ECLI:NL:GHDHA:2014:3285

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
22-003619-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.A. Schuering
  • T.L. Tan
  • T.J.P. van Os van den Abeelen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1956 in Suriname, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,- en een voorwaardelijke straf, na beschuldigd te zijn van mishandeling van een persoon op 13 juli 2011 te Ridderkerk. De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding, die in eerste aanleg was toegewezen tot € 208,91.

Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en vrijspraak van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd door meerdere getuigen, waardoor de ware toedracht van de zaak onduidelijk bleef. Ondanks dat er wettig bewijs aanwezig was, kon het hof niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de verdachte betrokken was bij de mishandeling.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de ten laste gelegde feiten, omdat er te veel twijfel bestond over zijn betrokkenheid. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Het hof heeft de beslissing van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken en de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003619-13
Parketnummer: 10-692745-11
Datum uitspraak: 11 juni 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1956,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 mei 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van € 500,-, subsidiair tien dagen hechtenis, waarvan
€ 250,-, subsidiair vijf dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is toegewezen tot € 208,91, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juli 2011 te Ridderkerk opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), een elleboogstoot, althans een duw tegen haar schouder en/of nek, althans tegen haar lichaam heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak
Het hof is in beginsel van oordeel dat wettig bewijs voorhanden is voor bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. Het hof heeft evenwel op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, niet kunnen vaststellen wat de ware toedracht is geweest ten aanzien van de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het feit zijn door meerdere personen tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Nu omtrent het ten laste gelegde en de toedracht te veel twijfel bestaat, terwijl de verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de hem ten laste gelegde mishandeling, dient de verdachte naar het oordeel van het hof te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft
[benadeelde partij]zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.219,74.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist, met dien verstande dat de raadsman ter zake van het ten laste gelegde vrijspraak heeft bepleit.
Nu de verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Aangezien door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling van de benadeelde partij achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Verklaart de
benadeelde partij[benadeelde partij]in haar vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,
mr. T.L. Tan en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 juni 2014.