ECLI:NL:GHDHA:2014:327

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2014
Publicatiedatum
17 februari 2014
Zaaknummer
2200001512
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake handel in harddrugs en bedreiging met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder handel in harddrugs, voorbereidingshandelingen daartoe, en bedreiging van een slachtoffer. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de handel in zowel hard- als softdrugs en heeft deze ook aanwezig gehad. Daarnaast heeft hij [slachtoffer 4] bedreigd door hem met een auto te achtervolgen en klem te rijden, wat leidde tot angst bij het slachtoffer. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak volgt op een uitgebreid proces dat meerdere zittingen omvatte, waarbij de verdachte in eerste aanleg was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar in hoger beroep alsnog werd veroordeeld voor de bewezen verklaarde feiten. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. De verdachte had eerder al veroordelingen voor vergelijkbare feiten, wat de ernst van zijn handelen onderstreept. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de behandeling van de zaak in hoger beroep, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf.

Uitspraak

. PROMIS
Rolnummer: 22-000015-12
Parketnummer: 11-510254-08
Datum uitspraak: 17 februari 2014
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 22 december 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] (Indonesië),
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 11 februari 2013, 20 februari 2013, 25 november 2013, 20 januari 2014 en 3 februari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair en 5 primair ten laste gelegde vrijgespro-ken en ter zake van het onder 2, 3, 4, 5 subsidiair en 6 primair, eerste en tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is de teruggave aan de verdachte gelast van de inbeslaggenomen personenauto.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
(“Autodiefstal” zaak 01, 02, 03, 04, 05)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 augustus 2008 tot en met 4 juni 2009 te Dordrecht en/of Waalwijk en/of Rotterdam en/of
Houten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een (personen)auto (merk Audi, type A6 met kenteken [kenteken])
- een (personen)auto (merk Audi, type A6 met kenteken
[kenteken])
- een (personen)auto (merk VW, type Passat met kenteken
[kenteken])
- een (personen)auto (merk VW, type Golf met kenteken
[kenteken])
- een (personen)auto (merk BMW met kenteken [kenteken]),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2008 tot en met 4 juni 2009 te Dordrecht en/of te en/of Waalwijk en/of Rotterdam en/of Houten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een of meer tijdstippen (telkens) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen
- een (personen)auto (merk Audi, type A6 met kenteken
[kenteken])
- een (personen)auto (merk Audi, type A6 met kenteken
[kenteken])
- een (personen)auto (merk VW, type Passat met kenteken [kenteken])
- een (personen)auto (merk VW, type Golf met kenteken
[kenteken])
- een (personen)auto (merk BMW met kenteken [kenteken]),
terwijl hij/zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dit/deze door diefstal in elk geval door enig misdrijf was/waren verkregen;
2.
(“Drugs” zaak 00, 01, 02, 03, 17, 19)
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 26 oktober 2010 te Dordrecht en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (MDEA) en/of een of meer
ander(e) middel(en), zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (MDEA) en/of die/dat ander(e) middel(en) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
(“Drugs” zaak 00, 01, 02, 03, 17, 19)
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2009 tot en met 25 oktober 2010 te Dordrecht en/of te Zwijndrecht en/of Rotterdam en/of Bergen op Zoom en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of amfetamine en/of MDA en/of MDMA en/of N-ethyt MDA (MDEA) en/of (een) ander(e) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( telkens) een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een of meer anderen (telkens) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) en/of heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- ( telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij verdachte
en/of diens mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op een of meer tijdstip(pen) in voornoemde pleegperiode en op voornoemde pleegplaats(en) (telkens) opzettelijk
- hiertoe (een) voertuig(en) gehuurd en/of ter beschikking gesteld en/of gebruikt en/of
- geld beschikbaar gemaakt/gesteld ter verkrijging van de hierboven genoemde stof(fen), zijnde (een) stof(fen) die staat/staan vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of (een) stof(fen) bestemd/geschikt voor het bereiden, bewerken, verwerken van deze lijst-I stoffen en/of
- een of meer hoeveelhe(i)den van de hierboven genoemde stof(fen), zijnde (een) stof(fen) die staat/staan vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of van (een) stof(fen) bestemd/geschikt voor het bereiden, bewerken, verwerken van deze
lijst-I stoffen aangeboden en/of geleverd en/of
- een hoeveelheid diethylether voorhanden gehad en/of
- een of meer (telefoon)gesprek(ken) gevoerd, waarin (versluierd) werd gesproken over aankoop en/of verkoop van de hierboven genoemde stof(fen), zijnde (een) stof(fen) die staat/staan vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of van (een) stof(fen) bestemd/geschikt voor het bereiden, bewerken, verwerken van deze lijst-I stoffen en/of
- een of meer afspra(a)ken gemaakt en/of een of meer ontmoeting(en) georganiseerd tussen (een) (potentiële) koper(s) en/of verkoper(s) van de hierboven genoemde stof(fen), zijnde (een) stof(fen) die staat/staan vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of van (een) stof(fen) bestemd/geschikt voor het bereiden, bewerken, verwerken van deze lijst-I stoffen;
4.
(“Drugs” zaak 00, 04)
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 tot en met 26 oktober 2010 te Dordrecht en/of Nieuwerkerk a/d IJssel en/of Klundert en/of Vlissingen en/of Zwijndrecht elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet;
5.
(“Geweld” zaak 02)
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer andere(n) op 21 november 2009 ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven personen van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
met een of meer vuurwapen(s) (waaronder een automatisch vuurwapen) op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) hebben geschoten, althans naar en/of in de
richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven personen hebben geschoten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk bovenbeschreven strafbaar feit hij, verdachte, op 21 november 2009 te Dordrecht, althans in Nederland door gift(en) en/of belofte(n) en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt, immers heeft hij, verdachte,
- ( telefonisch) contact gezocht met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer (andere) familieleden en/of
- [ medeverdachte 1] uit België naar Dordrecht laten komen en/of
- Een of meerdere ontmoetingen tussen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of hemzelf en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] bewerkstelligd, waarbij uiteindelijk is geschoten;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Dordrecht
ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
ene [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) van het leven te beroven, althans aan een zekere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven
perso(o)n(en) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg als volgt heeft gehandeld:
- hij en/of zijn mededader(s) heeft/hebben een of meer ontmoeting(en) tot stand gebracht met eerdergenoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bij cafetaria [cafetaria], ook wel genoemd ‘[cafetaria]’ aan de Josselin de Jongstraat
- hij en/of zijn mededaders heeft/hebben zich, in het bezit van één of meer vuurwapens, begeven naar de Josselin de Jongstraat (nabij cafetaria [cafetaria]/ ’[cafetaria]’) aldaar en/of
terwijl hij en/of zijn mededaders toen en daar (vervolgens) met eerdergenoemd(e) vuurwapen(s) (ongeveer veertien) kogels heeft/hebben afgevuurd op of in de richting van die op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) die zich toen en daar bevond(en) en/of door de ramen van een horecagelegenheid en/of vier althans een of meer woningen heeft/hebben geschoten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4], en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer onbekend gebleven andere(n), op of omstreeks 21 november 2009 te Dordrecht ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging,
althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade ene [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) van het leven te beroven, althans aan een zekere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg zich, in het bezit van één of meer vuurwapens, heeft/hebben begeven naar de Josselin de Jongstraat (nabij cafetaria [cafetaria],
ook wel genoemd ‘[cafetaria]’) aldaar en/of toen en daar (vervolgens) met eerdergenoemd(e) vuurwapen(s) (ongeveer veertien) kogels heeft/hebben afgevuurd op of in de richting van die op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), die zich toen en daar bevond(en) en/of door de ramen van een horecagelegenheid en/of vier, althans een of meer woning(en) geschoten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
tot en/of bij welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
op 21 november 2009 te Dordrecht opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft
en/of behulpzaam is/zijn geweest, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of één of meer zijner mededader(s) toen aldaar als volgt gehandeld:
- hij en/of zijn mededader(s) heeft/hebben (telefonisch) met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een of meer afspraken gemaakt voor een ontmoeting en/of
- hij en/of zijn mededader(s) heeft/hebben die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ontmoet bij [cafetaria]/cafetaria [cafetaria] aan de Josselin de Jongweg aldaar (teneinde een regeling te treffen voor gerezen problemen)
- hij en/of zijn mededader(s) heeft/hebben die
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer onbekend gebleven andere(n) voorzien van vuurwapens en/of munitie
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 november 2009 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen ene [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend met vuurwapen(s)
(ongeveer veertien) kogels afgevuurd op of in de richting van die op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven
perso(o)n(en) die zich toen en daar bevond(en)
meest subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4], en/of één of meer onbekend gebleven andere(n), op 21 november 2009 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ene [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven pers(o)n(en) heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft/hebben die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4], en/of één of meer onbekend gebleven andere(n)opzettelijk dreigend met eerdergenoemd(e) vuurwapen(s) (ongeveer veertien) kogels afgevuurd op of in de richting van die op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), die zich toen en daar bevond(en) en/of door de ramen van een
horecagelegenheid en/of vier, althans een of meer woning(en) geschoten
tot en/of bij welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
op 21 november 2009 te Dordrecht opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft
en/of behulpzaam is/zijn geweest,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of één of meer zijner mededader(s) toen aldaar als volgt gehandeld:
- Hij en/of zijn mededader(s) heeft/hebben telefonisch met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een of meer afspraken gemaakt voor een ontmoeting en/of
- Hij en/of zijn mededader(s) heeft/hebben die
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ontmoet bij [cafetaria]/cafetaria [cafetaria] aan de Josselin de Jongweg aldaar (teneinde een regeling te treffen voor gerezen problemen)
- Hij en/of zijn mededader(s) heeft/hebben die
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meer onbekend gebleven andere(n) voorzien van vuurwapens en/of munitie
en/of
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer andere(n) op 24 november 2009 ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
een vuurwapen op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) gericht (gehouden) en/of (meermalen) de trekker overgehaald
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk bovenbeschreven strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 21 tot en met 24 november 2009 te Dordrecht, althans in Nederland door gift(en) en/of belofte(n) en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt, immers heeft hij, verdachte,
- ( telefonisch) contact gezocht met [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer (andere) familieleden en/of
- [ medeverdachte 1] uit België naar Dordrecht laten komen en/of
- een of meerdere ontmoetingen tussen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of hemzelf en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven andere(n) bewerkstelligd
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2009 te Dordrecht ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
ene [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans aan een zekere [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als volgt heeft gehandeld:
verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht (gehouden) en/of meermalen de trekker overgehaald
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 november 2009 te Dordrecht tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, ene
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht althans zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen op die
[slachtoffer 1] gericht (gehouden) en/of meermalen de trekker
overgehaald;
6.
(“Geweld” zaak 01)
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 juni 2010 tot en met 18 augustus 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) en/of (waardevolle) goed(eren), in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- die [slachtoffer 4] met een auto heeft achtervolgd en/of tot stoppen heeft gedwongen en/of
- ( herhaaldelijk) naar die [slachtoffer 4] op zoek is geweest en/of
- ( herhaaldelijk) bij deur van de woning van die [slachtoffer 4] is geweest en/of
- een brief in de brievenbus van die [slachtoffer 4] heeft gedaan met de tekst “je geluk raakt een keer op” en/of ‘je kan maar beter betalen”, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 juni 2010 tot en met 18 augustus 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer geldbedrag(en) en/of (waardevolle) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- die [slachtoffer 4] met een auto heeft achtervolgd en/of tot stoppen heeft gedwongen en/of
- ( herhaaldelijk) naar die [slachtoffer 4] op zoek is geweest en/of
- ( herhaaldelijk) bij deur van de woning van die [slachtoffer 4] is geweest en/of
- een brief in de brievenbus van die [slachtoffer 4] heeft gedaan met de tekst “je geluk raakt een keer op” en/of “je kan maar beter betalen”, althans woorden van soortgelijke en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 22 juni 2010 tot en met 18 augustus 2010 te Rotterdam, althans het arrondissement Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met het openlijk in vereniging geweld plegen tegen hem en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met gijzeling en/of met zware mishandeling,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of één of meer zijner mededader(s) toen aldaar
- die [slachtoffer 4] opgewacht (bij zijn werk) en/of
- die [slachtoffer 4] met een auto gevolgd en/of achterna gereden en/of
- ( nadat die [slachtoffer 4] had ontdekt dat hij werd gevolgd en/of die [slachtoffer 4] had begrepen dat de inzittende(n) van de hem volgende auto (Audi A6) geld van hem wilden hebben) die [slachtoffer 4] met hoge snelheid (binnen de bebouwde kom van Rotterdam en/of randgemeenten) gedurende langere tijd achterna gereden en/of
- de eigen auto voor de auto van die [slachtoffer 4] gegooid en/of die [slachtoffer 4] klemgereden (waarna die [slachtoffer 4] toch kon ontsnappen) en/of
- die [slachtoffer 4] (verder) achtervolgd, waarbij met hoge snelheid en/of door één of meer rode stoplichten en/of tegen het verkeer in werd gereden.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Geldigheid dagvaarding

De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van de ten laste gelegde Opiumwetdelicten nietig moet worden verklaard omdat deze zo algemeen is opgesteld en zo weinig concreet is ingevuld met feitelijke omschrijvingen van de gedragingen waaraan de verdachte zich zou hebben schuldig gemaakt, dat het de verdachte, ook in de context van het dossier, niet duidelijk is waartegen hij zich dient te verdedigen. Dit klemt temeer nu van een aantal feitelijkheden in eerste aanleg is vrijgesproken die daardoor in hoger beroep niet meer aan de orde zijn, terwijl voor verschillende beschuldigingen dezelfde zaakdossiers worden gebruikt.
Het hof beoordeelt dit verweer als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 261 Wetboek van Strafvordering dient de dagvaarding een opgave te bevatten van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding van tijd en plaats en de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. Daarnaast dient de dagvaarding de wettelijke voorschriften te vermelden waarbij het ten laste gelegde feit strafbaar is gesteld. Het moet de verdachte dus duidelijk zijn wat hem wordt verweten. Een en ander moet worden bezien binnen de context van het dossier.
Uit de tekst van de tenlastelegging kan worden afgeleid dat het bij feit 2 gaat om het medeplegen van de verkoop/ aflevering/verstrekking/vervoer van cocaïne/amfetamine/ etc. (lijst I) in de genoemde periode en op de genoemde plaatsen.
Bij feit 3 gaat het om het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor het telen/bereiden/ bewerken/verwerken/ verkopen/etc. van cocaïne/amfetamine/ etc. (lijst I) in de genoemde periode en op de genoemde plaatsen. Een feitelijke aanduiding van de voorbereidingshandelingen is hierbij opgenomen.
Bij feit 4 gaat het om het medeplegen van de verkoop/aflevering/verstrekking/vervoer van hasjiesj en hennep (lijst II) in de genoemde periode en op de genoemde plaatsen.
Bij deze ten laste gelegde feiten zijn steeds de dossieronderdelen (“drugs”zaak nr…) genoemd waar een en ander in de visie van het openbaar ministerie terug te vinden is. Zoals de rechtbank al heeft aangegeven is het dossier op grond van een zaaknummering samengesteld. Uit het dossier blijkt dat het in deze genummerde zaken per onderscheiden zaak gaat om incidentele bevindingen, een vergelijkbaar patroon van contactleggen, afspraken maken, voeren van telefoongesprekken en het organiseren van ontmoetingen in een nader aangegeven tijdsbestek binnen de ten laste gelegde periode.
Bij de beoordeling van de geldigheid van de dagvaarding in het licht van de vereiste duidelijkheid dient de tekst van de tenlastelegging in aanmerking te worden genomen waarop het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg zich heeft gericht. Derhalve kunnen mogelijke onduidelijkheden die zijn ontstaan door partiële vrijspraken in eerste aanleg (welke volgens de verdediging in hoger beroep niet opnieuw ter beoordeling staan) in hoger beroep niet leiden tot een nietige dagvaarding wegens strijd met artikel 261 Wetboek van Strafvordering.
Alles overziende is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een onduidelijke tenlastelegging die nietigheid van de dagvaarding ten gevolge moet hebben. Het verweer wordt verworpen.

De omvang van het hoger beroep

De verdediging heeft gesteld dat door de vrijspraken van onderdelen van de feiten 2 en 3 en het ontbreken van een door het openbaar ministerie ingesteld hoger beroep deze onderdelen in hoger beroep niet meer aan de orde zijn.
Naar het oordeel van het hof is dit standpunt onjuist. Nog afgezien van de omstandigheid dat de tenlastelegging bij de feiten 2, 3 en 4, door steeds per feit zaaknummers te vermelden, naar het oordeel van het hof niet moet worden gezien als een impliciet cumulatieve tenlastelegging (dus als gevoegde feiten) en het hoger beroep reeds om die reden steeds het gehele ten laste gelegde feit omvat, stelt het hof vast dat zowel door de verdachte als door het openbaar ministerie onbeperkt hoger beroep is ingesteld. Om die reden zal het hof ten aanzien van alle 6 ten laste gelegde feiten en ten aanzien van alle onderdelen van die feiten een beslissing dienen te nemen. Hieraan doet niet af dat het openbaar ministerie bij schriftuur van grieven te kennen heeft gegeven dat de grieven zich richten op de vrijspraak voor feit 1 en de opgelegde straf. Een beperking van het hoger beroep tot een of enkele feiten kan slechts plaatsvinden bij het aanwenden van het rechtsmiddel of bij latere intrekkingsakte. Een door het openbaar ministerie onbeperkt ingesteld hoger beroep kan niet beperkt worden uitgelegd op grond van een ingediende appelschriftuur dan wel mededelingen ter terechtzitting.
De rechtmatigheid van de inzet van BOB-middelen
De verdediging heeft gesteld dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde door gedurende een onredelijk lange termijn door te gaan met een strafrechtelijk onderzoek, waarbij door de veelheid van de op de verdachte toegepaste dwangmiddelen de krachtens artikel 8 EVRM gewaarborgde privacy van de verdachte ernstig is geschonden. De door de inzet van de dwangmiddelen verkregen bewijzen moeten derhalve worden uitgesloten van het bewijs, subsidiair moet een en ander leiden tot strafvermindering.
Het hof beoordeelt dit verweer als volgt.
De verdediging heeft het onderhavige verweer slechts in algemene formuleringen weergegeven: “De disproportionele inzet van alle opsporingsmiddelen (observeren, tappen, peilbakens, direct afluisteren, in totaal meer dan 300 BOB-verzoeken in de zaak Passiebloem) voor een langere duur, zonder dat er voldoende onderzoeksresultaten naar voren kwamen om de voortdurende inzet van tal van opsporingsmiddelen te rechtvaardigen."
Het hof stelt vast dat het onderzoek Passiebloem geruime tijd heeft geduurd en het oog had op meerdere personen. De verdediging heeft niet aangegeven welke concrete maatregelen op welk moment specifiek jegens de verdachte onrechtmatig zouden zijn geweest en waarom en welk nadeel de verdachte daardoor zou hebben geleden. In zoverre is het verweer onvoldoende onderbouwd. De langdurige toepassing van opsporingsbevoegdheden is op zich niet als een verzuim aan te merken en de mate waarin toepassing van opsporingsbevoegdheden resultaat (bewijs) opleveren bepaalt in het algemeen niet de rechtmatigheid van die toepassing.
Over de start en de overdracht van het onderzoeksdossier is een proces-verbaal opgemaakt (d.d. 10 februari 2009, dossierpagina 1236 e.v.). Daarnaast heeft officier van justitie mr. W.J.A. Struik bij schrijven d.d. 31 oktober 2011 (zie dossier) een nadere toelichting op de gang van zaken gegeven. Hieruit leidt het hof het volgende af, onder aansluiting bij hetgeen de rechtbank in het vonnis waarvan beroep reeds heeft overwogen.
Op 19 april 2008 is een oriënterend/voorbereidend onderzoek gestart naar vermoede criminele gedragingen van leden van de familie [(mede)verdachte(n)] in Dordrecht (zie proces-verbaal Start en overdracht onderzoeksdossier d.d. 10 februari 2009, dossierpagina 1236 e.v.). Er was
CIE-informatie ontvangen met betrekking tot de broers [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], onder meer inhoudende dat [verdachte] zou handelen in vuurwapens, weed en harddrugs en dat [medeverdachte 1] vuurwapens zou verkopen, in het bezit zou zijn van wietkwekerijen en zou handelen in cocaïne. Er is daarnaast informatie verzameld uit ten dienste van de politie staande registers. Voorts was er uit 2007 daterende CIE-informatie over betrokkenheid van
[medeverdachte 1] bij vuurwapens, en kwamen [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] veelvuldig voor in de politiesystemen in verband met vuurwapens, drugshandel, geweldsdelicten en vermogensdelicten. Een en ander kon naar het oordeel van het hof het starten van het oriënterend/voorbereidend onderzoek en de daarin steeds met het benodigde verlof toegepaste BOB-middelen rechtvaardigen.
Op 9 februari 2009 is gestart met een tactisch-operationeel opsporingsonderzoek. Binnen dat onderzoek is veelvuldig gebruikt gemaakt van BOB-opsporingsmiddelen. De aanvrage daarvan is steeds verantwoord in processen-verbaal en de benodigde toetsing door de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden. In de loop van het tactisch-operationeel onderzoek is de verdenking met betrekking tot de handel in hard- en softdrugs tegen de verdachte, anders dan de verdediging stelt, bevestigd. De in de loop van het onderzoek verkregen aanwijzingen rechtvaardigden de voortzetting van het onderzoek. De slechts in algemene bewoordingen gedane betwisting daarvan kan daaraan niet afdoen. Voor op deze grond gebaseerde bewijsuitsluiting of strafvermindering is naar het oordeel van het hof dan ook geen plaats. Het verweer wordt verworpen.
Vrijspraak van al het onder 1 en al het onder 5 ten laste gelegde en vrijspraak van het onder 6 primair ten laste gelegde
Feit 1
Naar het oordeel van het hof moet de verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 zowel primair als subsidiair ten laste gelegde.
Het dossier bevat geen enkele concrete aanwijzing dat de verdachte degene is die de in de tenlastelegging aangeduide auto’s heeft gestolen.
Daarnaast kan uit het dossier wel worden afgeleid dat de in de tenlastelegging aangeduide auto’s in het bedrijf van de verdachte zijn binnengebracht en het bedrijf niet meer (als complete auto’s) hebben verlaten, doch niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist dat de auto’s van diefstal afkomstig waren. Evenmin is gebleken van expliciete omstandigheden die bij hem redelijkerwijze het vermoeden hadden moeten oproepen dat zulks het geval was. Het ontbreekt derhalve aan wettig en overtuigend bewijs.
Feit 5
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 5 eerste cumulatief/alternatief (primair, subsidiair, 1e meer subsidiair, 2e meer subsidiair en meest subsidiair) en tweede cumulatief/alternatief (primair, subsidiair en meer subsidiair) ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - dient te worden vrijgesproken.
Feit 6 primair
Het hof is van oordeel dat de ten laste gelegde (feitelijke) gedragingen niet kunnen gelden als daden waarin een begin van uitvoering van afpersing dan wel diefstal met geweld is gelegen. Om die reden dient de verdachte van het onder 6 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Voor een nadere onderbouwing van deze vrijspraak verwijst het hof naar hetgeen hieromtrent in de bewijsoverweging van het onder 6 subsidiair ten laste gelegde is vermeld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 26 oktober 2010 te Dordrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en amfetamine en MDMA, zijnde cocaïne en amfetamine en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
en
hij in de periode van 1 maart 2009 tot 26 oktober 2010 te Dordrecht en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (MDEA) en/of een of meer
ander(e) middel(en), zijnde MDA en/of MDMA en/of N-ethyl MDA (MDEA) en/of die/dat ander(e) middel(en) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 01 maart 2009 tot en met 25 oktober 2010 te Dordrecht en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van cocaïne en/of amfetamine en/of MDA en/of MDMA en/of N-ethyt MDA (MDEA) en/of (een) ander(e) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen (telkens) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en
- ( telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij verdachte
en/of diens mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) in voornoemde pleegperiode en op voornoemde pleegplaats(en) (telkens) opzettelijk
- hiertoe voertuigen gebruikt en
- een hoeveelheid diethylether voorhanden gehad en
- telefoongesprekken gevoerd, waarin (versluierd) werd gesproken over aankoop en verkoop van de hierboven genoemde stoffen, zijnde stoffen die staan vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en van stoffen
bestemd/geschikt voor het bereiden, bewerken, verwerken van deze lijst-I stoffen en
- afspraken gemaakt en ontmoetingen georganiseerd tussen (potentiële) kopers en verkopers van de hierboven genoemde stof(fen), zijnde stoffen
die staan vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en van stoffen bestemd/ geschikt voor het bereiden, bewerken, verwerken van deze lijst-I stoffen;
4.
hij op 26 oktober 2010 te Zwijndrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
en
hij in de periode van 1 maart 2009 tot 26 oktober 2010 te Dordrecht en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
6
subsidiair.
hij in de periode van 22 juni 2010 tot en met 18 augustus 2010 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen hem of met zware mishandeling,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders toen aldaar
- die [slachtoffer 4] opgewacht bij zijn werk en
- die [slachtoffer 4] met een auto gevolgd en achterna gereden en
- ( nadat die [slachtoffer 4] had ontdekt dat hij werd gevolgd) die [slachtoffer 4] met hoge snelheid (binnen de bebouwde kom van Rotterdam) gedurende langere tijd achterna gereden en
- de eigen auto voor de auto van die [slachtoffer 4] gegooid en die [slachtoffer 4] klemgereden (waarna die [slachtoffer 4] toch kon ontsnappen) en
- die [slachtoffer 4] (verder) achtervolgd, waarbij met hoge snelheid en door één of meer rode stoplichten en tegen het verkeer in werd gereden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Nadere bewijsoverweging

Feiten 2, 3 en 4 (drugsfeiten)
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat er in een drietal woningen waar de verdachte gebruik van maakte drugs en drugsgerelateerde zaken zijn aangetroffen.
In de woning van de verdachte aan [een adres] te Dordrecht zijn een drietal pillen bevattende MDMA, resten bruin materiaal bevattende cocaïne en een wit poeder bevattende amfetamine aangetroffen. [betrokkene 6], die gebruik maakte van de woning van de verdachte, heeft verklaard dat de verdachte regelmatig in de woning kwam en dat er diverse spullen van de verdachte in de woning lagen. [betrokkene 6] wist niets af van de in de woning aangetroffen spullen.
In de woning van [getuige 1], zijnde de ex-vriendin van de verdachte en de moeder van zijn dochter, aan [een adres] te Dordrecht, is een jerrycan aangetroffen met daarin 12 liter vloeistof. Deze vloeistof bleek diethylether te bevatten, welke stof kan worden gebruikt bij de productie van diverse soorten drugs.
Voorts werd in deze woning een aantal voorwerpen aangetroffen die (tezamen) gebruikt worden om drugs samen te persen.
Tot slot is in deze woning een jas aangetroffen met daarin een plastic zakje met kristallen bevattende MDMA.
[getuige 1] heeft verklaard dat de jas waarin de kristallen bevattende MDMA werden aangetroffen, van de verdachte is. Op de jas werd ook een DNA-mengprofiel aangetroffen en uit onderzoek van het NFI is gebleken dat de verdachte één van de donoren kan zijn van het celmateriaal in de bemonsteringen.
[getuige 1] heeft voorts verklaard dat de verdachte een sleutel heeft van haar woning, dat hij geregeld op hun dochter past en dat hij ook wel eens komt binnenlopen. Zij wist niets af van de jerrycan met diethylether en de drugspers.
In de woning van [getuige 2], eveneens een ex-vriendin van de verdachte en moeder van zijn zoon, aan [een adres] te Zwijndrecht, zijn vier vuilniszakken met hennepresten en een kweektent aangetroffen. Deze goederen zijn volgens [getuige 2] door de verdachte haar woning binnengebracht. Blijkens haar verklaring kwam de verdachte bij haar langs.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte meermalen (indirect, via na te noemen medeverdachte [medeverdachte 5]: zie hierna) contact heeft gehad met de medeverdachte [medeverdachte 6] (zie de gesprekken die hebben plaatsgevonden in drugszaak 01).
Bij [medeverdachte 6] zijn in diens woning, garagebox, fouillering en auto drugsgerelateerde zaken aangetroffen, te weten: documenten met betrekking tot het kristallisatieproces van cocaïne, documenten (met aantekeningen) over de bouw van een mobiele destillatieketel, welke ketel geschikt is voor de destillatie van amfetamine, lijsten met stoffen (chemicaliën), terwijl vrijwel alle chemicaliën op deze lijsten worden gebruikt bij de productie van (synthetische) drugs of precursoren, en jerrycans met vloeistoffen waaronder mierenzuur, welk zuur een van de chemicaliën is die wordt toegepast in het productieproces van XTC, en acetylchloride, welke stof kan worden gebruikt voor de omzetting van morfine in heroïne.
Voorts is in de laadruimte van de bij [medeverdachte 6] in gebruik zijnde Citroën Berlingo een zuigmonster genomen, welk monster is getest door het NFI. Uit het betreffende NFI-rapport van 22 februari 2011 blijkt dat in het stoffilter onder meer amfetamine, cocaïne, MDMA en THC is aangetoond.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de verdachte meermalen (direct) telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachte [medeverdachte 5] (zie onder meer de gesprekken d.d. 16 april 2010 te 10:39:21 uur en 16:35:11 uur). [medeverdachte 5] heeft eveneens meermalen (direct) telefonisch contact gehad met voornoemde [medeverdachte 6] (zie onder meer de gesprekken d.d. 16 april 2010 te 10:38:45 uur en 19:30:10 uur). In deze gesprekken wordt gesproken over het maken van contact, het onderweg zijn met iets en een levering die zal plaatsvinden. In het gesprek van 16 april 2010 te 17:38:26 uur koppelt [medeverdachte 5] aan de verdachte terug wat hij zojuist met [medeverdachte 6] (“die witte”/”die ouwe”) heeft besproken.
Bij [medeverdachte 5] is in de bij hem in gebruik zijnde Opel Combo een lijst met chemicaliën aangetroffen, waaronder ethanol, aceton, tolueen, IPA, xyleen en methanol. Dit zijn chemicaliën die kunnen worden gebruikt voor de productie van onder andere amfetamine, MDMA, MDA, MDEA en PMK.
De overige bewijsmiddelen betreffen voor een belangrijk deel opgenomen of getapte (telefoon)gesprekken en
sms-berichten tussen onder meer de verdachte en diverse medeverdachten. Het hof merkt over de aard van deze communicatie het volgende op.
Het telefooncontact is bij vlagen zeer intensief en er worden snel – zonder dat al op de inhoud wordt ingegaan – afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten. Personen worden zelden bij de echte naam genoemd; er worden steeds bijnamen gebruikt als ‘die witte’, ‘die ouwe’, ‘die bolle’, ‘die schele’ en ‘die dikke’.
Er is regelmatig sprake van voor een buitenstaander onbegrijpelijke woorden en zinsneden die kennelijk voor de gespreksdeelnemers wel duidelijk zijn.
In de tapgesprekken wordt regelmatig versluierd taalgebruik gehanteerd. Zo wordt in het gesprek tussen de verdachte en [betrokkene 1] d.d. 9 juni 2010 te 17:00:02 uur door de verdachte gezegd “Ik zit met allemaal dingen opgescheept jongen”, waarop [betrokkene 1] vraagt: “Allemaal rotzooi?”. De verdachte antwoordt: “Ja, maar ik moet aftikken weet je wel. Bestelling is bestelling”. Vervolgens wordt door [betrokkene 1] gevraagd: “Wat heb je dan?”. “Eten” is het antwoord van de verdachte, “En niet zo’n beetje ook”.
In het gesprek tussen de zogenoemde Man1800 en [betrokkene 2] d.d. 19 juli 2010 te 11:06:35 uur wordt door [betrokkene 2] gevraagd of hij “hele of halve moet”. Geantwoord wordt dat “hij maar halve moet proberen”.
De verdachte heeft een paar uur later die dag een gesprek met [betrokkene 2], waarin [betrokkene 2] aan de verdachte vraagt “Kun je nog een halve meenemen”, waarop de verdachte antwoordt: “Ja, is goed”.
Daarnaast komt in de gesprekken een aantal keer het woord “papieren” voor, waarvan algemeen bekend is dat daarmee in dit soort versluierde gesprekken geld wordt bedoeld.
Ten slotte valt in twee gesprekken tussen de verdachte en [betrokkene 3] d.d. 21 en 25 mei 2010 de benaming “klavertje vier” (met daarbij de vraag: “kun je die ook meenemen?), waarvan algemeen bekend is dat de afbeelding van dit plantje gebruikt wordt voor aanduiding van (gebruikte opdrukken van) XTC-tabletten.
In de gesprekken wordt voorts over met handel samenhangende aspecten gesproken, zoals prijzen, aantallen, gewichten, kwaliteit, bestellingen, dingen brengen/ophalen/meenemen/regelen/leveren, betalen/ afrekenen/aftikken, kopen, verdienen, delen/verdelen, handel etc. Benamingen van enige concrete producten worden echter vrijwel nooit genoemd. Het gaat doorgaans over “die dingen”, “die ene”, “die andere”, “die drie” (of enig ander aantal).
Het hof acht het hoogst onwaarschijnlijk dat op deze wijze wordt gesproken over handel in legale goederen.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben ook geen enkele plausibele verklaring gegeven voor de inhoud van de gesprekken.
Hoewel in de gesprekken dus doorgaans in bedekte termen wordt gesproken, zijn een enkele keer expliciet de termen MDMA en coke gevallen. Het betreffen dan niet telefoongesprekken, maar door middel van direct afluisteren opgevangen gesprekken. Zie het proces-verbaal zaak 00 — doorgenummerde pagina 762 e.v. — en de daarbij behorende afgeluisterde gesprekken (OVC) van 5 juni 2010 en 9 juni 2010 (doorgenummerde pagina’s 3742 e.v., respectievelijk doorgenummerde pagina’s 3746 e.v.).
Voorts zijn er een aantal gesprekken gevoerd waaruit blijkt dat er ook daadwerkelijk leveringen hebben plaatsgevonden. Het hof wijst hierbij op passages uit gesprekken als: “Hij wil het terugbrengen, het is niet goed” (zie het gesprek tussen de verdachte en [betrokkene 3] d.d. 14 mei 2010 te 23:47:21 uur), “Wat ik voor jou had gebracht, heb hij meegenomen” en “Welke zal ik pakken, die van gisteren of die andere?” (zie het gesprek tussen de verdachte en [betrokkene 2] d.d. 21 juli 2010 te 13:31:00 uur).
Dat de verdachte zich ook bezig houdt met handel in hennep blijkt uit gesprekken waarin termen vallen die in verband staan met hennep, zoals: “om te drogen”, “aardige pluk”, “planten”, “nog een weekje groeien”, “die droge”, “die natte” en “ze zijn aan het knippen” (zie bijvoorbeeld het gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 7] [medeverdachte 7] d.d. 5 juli 2010 te 13:51:27 uur, het gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte 5] d.d. 5 juli 2010 te 19:42:20 uur en de twee gesprekken tussen de verdachte, [medeverdachte 5] en [medeverdachte 8] d.d. 6 juli 2010 te 18:39:17 uur en 18:55:25 uur). Uit de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] volgt dat er gesproken werd over hennep.
Het hof is op grond van het bovenstaande – in onderling verband en in samenhang bezien – van oordeel dat de opgenomen en getapte gesprekken moeten worden geplaatst in het kader van de (voorbereiding/bevordering van) handel in hard- en softdrugs.
Gelet op de inhoud van voornoemde gesprekken en de voorwerpen/stoffen die bij de verdachte en bij medeverdachten zijn aangetroffen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd - het bezit van harddrugs en softdrugs, de handel daarin en tevens aan voorbereidingshandelingen voor deze handel, al dan niet in vereniging gepleegd.
Feit 6 subsidiair
Het hof stelt vast dat uit het dossier de volgende gebeurtenissen vallen af te leiden:
Op 20 juni 2010 is door [medeverdachte 7] een geldbedrag aan [slachtoffer 4] afgegeven als investering in een zakendeal. In de loop van de avond van 21 juni 2010 heeft [medeverdachte 7] het idee gekregen dat hij was opgelicht door [slachtoffer 4]. In de nacht van 21 op 22 juni 2010 heeft [slachtoffer 4] tijdens een confrontatie bij het Holland Casino te Rotterdam aan [medeverdachte 7] en zijn vriend, [medeverdachte 10], een geldbedrag afgegeven, kleiner dan het door [medeverdachte 7] aan [slachtoffer 4] verstrekte geldbedrag. De verdachte is zich na het voorbedoelde incident bij Holland Casino met het probleem van [medeverdachte 7] gaan bemoeien.
Op 22 juni 2010 is de verdachte samen met [medeverdachte 10] en [medeverdachte 7] wat gaan eten in Rotterdam en daarna zijn ze langs het huis van [slachtoffer 4] gereden. Ze hadden aangebeld, maar er werd niet open gedaan.
Op 30 juni 2010 is de verdachte om 22.00 uur door twee politieagenten aangetroffen aan [een adres] te Rotterdam, aan welk [een adres] [slachtoffer 4] woonachtig is. [medeverdachte 7] was daar ook aanwezig. De verdachte verklaarde aan de agenten dat zij voor een incassobureau werken en dat hij op zoek is naar iemand die hem geld schuldig is. Als diegene niet gaat of kan betalen, dan zullen de consequenties voor hem zijn, aldus de verdachte.
Voordat de verdachte door de politie werd aangesproken belde hij met zijn ex-vriendin, [betrokkene 4]. De verdachte vertelde dat hij en [medeverdachte 7] (hof: [medeverdachte 7]) de weg in de gaten zaten te houden.
Op 18 augustus 2010 werd door de politie een gesprek opgenomen tussen de verdachte en ene [betrokkene 5]. De verdachte vertelt [betrokkene 5] in dit gesprek dat een jongen iemand die in Rotterdam woont moest schaduwen, maar dat deze zijn opdracht niet had gedaan. [betrokkene 5] geeft aan dat hij het niet snapt. De verdachte zegt dat [medeverdachte 7] toch was opgelicht voor twaalf rooitjes en dat hij die Marokkaan te pakken had gehad bij het casino en dat ze nog drieënhalve rooi uit zijn zak hebben kunnen kloppen. De verdachte vertelt vervolgens hoe ze gisteren een half uur achter hem aan door Rotterdam hebben lopen crossen en dat hij een keer bij “zijn huis” is aangehouden.
Op 8 december 2010 vraagt de politie aan [slachtoffer 4] of hij weleens achtervolgd is. [slachtoffer 4] vraagt hoe zij dat weten omdat hij daar niemand iets over verteld heeft. Vervolgens verklaart [slachtoffer 4] over hoe hij achtervolgd is. Zijn verhaal komt in zodanige mate overeen met wat de verdachte aan [betrokkene 5] heeft verteld in voornoemd afgeluisterd gesprek — in de buurt van [een adres], twee keer een rotonde rond rijden, achtervolgen, klemrijden, hard achteruitrijdend ontkomen van [slachtoffer 4] — dat het hof er van uit gaat dat de verdachte het in het afgeluisterde gesprek, ook waar het gaat over de achtervolging, over [slachtoffer 4] heeft. [slachtoffer 4] heeft over de achtervolging verklaard dat hij echt dacht dat hij er geweest was, dat ze hem te pakken zouden nemen.
In dit verband verdient opmerking dat [slachtoffer 4] bij de politie heeft verklaard dat hij nog zo’n acht keer is lastig gevallen en dat er mensen bij hem aan de deur kwamen. Hij heeft de verdachte aangewezen van een foto als één van de mannen die hij voor zijn deur heeft zien staan. De verdachte keek daarbij volgens [slachtoffer 4] heel bedreigend en agressief in de camera die beneden bij de flat hing, waardoor [slachtoffer 4] zich heel bedreigd voelde. [slachtoffer 4] heeft voorts verklaard dat hij wist dat de verdachte geld kwam ophalen voor [medeverdachte 7].
Het hof concludeert uit het voorgaande dat de verdachte heeft geprobeerd om, op zijn minst, met [slachtoffer 4] in contact te komen om hem te bewegen het resterende verschuldigde geld aan de verdachte af te geven. Zoals eerder overwogen worden de omschreven handelingen door het hof echter niet gezien als daden waarin een begin van uitvoering van afpersing dan wel van diefstal met geweld is gelegen, om welke reden de verdachte van het primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
In het licht van de hiervoor omschreven omstandigheden beoordeelt het hof de in de tenlastelegging subsidiair aangeduide achtervolging wel als een door de verdachte (mede)gepleegde bedreiging van [slachtoffer 4], zodat het subsidiair ten laste wettig en overtuigend kan worden bewezen als hiervoor vermeld.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
en
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 6 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 1 primair en van al het onder 5 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 6 primair, eerste en tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende enige tijd schuldig gemaakt aan handel in harddrugs, alsmede aan de bewezen verklaarde voorbereidingshandelingen daartoe. Ook verhandelde hij softdrugs en heeft hij zowel hard- als softdrugs aanwezig gehad.
Verdachtes handelen – dat kennelijk is ingegeven door zijn zucht naar geldelijk gewin – draagt in aanzienlijke mate bij aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd en waardoor ook wordt bevorderd dat gebruikers vermogensdelicten plegen teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 4] door hem op de bewezen verklaarde wijze met de auto te achtervolgen en klem te rijden. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders [slachtoffer 4] angst aangejaagd.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 oktober 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor handel in harddrugs en bedreiging. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft echter geconstateerd dat de behandeling en berechting van de zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Immers, namens de verdachte is op 30 december 2011 hoger beroep ingesteld. Het eindarrest is gewezen op 17 februari 2014, dus niet binnen de daarvoor – bij gedetineerde verdachten - geldende termijn van 16 maanden na het instellen van hoger beroep. Er is sprake van een overschrijding van ruim 9,5 maand.
Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat, met dien verstande dat op de overwogen gevangenisstraf van 27 maanden 3 maanden in mindering worden gebracht, zodat een gevangenisstraf van 24 maanden resteert.

Beslag

Onder de verdachte zijn elf voorwerpen in beslag genomen en nog niet teruggeven. Voor wat betreft tien voorwerpen bestaat thans geen strafvorderlijk belang bij voortduring van het beslag, zodat deze voorwerpen aan de verdachte dienen te worden teruggeven.
Voor wat betreft de inbeslaggenomen personenauto (Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken], kleur wit) geldt dat het hof onvoldoende heeft kunnen vaststellen dat de bewezen verklaarde strafbare feiten met behulp van dit voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, zijn begaan.
Het hof zal dan ook de teruggave aan de verdachte gelasten van deze voorwerpen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair, 5 eerste cumulatief/alternatief (primair, subsidiair, 1e meer subsidiair, 2e meer subsidiair en meest subsidiair) en tweede cumulatief/alternatief (primair, subsidiair en meer subsidiair) en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van alle inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen (zoals aangeduid op de aangehechte beslaglijst).
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. I.P.A. van Engelen,
in bijzijn van de griffier mr. L.S. van Es.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 februari 2014