ECLI:NL:GHDHA:2014:3650

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
14 november 2014
Zaaknummer
200.136.470/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Stollenwerck
  • A. Labohm
  • J. Kok
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een straatverbod in hoger beroep na bedreigende situatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarin een straatverbod is opgelegd aan de man. De man, appellant, is in hoger beroep gekomen van het vonnis van 2 oktober 2013, waarin de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor de vrouw, geïntimeerde. De man heeft drie grieven geformuleerd, die door de vrouw zijn bestreden. Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter als uitgangspunt genomen.

De man is het niet eens met het opgelegde straatverbod en vordert vernietiging van het vonnis van de rechtbank. Hij stelt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft vastgesteld dat hij WhatsApp-berichten met een dreigende inhoud naar de vrouw heeft gestuurd en dat er geen sprake is van mishandeling of onrechtmatige handelingen van zijn kant. De vrouw heeft echter aangifte gedaan van mishandeling en heeft voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die de bedreigende situatie onderbouwen.

Het hof overweegt dat een straatverbod alleen kan worden opgelegd als er uit alle feiten en omstandigheden blijkt dat er een bedreigende situatie is. Het hof is van oordeel dat de vrouw voldoende bewijs heeft geleverd van de bedreigende situatie, onder andere door het proces-verbaal van aangifte en de brief van de officier van justitie. Het hof maakt de gronden van de voorzieningenrechter tot de zijne en bekrachtigt het bestreden vonnis. De man wordt veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, die tot op heden zijn begroot op € 1.640,-. Het hof verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad en wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.

Uitspraak

GERECHTSHOF Den Haag

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.136.470/01
Zaak-rolnummer Rechtbank : C/10/432767/ KG ZA 13-946
arrest van 19 augustus 2014
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: voorheen mr. L. Yilgör te Dordrecht, thans mr. S. Imdahl te Dordrecht,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.T. van Loenen, te Den Haag.

1.Het geding

Bij exploot van 29 oktober 2013 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van
2 oktober 2013 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij memorie van grieven heeft appellant drie grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden.
Appellant heeft op 25 februari 2014 een akte genomen.
Geïntimeerde heeft op 25 maart 2014 een antwoordakte genomen.
Beide partijen hebben hun procesdossier aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.

2.Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. Door appellant wordt gevorderd: dat het dit hof behage voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van 2 oktober 2013 door de rechtbank Rotterdam gewezen tussen partijen, te vernietigen en alsnog af te wijzen datgene dat de vrouw heeft gevorderd, zulks met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties.
Kern van het geschil
3. De man is het niet eens met het door de voorzieningenrechter jegens hem opgelegde straatverbod.
4. Gezien de onderlinge samenhang van de grieven bespreekt het hof de grieven gezamenlijk.
5. Door de man wordt onder meer het navolgende aangevoerd:
  • ten onrechte heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de man heeft bevestigd dat hij WhatsApp-berichten naar de vrouw heeft verstuurd met een dreigende inhoud;
  • ten onrechte heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de man min of meer het voorval uit februari 2012, waarbij de politie betrokken is geweest en waarbij hem aansluitend een huisverbod is opgelegd, heeft bevestigd;
  • ten onrechte heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de vorderingen van de vrouw door de man zijn bevestigd, danwel onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken;
  • uit de stukken die de man in eerste aanleg heeft overgelegd, blijkt niet dat er sprake was van mishandeling of onrechtmatige handelingen van de man jegens de vrouw;
  • de mishandeling waar de vrouw zich in eerste aanleg op heeft beroepen betreft een andere situatie die totaal niets te maken heeft met de man en de vrouw;
  • indien de vrouw op basis van haar medische achtergrond blauwe plekken op haar lichaam verkrijgt, wil dit niet zeggen dat zij door de man is mishandeld;
  • de vrouw wordt omschreven als een pittige dame die zelf handtastelijk is en geen dame is die zich laat mishandelen;
  • het toewijzen van een straat- en contactverbod is een ernstige inbreuk op het grondrecht en de bewegingsvrijheid van de man.
6. Door de vrouw is tegen de grieven van de man gemotiveerd verweer gevoerd. Door de vrouw is onder meer aangevoerd:
  • niet uit het oog dient te worden verloren dat de vrouw meerdere jaren onder de invloedsfeer van de man heeft geleefd, waarbij door de man zowel verbale als fysieke mishandeling tegen de vrouw plaatsvond, waardoor zij een grote angst voor de man heeft ontwikkeld;
  • De WhatsApp-berichten van de man zijn wel bedreigend:
  • ter onderbouwing van haar stelling dat zij mishandeld is legt de vrouw een brief van het Openbaar Ministerie over;
  • er is niet sprake geweest van een vrijwillige samenwoning;
  • uit de stukken blijkt wel degelijk dat er sprake is geweest van mishandeling en onrechtmatige handelingen van de man jegens de vrouw;
  • de vrouw is meerdere malen in het ziekenhuis geweest vanwege de mishandelingen door de man, de vrouw heeft meerdere malen aangifte gedaan alsook meldingen bij de politie;
  • uit de stukken blijkt naar het oordeel van de vrouw dat er voldoende feiten en omstandigheden zijn waaruit blijkt dat de man de vrouw heeft mishandeld.
7. Het hof overweegt als volgt. Het hof is van oordeel dat een straatverbod slechts kan worden opgelegd wanneer uit alle feiten en omstandigheden volgt dat er sprake is van een bedreigende situatie. Het hof is met de voorzieningenrechter van oordeel dat de vrouw voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat er sprake is van een ernstig bedreigende situatie voor haar. Door de vrouw is aangifte gedaan van mishandeling bij de politie. Het hof verwijst naar het proces-verbaal van aangifte van 16 augustus 2013. Voorts verwijst het hof naar de brief van de officier van justitie van 27 november 2013 waarbij de officier van justitie aankondigt over te gaan tot vervolging van de man. In de visie van de officier van justitie zijn er derhalve voldoende bewijsmiddelen tegen de man aanwezig met betrekking tot de mishandeling van de vrouw. Het WhatsApp-bericht van de man aan de vrouw gericht:
“als geen antw geeft dan kom ik nu naar je huis en dat ga je niet leuk vinden”en de brief met de tekst:
“Ik zal jou vermoorden en daarna mij zelf;”acht het hof zeer bedreigend. Wat het hof eveneens ernstige zorgen baart is het feit dat de man geen enkel inzicht heeft in zijn eigen gedrag en niet in staat is om rust te creëren in het ernstige conflict dat partijen verdeeld houdt. Zolang de man geen inzicht heeft in zijn eigen handelen en zijn gedrag niet aanpast tegenover de vrouw is het straatverbod noodzakelijk ter bescherming van de vrouw. Het hof is van oordeel dat de voorzieningenrechter op goede gronden tot zijn oordeel is gekomen en maakt deze gronden tot de zijne.
Bewijsaanbod
8. Het hof gaat aan het bewijsaanbod van de man voorbij, nu de aard van de procedure in kort geding zich verzet tegen het horen van getuigen.
Proceskosten
9. Gezien het feit dat de man in het ongelijk wordt gesteld acht het hof mede bezien de aard van het geschil redelijk en billijk dat de man in de proceskosten wordt veroordeeld. Het is aan de man om rust te creëren en een einde te maken aan de zeer bedreigende situatie.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 2 oktober 2013 tussen de partijen gewezen;
veroordeelt de man in de proceskosten, aan de zijde van de vrouw tot op heden begroot op totaal € 1.640,-, welk bedrag is gespecificeerd als volgt:
- vastrecht € 299,-;
- salaris advocaat € 1.341,-
verklaart dit arrest is zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Stollenwerck, Labohm en Kok en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2014 in aanwezigheid van de griffier.