ECLI:NL:GHDHA:2014:3088

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
29 september 2014
Zaaknummer
200.150.453
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding en herstelkosten in de bouwsector

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, hebben de appellanten, Wellnesselande Barendrecht B.V., Fitness Carnisselande B.V. en Wellnesselande Nederland B.V. (gezamenlijk aangeduid als Wellnesselande c.s.), hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding wegens gederfde winst en de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen na afgebroken onderhandelingen. De appellanten vorderden een schadevergoeding en vergoeding van gemaakte kosten, alsook een redelijke prijs voor verrichte verbouwingswerkzaamheden. De rechtbank had in eerdere vonnissen van 24 maart 2010, 9 november 2011 en 18 december 2013 niet in de door Wellnesselande c.s. gevorderde zin beslist, wat de basis vormde voor hun grief in hoger beroep.

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste aanleg en heeft de overwegingen van de kantonrechter grotendeels overgenomen, met enkele aanpassingen. Het hof oordeelde dat de herstelkosten, die door een deskundige waren begroot op € 1.652,57 en € 26.349,22, wel in mindering moesten worden gebracht op het verschuldigde bedrag aan verbouwingskosten. De rechtbank had deze bedragen buiten beschouwing gelaten op grond van een schending van de klachtplicht door Wellnesselande c.s. Het hof oordeelde echter dat de gebreken wel degelijk van invloed waren op de redelijkheid van de in rekening gebrachte bedragen door de aannemer, Bouwonderneming Stout B.V.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van 18 december 2013 gedeeltelijk vernietigd en Wellnesselande c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 115.237,74 aan Stout, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De kosten in hoger beroep werden gecompenseerd. Dit arrest is uitgesproken op 7 oktober 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel Recht
zaaknummer : 200.150.453/01
zaak-/rolnummer rechtbank : 274501 / HA ZA 06-3424

Arrest van 7 oktober 2014

in de zaak van
1.
Wellnesselande Barendrecht B.V.
2.
Fitness Carnisselande B.V.
3.
Wellnesselande Nederland B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
appellanten,
hierna te gezamenlijk noemen: Wellnesselande c.s. en ieder afzonderlijk: Wellnesselande Barendrecht, Fitness Carnisselande respectievelijk Wellnesseland Nederland,
advocaat: onttrokken
tegen

Bouwonderneming Stout B.V.,

gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Stout,
advocaat: mr. J.A.J.M. Jonk te Alblasserdam.

De procedure

Verwezen wordt naar het tussenarrest van 15 juli 2014 waarin een comparitie na
aanbrengen is bevolen. Voorafgaand aan die comparitie is namens beide partijen toelating tot
de Second Opinion-procedure verzocht. Daartoe hebben de behandelend advocaten ieder een
SO-formulier als bedoeld in de artikel 3.2 van het Second Opinion Reglement (SOR)
ingevuld en ondertekend. Voornoemd verzoek is toegestaan, van de comparitie van partijen
is afgezien en arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

1.
Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). Gelet hierop luidt de enige grief van Wellnesselande c.s. dat de rechtbank Rotterdam in de vonnissen van 24 maart 2010, 9 november 2011 en 18 december 2013 niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen zij in eerste aanleg had gevorderd.
2.
Het hof – dat kennis heeft genomen van de stukken van de eerste aanleg – neemt de overwegingen van de kantonrechter over en maakt deze tot de zijne, behoudens de hierna te vermelden overwegingen.
3.
Anders dan de rechtbank in het bestreden eindvonnis van 18 december 2013, onder 2.11, laatste volzin en onder 2.14, laatste volzin, heeft overwogen, dienen de door de deskundige begrote herstelkosten van € 1.652,57 respectievelijk € 26.349,22 naar het oordeel van het hof wèl in mindering te worden gebracht op het door Wellnesselande c.s. verschuldigde bedrag aan verbouwingskosten. De rechtbank heeft deze bedragen buiten beschouwing gelaten op de grond dat Welnesselande c.s. niet (tijdig) heeft geklaagd (als bedoeld in artikel 6:89 BW) over de gebreken waarop deze herstelkosten zien. Zoals de rechtbank evenwel in haar tussenvonnis van 9 november 2011 onder 2.7.2, laatste volzin en onder 2.8.1, laatste volzin, had overwogen, en ook de deskundige in zijn rapport (p. 22 onder “4.2 Samenvatting”) tot uitgangspunt heeft genomen, kunnen de desbetreffende gebreken wel van invloed zijn op de beantwoording van de vragen of de door Stout voor het uitgevoerde werk in rekening gebrachte bedragen redelijk zijn, mede gelet op de kwaliteit van de uitvoering van het werk en van de daarbij gebruikte materialen, en zo nee, wat – per post bezien –een redelijk bedrag is.
4.
Het onder 3 overwogene brengt mee dat het bestreden vonnis van 18 december 2013 gedeeltelijk zal worden vernietigd, te weten voor zover daarbij Wellnesselande c.s. hoofdelijk is veroordeeld tot betaling aan Stout van een hoofdsom van € 143.239,53. Het hof zal op dat punt opnieuw recht doen en Wellnesselande c.s. hoofdelijk veroordelen tot betaling aan Stout van een hoofdsom van € 143.239,53 minus € 1.652,57 en minus € 26.349,22 = € 115.237,74.
5.
De bestreden vonnissen zullen voor het overige worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
6.
Het hof ziet aanleiding om in hoger beroep de kosten te compenseren.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 24 maart 2010 en 9 november 2011;
  • vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van 18 december 2013, doch uitsluitend voor zover daarbij Wellnesselande c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, is veroordeeld om aan Stout te betalen een bedrag van € 143.239,53, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag met ingang van 24 november 2006 tot de dag van volledige betaling,
en, in zoverre opnieuw recht doende: veroordeelt Wellnesselande c.s. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, om aan Stout te betalen een bedrag van € 115.237,74, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag met ingang van 24 november 2006 tot de dag van volledige betaling;
  • bekrachtigt het vonnis van 18 december 2013 voor het overige;
  • veroordeelt Stout tot terugbetaling aan Wellnesselande c.s. van hetgeen laatstgenoemde uit hoofde van het bestreden vonnis meer aan verbouwingskosten met wettelijke handelsrente daarover heeft betaald dan € 115.237,74 met wettelijke handelsrente daarover, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling;
- compenseert in het hoger beroep de kosten.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.M. Wattendorff, M.M. Olthof en M.Y. Bonneur en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2014 in aanwezigheid van de griffier.