Tenslotte neemt belanghebbende het standpunt in dat de Heffingsambtenaar ten onrechte van de ene op de andere dag is overgegaan van het vrijstellen op het belasten van het parkeren met een gehandicaptenkaart op betaaldparkerenplaatsen. De Heffingsambtenaar had, aldus belanghebbende, haar (moeder) van tevoren van de wijziging van de regelgeving op de hoogte moeten stellen. Verder had de gemeente, voordat zij tot de onderhavige wijziging van regelgeving overging, ervoor moeten zorgen dat er voor gehandicapten in de hele stad voldoende algemene gehandicaptenparkeerplaatsen waren. Bij de eerste constatering van het door belanghebbende zonder betaling parkeren op een betaaldparkerenplaats van een auto waarin achter de voorruit een gehandicaptenparkeerkaart lag, had de Heffingsambtenaar in plaats van een naheffingsaanslag een waarschuwing aan belanghebbende moeten zenden.
Naar het oordeel van het Hof heeft de Heffingsambtenaar voorafgaande aan de wijziging van de regeling voor het parkeren met een gehandicaptenkaart, deze wijziging in voldoende mate onder de aandacht van de betrokkenen gebracht. Bij dit oordeel neemt het Hof in aanmerking dat, naar de Heffingsambtenaar niet, althans onvoldoende, weersproken heeft gesteld, voordat de nieuwe regeling inging, onder de ruitenwissers van auto's met een gehandicaptenkaart in Den Haag briefjes zijn gestopt met daarin een aankondiging van de nieuwe regeling, dat alle aan de Heffingsambtenaar bekende houders van een gehandicaptenparkeerkaart per brief op de hoogte zijn gesteld van de voorgenomen wijziging van de regelgeving en dat over de wijziging van de regelgeving vooraf is gesproken met belangengroepen van gehandicapten. Hieraan doet niet af dat het, naar de gemachtigde van belanghebbende ter zitting van het Hof heeft gesteld, in de hectiek van de verhuizing van de moeder van belanghebbende naar een verzorgingstehuis in de periode waarin de gemeente over de wijziging van de regelgeving heeft gecommuniceerd, heel goed mogelijk is dat (de moeder van) belanghebbende een brief van de gemeente over de wijziging van de regelgeving over het hoofd heeft gezien.
Het is niet aan de rechter om in een (hoger) beroepsprocedure betreffende een aan een belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen een oordeel te geven over het gemeentelijke beleid inzake het aanleggen en de spreiding van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen in de gemeente.
Dat de Heffingsambtenaar na de verstrekking van informatie aan de betrokkenen voorafgaande aan de wijziging van de regelgeving, geen aanleiding zag om bij de eerste constatering van het zonder betaling parkeren met een gehandicaptenparkeerkaart op een betaaldparkerenplaats, te volstaan met een waarschuwing, is naar het oordeel van het Hof niet onzorgvuldig, althans niet in die mate dat dit moet leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag.