ECLI:NL:GHDHA:2014:3376

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2014
Publicatiedatum
16 oktober 2014
Zaaknummer
K140052
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.J.I. Verburg
  • A.J.T.M. Franken-van Zinnicq Bergmann
  • N. Zandbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beklag tegen niet-vervolging door de deken van de Orde van Advocaten

In deze beschikking van het Gerechtshof Den Haag, gedateerd 8 september 2014, wordt het beklag van een klager behandeld die zich richt tegen de beslissing van de rechercheofficier van justitie te Rotterdam om de deken van de Orde van Advocaten niet te vervolgen. De klager, een advocaat, had een klacht ingediend over de wijze waarop hij zich uitliet over rechters van de Rechtbank Oost-Brabant. De deken nodigde de klager uit voor een gesprek over deze klacht, maar de klager weigerde dit gesprek, stellende dat de deken geen bevoegdheid had om zijn vrijheid van meningsuiting te beperken.

De advocaat-generaal adviseerde het hof om het beklag af te wijzen. Het hof heeft de stukken in het dossier bestudeerd, waaronder het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie en de reactie van de klager. Het hof concludeert dat er geen sprake is van een strafbaar feit zoals bedoeld in artikel 365 van het Wetboek van Strafrecht, omdat de deken geen ambtenaar is. De uitnodiging voor het gesprek over de klacht kan niet worden gekoppeld aan enige strafrechtelijke bepaling of andere wettelijke regel.

Het hof merkt op dat de deken in zijn hoedanigheid als deken gehouden is om klachten te onderzoeken en dat de uitnodiging voor een gesprek recht doet aan het beginsel van hoor en wederhoor. Gezien deze overwegingen verklaart het hof het beklag als kennelijk ongegrond. De beschikking is definitief en er staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
raadkamer beklagzaken
BESCHIKKING
gegeven op het beklag, op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[naam klager],
klager.

1.Het beklag

Het klaagschrift is op 24 januari 2014 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de rechercheofficier van justitie te Rotterdam om
[naam beklaagde], beklaagde, niet te vervolgen ter zake van een poging om klager met misbruik van gezag te dwingen iets te doen (artikel 365 van het Wetboek van Strafrecht).

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 16 juni 2014 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De stukken betreffende het beklag

Het hof heeft, behalve van de reeds genoemde stukken, onder meer kennisgenomen van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie te Rotterdam van 27 februari 2014 en de reactie van klager van 6 augustus 2014 op het verslag van de advocaat-generaal.

4.De behandeling van het klaagschrift

In verband met toepassing van artikel 12c van het Wetboek van Strafvordering is nader onderzoek in raadkamer achterwege gebleven en zijn betrokkenen niet opgeroepen.

5.De feiten

Naar aanleiding van een brief van klager in zijn hoedanigheid als advocaat te Alphen aan de Rijn van 1 februari 2013 aan de president van de Rechtbank Oost-Brabant, heeft mr. [naam] een klacht ingediend bij beklaagde, de deken van de Orde van Advocaten te Den Haag, over de negatieve wijze waarop klager zich schriftelijk uitlaat over rechters van deze rechtbank. Beklaagde heeft klager vervolgens uitgenodigd voor een gesprek over die klacht. Klager wenste geen gehoor te geven aan deze uitnodiging, omdat hij van mening is dat de deken geen bevoegdheid heeft om grenzen te stellen aan zijn vrijheid van meningsuiting.
Klager heeft bij brief van 22 april 2013 bij de hoofdofficier van justitie te Den Haag aangifte gedaan tegen beklaagde, ter zake van een poging hem met misbruik van gezag te dwingen tot een gesprek over zijn vrijheid van meningsuiting en zodoende te dulden dat inbreuk gemaakt zou worden op een vrijheid die is gewaarborgd in artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 van het EVRM.
De rechercheofficier van justitie heeft bij brief van 26 juli 2013 aan klager medegedeeld dat hij geen opdracht zal geven tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek naar de in de aangifte vermelde feiten, aangezien de deken geen ambtenaar is zoals bedoeld in artikel 365 van het Wetboek van Strafrecht en er voorts geen aanwijzingen zijn dat de deken klager heeft getracht te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden.
Klager geeft in zijn klaagschrift aan dat de argumenten van de rechercheofficier van justitie apert onjuist zijn en strijdig met het recht.

6.De beoordeling van het beklag

Ter beoordeling staat thans de vraag of de beslissing van de rechercheofficier van justitie om beklaagde niet te vervolgen op goede gronden is genomen.
Na bestudering van de stukken in het dossier is ook het hof van oordeel dat er geen sprake is van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 365 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien de deken van de Orde van Advocaten geen ambtenaar is.
De uitnodiging van de deken voor een gesprek over de ingediende klacht van de 18 maart 2013 noch de dringende uitnodiging daartoe in de brief van 4 april 2013 is ook overigens op geen enkele wijze in verband te brengen met enig andere strafrechtelijke bepaling of (grond)wettelijke dan wel verdragsrechtelijke regel.
Ten overvloede merkt het hof op dat beklaagde geen misbruik heeft gemaakt van zijn gezag, omdat hij in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten is gehouden de klacht van de President van de rechtbank naar aanleiding van een door klager als advocaat geschreven brief, te onderzoeken en te beoordelen. Een uitnodiging voor een gesprek over de klacht doet daarbij recht aan het beginsel van hoor en wederhoor.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beklag
–met toepassing van artikel 12c van het Wetboek van Strafvordering- als kennelijk ongegrond moet worden aangemerkt.

7.De beslissing

Het hof:
Verklaart het beklag ongegrond.
Deze beschikking, waartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat, is gegeven op 8 september 2014 door mr. J.J.I. Verburg, voorzitter, mr. A.J.T.M. Franken-van Zinnicq Bergmann en N. Zandbergen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bakker-Otjens, griffier, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.