Kinderalimentatie
5. De behoefte van de minderjarigen is tussen partijen niet in geschil en bedraagt in 2013 € 865,- per maand te verminderen met een kindgebondenbudget van € 129,-, hetgeen neerkomt op € 736,- per maand. In 2014 bedraagt de behoefte 873,- per maand te verminderen met een kindgebondenbudget van € 129,-, hetgeen neerkomt op € 744,- per maand.
6. Ter zitting hebben partijen ingestemd de draagkracht van de vader te berekenen aan de hand van de jaaropgave 2013. Het bruto jaarinkomen 2013 van de vader bedraagt € 51.771,-.
7. De vader stelt dat bij dit inkomen een bruto vergoeding premie prepensioen wordt opgeteld van € 615,25 per jaar en vervolgens netto wordt ingehouden. De rechtbank heeft hier ten onrechte geen rekening mee gehouden. Uitgaande van deze correctie bedraagt het netto besteedbaar inkomen van de vader over 2013 € 2.804,73 per maand, aldus de vader.
8. De moeder erkent het jaarinkomen over 2013, doch stelt dat de bruto vergoeding premie prepensioen niet is aan te merken als een ‘netto uitgave inkomensvoorzieningen’ en stelt dat hier geen rekening mee dient te worden gehouden. Dit geldt ook voor de ingehouden pensioenpremie van € 5.751,- per jaar. De moeder becijfert het netto besteedbaar inkomen van de vader over 2013 op € 2.856,25.
9. Het hof overweegt als volgt. De vader heeft gemotiveerd en deugdelijk met stukken onderbouwd op welke wijze rekening gehouden dient te worden met de premie prepensioen bij het bepalen van het inkomen van de vader. De vader heeft ter zitting verklaard dat het prepensioen onderdeel uitmaakt van zijn secundaire arbeidsvoorwaarden en een collectief karakter heeft. De vader is derhalve gehouden deel te nemen aan deze collectieve pensioenvoorziening en heeft hierin aldus geen keuzevrijheid. Bij de berekening van de draagkracht zal het hof derhalve uitgaan van het door de vader becijferde netto besteedbaar inkomen van € 2.804,73 per maand.
10. De vader stelt de volgende (woon)lasten:
- een bijdrage in de kosten van de hypothecaire geldlening voor de echtelijke woning van € 750,- per maand;
- een aan de hypothecaire geldlening verbonden polis bij [bank], waarvan de premie € 68,- per maand bedraagt;
- gemiddeld € 30,- per maand aan gemeentelijke heffingen ten behoeve van de echtelijke woning;
- een huurlast ten behoeve van woning van de vader van € 664,- per maand, te vermeerderen met de algemene servicekosten van € 50,- per maand. Per 1 juli 2014 bedraagt de kale huur € 743,71 per maand.
11. De moeder heeft ter zitting de door de vader opgevoerde lasten erkend en haar verweer, zoals opgenomen in haar verweerschrift, ingetrokken. Wel heeft de moeder verweer gevoerd tegen de door de vader gestelde huurverhoging per 1 juli 2014. De moeder stelt dat geen rekening kan worden gehouden met deze verhoging nu deze pas voor het eerst in hoger beroep wordt aangevoerd. Het hof zal conform de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad wel rekening houden met de huurverhoging nu bij de berekening van draagkracht rekening moet worden gehouden met de actuele stand van zaken.
12. Tussen partijen is in geschil op welke wijze de woonlasten van de vader en de lasten die hij in verband met de (voormalige) echtelijke woning voor zijn rekening neemt dienen te worden betrokken in de draagkrachtberekening. Hoewel de moeder de lasten erkent, stelt zij dat geen rekening dient te worden gehouden met aanvullende lasten hoger dan 30% van het netto besteedbaar inkomen van de vader. Al het meerdere dient de vader uit zijn vrije ruimte te voldoen.
13. De vader heeft hier verweer tegen gevoerd en stelt dat gedurende de periode dat de vader een bijdrage levert aan de lasten van de echtelijke woning rekening dient te worden met deze aanvullende lasten. Het verhogen van het draagkrachtloos inkomen met deze lasten is in overeenstemming met de richtlijnen, zoals opgenomen in het Tremarapport, nu sprake is van extra lasten in verband met de voormalige eigen woning die niet door de onderhoudsplichtige wordt bewoond.
14. Het hof overweegt als volgt. Het hof zal rekening houden met de door de vader gestelde aanvullende last, nu deze verband houden met de voormalige echtelijke woning, die nog door de moeder en de kinderen wordt bewoond. Dit leidt tot de volgende berekening. De totale door de vader gestelde last bedraagt € 1.562,- per maand en met ingang van 1 juli 2014 € 1.641,- per maand. De woonlast, berekend conform de richtlijn, bedraagt 30% van € 2.804,73 hetgeen neerkomt op € 841,- per maand. Het hof zal aldus rekening houden met een aanvullende last van € 721,- per maand ( € 1.562,- -/- € 841,-) en met ingang van 1 juli 2014 van € 800,- per maand ( € 1.641,- -/- € 841,-).
15. Het vorenstaande leidt - uitgaande van de fiscaliteiten en toepasselijke bijstandsnorm van respectievelijk 2013 en 2014 - tot de volgende draagkracht:
Periode 1 (26 augustus 2013 – 1 januari 2014):
16. Het netto besteedbaar inkomen van € 2.804,- per maand dient te worden verminderd met de forfaitaire woonlast van € 841,- per maand en een aanvullende last van € 721,- alsmede een bedrag van € 850,- voor de kosten van levensonderhoud, hetgeen neerkomt op een draagkrachtruimte van € 392,-. Het hof acht daarvan 70% beschikbaar voor kinderalimentatie, hetgeen neerkomt op een draagkracht van € 274,- per maand te vermeerderen met het fiscaal voordeel van € 91,- per maand.
Periode 2 (1 januari 2014 - 1 juli 2014):
17. Het netto besteedbaar inkomen van € 2.804,- per maand dient te worden verminderd met de forfaitaire woonlast van € 841,- per maand en een aanvullende last van € 721,- alsmede een bedrag van € 860,- voor de kosten van levensonderhoud, hetgeen neerkomt op een draagkrachtruimte van € 382,-. Het hof acht daarvan 70% beschikbaar voor kinderalimentatie, hetgeen neerkomt op een draagkracht van € 267,- per maand te vermeerderen met het fiscaal voordeel van € 63,- per maand.
Periode 3 (vanaf 1 juli 2014 – verkoop en levering echtelijke woning):
18. Het netto besteedbaar inkomen van € 2.804,- per maand dient te worden verminderd met de forfaitaire woonlast van € 841,- per maand en een aanvullende last van € 800,- alsmede een bedrag van € 860,- voor de kosten van levensonderhoud, hetgeen neerkomt op een draagkrachtruimte van € 303,-. Het hof acht daarvan 70% beschikbaar voor kinderalimentatie, hetgeen neerkomt op een draagkracht van € 212,- per maand te vermeerderen met het fiscaal voordeel van € 63,- per maand.
Periode 4 (vanaf verkoop en levering echtelijke woning):
19. Het netto besteedbaar inkomen van € 2.804,- per maand dient te worden verminderd met de forfaitaire woonlast van € 841,- per maand alsmede een bedrag van € 860,- voor de kosten van levensonderhoud, hetgeen neerkomt op een draagkrachtruimte van € 1.103,-. Het hof acht daarvan 70% beschikbaar voor kinderalimentatie, hetgeen neerkomt op een draagkracht van € 772,- per maand te vermeerderen met het fiscaal voordeel van € 63,- per maand voor zover de verkoop van de echtelijke woning nog plaatsvindt in 2014. Met ingang van 1 januari 2015 komt het fiscaal voordeel bij betaling van kinderalimentatie te vervallen.
Verdeling kosten kinderen
20. Tussen partijen staat onbestreden vast dat de moeder geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
21. Tussen partijen is in geschil of al dan niet rekening dient te worden gehouden met de door de rechtbank gehanteerde zorgkorting van 15%. De moeder stelt dat er geen feitelijke omgang tussen de vader en de minderjarigen plaatsvindt en er derhalve geen rekening dient te worden gehouden met de zorgkorting.
22. Het hof zal ondanks het verweer van de moeder rekening houden met een zorgkorting en overweegt hiertoe als volgt. De vader heeft ter zitting verklaard heel graag de eerder vastgestelde zorgregeling met de minderjarigen na te komen. Door de vader is gesteld dat de moeder de omgang tussen de vader en de minderjarigen in de weg staat. De moeder heeft dit onvoldoende gemotiveerd bestreden. Hoewel het contact moeizaam verloopt, probeert de vader het contact tussen hem en de minderjarigen te herstellen. Nu eerder wel sprake was van omgang en van contra-indicaties niet is gebleken, gaat het hof gaat er vanuit dat de omgangsregeling zal worden hervat. Er zal dan ook rekening worden gehouden met een zorgkorting. De zorgkorting bedraagt in 2013 15% van € 736,-, hetgeen neerkomt op € 110,- per maand. In 2014 bedraagt de zorgkorting 15% van € 744,-, hetgeen neerkomt op € 112,- per maand. Gelet op het feit dat de draagkracht van de vader tot ‘periode 4’ ontoereikend is om zijn aandeel in de kosten van de kinderen te voldoen, zal tot het moment van verkoop van de echtelijke woning geen rekening worden gehouden met de zorgkorting. Na verkoop van de echtelijke woning kan daar wel rekening mee worden gehouden, gezien de vermoedelijke draagkracht vanaf dat moment.
23. Het vorenstaande leidt tot de volgende door de vader te betalen kinderalimentatie:
- over de periode van 26 augustus 2013 tot 1 januari 2014: € 182,50 per maand per kind;
- over de periode van 1 januari 2014 tot 1 juli 2014: € 168,95 per maand per kind. Hoewel het hof de kinderalimentatie becijfert op € 165,- per maand, heeft de vader aangeboden een bedrag van € 168,95 te betalen, zodat het hof dienovereenkomstig zal beslissen;
- over de periode vanaf 1 juli 2014 tot aan de datum van de verkoop en levering van de echtelijke woning: € 138,- per maand per kind.
Hoewel de vader in zijn schriftelijke petitum geen knip heeft gemaakt in de periode vanaf 1 januari 2014 tot aan de verkoop van de echtelijke woning, zijn de hogere huurlasten per 1 juli 2014 wel onderdeel van het geschil tussen partijen geweest en zal het hof, ondanks het schriftelijke petitum van de vader wel rekening houden met deze omstandigheid.
- vanaf de datum verkoop en levering van de echtelijke woning stelt het hof de door de vader te betalen kinderalimentatie vast op € 316,- per kind per maand (behoefte van € 744,- te verminderen met de zorgkorting van € 112,-).