Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2004 te[geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige 1],
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2006 te[geboorteplaats], hierna te noemen:[minderjarige 2],
- partijen zijn van 31 mei 2003 tot 28 maart 2013 gehuwd geweest en zijn de ouders van de minderjarigen;
- de ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarigen;
- de vader heeft de Nederlandse nationaliteit, de moeder de Belgische en de minderjarigen de Nederlandse en de Belgische nationaliteit;
- de moeder is in de zomer van 2010 met de minderjarigen naar België vertrokken, zij stond sinds 14 september 2010 ingeschreven in [woonplaats 2], België, de minderjarigen stonden daar sinds 30 september 2010 ingeschreven;
- de vader heeft op 12 mei 2011 een verzoek ingediend bij de Centrale Autoriteit tot teruggeleiding van de minderjarigen naar Nederland;
- op 25 oktober 2011 heeft de vader bij de rechtbank Rotterdam een verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend, welk verzoek voor het eerst is behandeld op 14 november 2012;
- bij beslissing van 16 november 2011 heeft de rechtbank van de eerste aanleg te Brussel (België) de vordering van de vader tot onmiddellijke terugkeer van de minderjarigen naar Nederland ongegrond verklaard;
- op 16 december 2011 heeft de vader hoger beroep ingediend tegen de beslissing van 16 november 2011 van de rechtbank van de eerste aanleg te Brussel (België);
- bij beslissing van 5 juni 2012 heeft het hof van beroep te Brussel (België) het hoger beroep van de vader ontvankelijk en gegrond verklaard en de onmiddellijke terugkeer van de minderjarigen naar Nederland naar het adres van de vader bevolen;
- de minderjarigen verblijven sinds 20 juli 2012 bij de vader in Nederland;
- op 18 september 2012 heeft de moeder tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel (België) van 5 juni 2012 cassatie ingesteld;
- bij arrest van 7 juni 2013 heeft het hof van cassatie te Brussel (België) de uitspraak van 5 juni 2012 van het hof van beroep vernietigd en de zaak verwezen naar het hof van beroep in Antwerpen (België). De zaak is nog niet aangebracht;
- bij brief van 9 oktober 2013 heeft de Belgische Centrale Autoriteit de Nederlandse Centrale Autoriteit op de hoogte gesteld van het arrest van 7 juni 2013 van het hof van cassatie en heeft verzocht, onder verwijzing naar artikel 11 lid 6 tot en met lid 8 van de Verordening Brussel II bis, het dossier door te sturen aan de bevoegde Nederlandse rechtbank;
- op 31 januari 2014 heeft het Bureau Liaisonrechter Internationale Kinderbescherming te Den Haag de uit België ontvangen stukken doorgestuurd naar de rechtbank Rotterdam;
- bij beschikking van 1 april 2014 heeft de rechtbank Rotterdam in de echtscheidingsprocedure beslist, na advies van de Raad voor de Kinderbescherming, dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader zal zijn. Het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij haar te bepalen, is afgewezen;
- de moeder heeft op 30 juni 2014 hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van 1 april 2014 van de rechtbank Rotterdam;
- de moeder heeft zich voorafgaand aan de teruggeleidingsprocedure niet gemeld bij de Nederlandse Centrale Autoriteit;
- bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 18 maart 2013 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar;
- op 3 juni 2014 heeft de mondelinge behandeling van het verzoekschrift van de raad van 29 april 2014, strekkende tot (een nieuwe) ondertoezichtstelling van de minderjarigen, plaatsgevonden, waarbij de behandeling van de zaak is aangehouden tot een datum in september 2014.