Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
6 juni 2014 van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag.
- op 11 september 2014 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 28 oktober 2014 een faxbericht met bijlagen.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van bewindvoerders tegen een beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, waarin een verzoek tot machtiging voor het doen van schenkingen werd afgewezen. De bewindvoerders, die ook de ouders zijn van de neef en nicht van de rechthebbende, verzochten het hof om hen de machtiging te verlenen om een schenking van € 50.000,- aan elk van de twee kinderen te doen. De rechthebbende, een 91-jarige vrouw die wilsonbekwaam is, beschikt over voldoende vermogen om in haar levensonderhoud te voorzien. De bewindvoerders voerden aan dat de rechthebbende in het verleden een schenkingstraditie had, maar het hof oordeelde dat deze traditie onvoldoende was aangetoond.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De kantonrechter had eerder al bepaald dat de bewindvoerders geen machtiging konden krijgen voor de schenkingen, omdat er geen duidelijke schenkingstraditie was aangetoond. Het hof sluit zich aan bij deze beoordeling en benadrukt dat schenkingen in beginsel niet zijn toegestaan als het liquide vermogen van de rechthebbende door de schenking onder de € 30.000,- zou komen. De bewindvoerders konden niet aantonen dat de schenkingen in het belang van de rechthebbende zouden zijn of dat deze haar leefomgeving zouden verbeteren.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarmee het verzoek van de bewindvoerders werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de rechters Husson, Obbink-Reijngoud en Van Veen, en is openbaar uitgesproken op 12 november 2014.