond van het bepaalde in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ingediend en gevraagd om toekenning van een schadevergoeding van € 210,- ter zake van de door hem in zijn strafzaak ondergane inverzekeringstelling.
Het hof heeft dit verzoekschrift in openbare raadkamer op 27 augustus 2014 behandeld. In raadkamer is gehoord de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker. De verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij de conclusie van zijn ambtsgenoot d.d. 30 juli 2014 en geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek tot een bedrag van
€ 105,- en afwijzing van het meer of anders verzochte.
Ontvankelijkheid van het verzoekschrift
De advocaat-generaal heeft zich in raadkamer
–overeenkomstig de conclusie van zijn ambtsgenoot d.d. 30 juli 2014- op het standpunt gesteld dat dit hof in zijn arrest van 27 mei 2014 uitdrukkelijk heeft vastgesteld dat “de zaak” waarover dit hof had te oordelen en heeft geoordeeld, geen betrekking had op het feit onder parketnummer 10-662321-13, voor welk feit de verdachte bij vonnis van de politierechter te Rotterdam d.d. 1 augustus 2013 is vrijgesproken. Derhalve heeft de advocaat-generaal gepersisteerd bij het standpunt dat de verzoeker niet kan worden ontvangen in zijn verzoek voor zover dat betrekking heeft op schadevergoeding in de strafzaak met parketnummer 10-662321-13.
Het hof overweegt hieromtrent dat onder “de zaak” moet worden verstaan al datgene waarop het rechtsgeding betrekking heeft.
Aan de hand van het dossier en het verhandelde in raadkamer is komen vast te staan dat bij inleidende dagvaarding onder meerdere parketnummers feiten aan de verdachte zijn ten laste gelegd. De politierechter heeft op al deze feiten bij vonnis van 1 augustus 2013 beslist.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit het arrest van dit hof van 27 mei 2014 dat het tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep dat gehele rechtsgeding betrof. Immers, in het arrest van dit hof van 27 mei 2014, is uitdrukkelijk aangegeven dat namens de verdachte tegen “het vonnis van de politierechter” hoger beroep is ingesteld, waarbij bovendien de verschillende parketnummers zijn genoemd. Het rechtsgeding in hoger beroep was kennelijk niet beperkt tot één of enkele concreet genoemde parketnummer(s). Dat het hof vervolgens in de zaak leidend tot het arrest van 27 mei 2014 heeft bepaald (zoals aangegeven in het arrest) dat het hoger beroep niet gericht is tegen de vrijspraak van het ten laste gelegde onder parketnummer 10-662321-13, betekent niet dat dit laatste geen onderdeel was van het rechtsgeding zoals aan het hof voorgelegd. Het hof is daarom van oordeel dat ervan dient te worden uitgegaan dat “de zaak” beide feiten omvat en dat daaraan niet af doet dat de verdachte ter zake van het feit onder parketnummer 10-662321-13 door de politierechter was vrijgesproken en dat feit in hoger beroep, na de constatering dat het hoger beroep daartegen niet was gericht, niet verder aan het oordeel van het hof was onderworpen.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verzoeker kan worden ontvangen in zijn verzoek.
Beoordeling van het verzoek
Het hof acht, gelet op het vorenstaande -anders dan de conclusie van de advocaat-generaal- gronden van billijkheid aanwezig voor toewijzing van het verzoek.
Beslissing
Het hof:
wijst het verzoek toe en kent aan de verzoeker ten laste van de Staat een schadevergoeding toe tot een bedrag van in totaal

€ 210,-.

Deze beschikking is gewezen door mr. Dulek-Schermers, voorzitter, mr. Welbedacht en mr. Kuijer, leden, in bijzijn van de griffier mr. Imami, en op 10 september 2014 in het openbaar uitgesproken.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.