ECLI:NL:GHDHA:2014:3757

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
24 november 2014
Zaaknummer
22-001177-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met dodelijke afloop

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die als bestuurster van een auto onder invloed van alcohol een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met 885 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht slingerend over de weg en kwam op de verkeerde weghelft terecht, waar zij een motorrijder aanreed. De motorrijder, een jonge man, overleed als gevolg van het ongeval. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 5 jaar. De zaak is eerder behandeld in eerste aanleg en in hoger beroep, waarbij de Hoge Raad de zaak terugverwees naar het hof voor herbeoordeling van de strafoplegging. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder haar schuldbesef en het feit dat zij sinds het ongeval geen alcohol meer heeft genuttigd. Ondanks deze omstandigheden oordeelde het hof dat een aanzienlijke gevangenisstraf gerechtvaardigd was, gezien de impact van het ongeval op de nabestaanden en de verkeersveiligheid. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan de ten laste gelegde feiten en haar strafbaar verklaarde.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001177-14
Parketnummer: 09-607988-10
Datum uitspraak: 21 november 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 september 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1945,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 november 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals nader in het vonnis waarvan beroep beslist. Voorts is aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep is de verdachte door dit hof bij arrest d.d. 27 juni 2012 ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, alsmede ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaren ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
De verdachte heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft hierop bij arrest d.d. 18 februari 2014 het bestreden arrest d.d. 27 juni 2012 vernietigd wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde en de strafoplegging en de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Den Haag opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van de zaak
Gelet op voormelde procesgang is met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 18 februari 2014 de zaak aan het oordeel van het hof onderworpen voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde en de strafoplegging.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
zij op of omstreeks 01 oktober 2010 als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Nieuwveenseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elke geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend als volgt te handelen: -zij, verdachte, heeft gereden terwijl zij onder invloed van alcoholhoudende drank was (885 microgram per liter uitgeademde lucht) en aldus verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of - zij, verdachte, heeft onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie en/of de verkeersveiligheid ter plaatse, immers heeft zij slingerend over de weg gereden en/of niet voldoende rechts gehouden, althans niet adequaat gereageerd, waardoor zij op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en/of - (vervolgens) heeft zij, verdachte, een haar op de Nieuwveenseweg tegemoetkomende motorrijder niet (tijdig) gezien, waardoor die motorrijder een noodremming heeft moeten inzetten, althans (zeer) krachtig heeft moeten remmen en/of - is zij, verdachte met de door haar bestuurde personenauto tegen die motorrijder gebotst, waardoor die motorrijder (genaamd [slachtoffer]) werd gedood, terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij op
of omstreeks01 oktober 2010 als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Nieuweveenseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door
roekeloos, in elke geval zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig en
/ofonoplettend als volgt te handelen:
-zij, verdachte, heeft gereden terwijl zij onder invloed van alcoholhoudende drank was (885 microgram per liter uitgeademde lucht) en aldus verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en
/of
- zij, verdachte, heeft onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie en
/ofde verkeersveiligheid ter plaatse, immers heeft zij slingerend over de weg gereden en
/ofniet voldoende rechts gehouden,
althans niet adequaat gereageerd,waardoor zij op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en
/of-
(vervolgens
)heeft zij, verdachte, een haar op de Nieuwveenseweg tegemoetkomende motorrijder niet (tijdig) gezien, waardoor die motorrijder een noodremming heeft moeten inzetten,
althans (zeer) krachtig heeft moeten remmenen
/of
- is zij, verdachte met de door haar bestuurde personenauto tegen die motorrijder gebotst, waardoor die motorrijder (genaamd [slachtoffer]) werd gedood, terwijl zij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste oftweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze wet.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de volledige proeftijd onder toezicht van Reclassering Nederland stelt en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is als bestuurster van een auto, terwijl zij onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol, te weten 885 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, verkeerde, slingerend over de weg gereden en is na het nemen van een rotonde op de voor haar verkeerde weghelft terechtgekomen. Op deze weghelft reed het slachtoffer op de motor. Het slachtoffer heeft een noodremming ingezet, maar kon daarmee niet voorkomen dat de verdachte met haar auto tegen zijn motor is gebotst. Het slachtoffer - een betrekkelijk jonge man in de bloei van zijn leven - is ten gevolge van het ongeval om het leven gekomen. De verdachte heeft door op de bewezen verklaarde wijze te handelen aan de nabestaanden van het slachtoffer groot en onherstelbaar leed toegebracht, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaringen. De verdachte heeft haar verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer volstrekt miskend en dat rekent het hof de verdachte dan ook aan.
De verdachte is een thans 69-jarige vrouw, met een blanco strafblad. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat bij haar sprake is van een groot schuldbesef. Zij heeft aangegeven dagelijks met de gevolgen van haar handelen geconfronteerd te worden en daaronder gebukt te gaan. Voorts heeft zij verklaard dat zij sinds het verkeersongeval – onder meer met behulp van een behandeling bij De Wit Consultancy - geen druppel alcohol meer heeft genuttigd. Ook heeft zij geen auto meer bestuurd en gebruikt zij tegenwoordig alleen nog het openbaar vervoer om naar haar werk en andere afspraken te gaan.
Het hof zal, gezien deze omstandigheden, een lagere straf opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Desalniettemin is het hof van oordeel dat alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur recht doet aan de ernst van het onderhavige feit en dat niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zoals door de raadsman is betoogd.
Het hof acht – alles overwegende – een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarnaast is het hof van oordeel dat, vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid, voor het onder 1 bewezen verklaarde een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur evenzeer een passende en geboden strafrechtelijke reactie vormt.
Het hof zal het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte voor het thans onder 1 bewezenverklaarde en het bij arrest van dit hof d.d. 27 juni 2012 onder 2 bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 voor het tijdstip waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. J.W. Klein Wolterink en mr. J.C.F. van Gelder, in bijzijn van de griffier mr. E. van Doren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 november 2014.
Mr. J.C.F. van Gelder is buiten staat dit arrest te ondertekenen.