In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in Den Haag, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst met Stichting Woonbron werd uitgesproken vanwege huurachterstand. [appellante] huurt een woning van Woonbron en heeft een huurachterstand opgebouwd. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis de ontbinding van de huurovereenkomst uitgesproken en [appellante] en haar echtgenoot veroordeeld tot ontruiming en betaling van een bedrag van € 994,20, plus wettelijke rente.
[appellante] heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, waarbij zij betwist dat zij niet alle betalingen heeft gesteld en bewezen. Het hof heeft vastgesteld dat partijen niet in geschil zijn over de feiten zoals vastgesteld door de kantonrechter. Het hof heeft de betalingen van [appellante] en haar echtgenoot beoordeeld en geconcludeerd dat er op de datum van de inleidende dagvaarding een huurachterstand bestond.
Het hof heeft het beroep van [appellante] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, met uitzondering van de proceskosten, die in hoger beroep zijn gecompenseerd. Het hof heeft geoordeeld dat de ontbinding en ontruiming niet meer aan de orde zijn, aangezien Woonbron heeft verklaard deze niet te zullen executeren. De beslissing van het hof is genomen op 29 juli 2014.