Bij het vaststellen van de draagkracht van de vader neemt het hof evenals de rechtbank een inkomen van € 73.447,- bruto per jaar in aanmerking overeenkomstig de jaaropgave 2012. Op dezelfde grond als de rechtbank acht het hof het redelijk om het inkomen van de echtgenote van de vader van € 8.741,- bruto per jaar bij zijn draagkracht te betrekken. Weliswaar maakt de vader bezwaar tegen het in aanmerking nemen van dat inkomen, maar daar staat tegenover dat in dat geval de volledige woonlasten ten laste van de vader komen, dat de gezinsnorm wordt toegepast en het daarbij behorende draagkrachtpercentage van 45. Het hof passeert de stelling van de moeder dat de echtgenote van de vader geheel in eigen levensonderhoud kan voorzien. Het hof acht de stelling van de vader ter zitting, dat zijn echtgenote als militair een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) heeft opgelopen vanwege haar uitzending naar het buitenland en dat zij als gevolg daarvan niet normaal in het dagelijks leven kan functioneren, laat staan werken, aannemelijk. Weliswaar is uit de aan het hof overgelegde stukken gebleken van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 10, maar de vader heeft ter zitting medegedeeld dat een procedure aanhangig is over de mate van arbeidsongeschiktheid van zijn echtgenote, hetgeen het hof eveneens aannemelijk acht.
Het hof houdt voorts rekening met een eigenwoningforfait van € 1.326,- per jaar, een fiscaal aftrekbare rente op een hypothecaire geldlening van € 8.595,- per jaar en met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Tevens neemt het hof de volgende, door de rechtbank in aanmerking genomen en in hoger beroep niet betwiste, maandlasten van de vader in aanmerking: € 716,- rente op een hypo-thecaire geldlening, € 95,- forfait overige eigenaarslasten, € 286,- premie Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) voor de vader en zijn echtgenote, inclusief aanvullende verzekeringen, € 58,- eigen risico ZVW en € 60,- kosten zorgregeling met betrekking tot [de minderjarige sub 2].