In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, hebben de appellanten, Wellnesselande Barendrecht B.V., Fitness Carnisselande B.V. en Wellnesselande Nederland B.V. (gezamenlijk aangeduid als Wellnesselande c.s.), hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding wegens gederfde winst en de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen na afgebroken onderhandelingen. De appellanten vorderden een schadevergoeding en vergoeding van gemaakte kosten, alsook een redelijke prijs voor verrichte verbouwingswerkzaamheden. De rechtbank had in eerdere vonnissen van 24 maart 2010, 9 november 2011 en 18 december 2013 niet in de door Wellnesselande c.s. gevorderde zin beslist, wat de basis vormde voor hun grief in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste aanleg en heeft de overwegingen van de kantonrechter grotendeels overgenomen, met enkele aanpassingen. Het hof oordeelde dat de herstelkosten, die door een deskundige waren begroot op € 1.652,57 en € 26.349,22, wel in mindering moesten worden gebracht op het verschuldigde bedrag aan verbouwingskosten. De rechtbank had deze bedragen buiten beschouwing gelaten op grond van een schending van de klachtplicht door Wellnesselande c.s. Het hof oordeelde echter dat de gebreken wel degelijk van invloed waren op de redelijkheid van de in rekening gebrachte bedragen door de aannemer, Bouwonderneming Stout B.V.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van 18 december 2013 gedeeltelijk vernietigd en Wellnesselande c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 115.237,74 aan Stout, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De kosten in hoger beroep werden gecompenseerd. Dit arrest is uitgesproken op 7 oktober 2014.