Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
5 april 2014 bij de vader in Nederland verblijft.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 24 september 2014, hebben de ouders gezamenlijk verzocht om het eenhoofdig gezag over hun minderjarige kind toe te kennen aan de vader. De ouders waren in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag, waarin was bepaald dat zij gezamenlijk gezag over de minderjarige zouden uitoefenen. De vader, die bijgestaan werd door zijn advocaat, stelde dat de huidige situatie van gezamenlijk gezag praktisch onuitvoerbaar was, gezien de afstand tussen de woonplaatsen van de ouders en de omstandigheden waarin de moeder in het buitenland leeft. De moeder was niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen.
Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 5 april 2014 bij de vader in Nederland verblijft en daar naar school gaat. De vader heeft aangegeven dat hij de moeder op de hoogte zal houden van de ontwikkeling van de minderjarige, maar dat de communicatie tussen de ouders bemoeilijkt wordt door de afstand en cultuurverschillen. Het hof heeft de belangen van de minderjarige als maatstaf genomen voor de beoordeling van het verzoek om gezagswijziging.
Na afweging van de omstandigheden, waaronder de praktische problemen bij het uitoefenen van gezamenlijk gezag en de wens van de moeder om het eenhoofdig gezag aan de vader toe te kennen, heeft het hof geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige wenselijk is dat de vader alleen met het gezag wordt belast. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan alleen aan de vader toekomt, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.