In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam van 11 september 2013 aangevochten, waarin zijn onderhoudsbijdrage aan de vrouw voor de kinderen was vastgesteld. De vrouw en de kinderen, vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben in incidenteel hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de man te veroordelen tot het betalen van een onderhoudsbijdrage. De man stelde dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden, omdat zijn ex-vrouw inmiddels opnieuw was gehuwd en haar nieuwe partner onderhoudsplichtig was geworden voor de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat deze wijziging van omstandigheden inderdaad van invloed was op de draagkracht van de man en de behoefte van de kinderen. Het hof heeft de ingangsdatum van de wijziging van de alimentatie vastgesteld op 1 juli 2012, omdat de man vanaf die datum onvoldoende draagkracht had om de alimentatie te voldoen. De behoefte van de kinderen is vastgesteld op € 250,- per maand per kind, en de man is verplicht om een bijdrage te leveren die is aangepast aan zijn draagkracht. Uiteindelijk heeft het hof de onderhoudsbijdrage voor de kinderen vastgesteld op € 80,- per maand per kind voor de periode van 1 juli 2012 tot 1 januari 2013, € 23,50 per maand per kind vanaf 1 januari 2013, en € 40,- per maand voor de jongmeerderjarige [verweerder] vanaf 1 september 2013. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.